Bruce Liu speelt met verfijning
Gehoord: Concertgebouw, Grote Zaal, 1 december 2024
Door Willem Boone
Raffinement
Er zijn van die stukken waarbij het lijkt alsof alle pianisten ze ineens spelen, zoals De Jaargetlijden opus 37b van Tsjaikovski. Het zijn aardige, soms wat bleke salonstukjes die een gevorderd amateur kan spelen. Hier en daar is de invloed van Schumann hoorbaar, vooral in de wat meer poëtische delen. De jonge Frans-Chinese pianist Bruce Liu had er goed aangedaan om de cyclus in twee delen op te knippen, want de twaalf stukken achter elkaar beluisteren is een behoorlijke zit. Nu opende hij met de eerste zes delen en direct na aanvang trof de rust die hij uitstraalde. Dat gold niet alleen voor zijn tempi, maar ook voor de manier waarop hij aan de vleugel zat: op een gewone stoel en zonder storende gebaren. Als er een woord op deze pianist van toepassing is, dan is het ‘raffinement’. Alles wat hij doet getuigt van raffinement: zijn frasering, zijn fijnzinnige toucher en zijn dynamiek. Daarnaast heeft hij een opvallend ‘efficiënte’ techniek, waarmee hij alles kan, maar deze vestigt nooit de aandacht op zichzelf. Je zou hem een ‘serieuze’ pianist kunnen noemen, iemand die zich zoals het hoort dienstbaar opstelt en de muziek voor zich laat spreken. Daarmee gaf hij deze stukjes meer soortelijk gewicht dan ze eigenlijk bevatten.
Organisch
Interessant is zijn vermogen om een verandering qua tempo binnen een stuk te spelen alsof hem ineens iets invalt, terwijl wat hij doet toch steeds organisch overkomt. Jammer genoeg was er weer eens een bijna onvermijdelijke programmawijziging: het bijna onspeelbaar moeilijke Scherzo uit Midzomernachtsdroom van Mendelssohn in de bewerking van Rachmaninoff werd vervangen door de Dans van de zwanen, eveneens van Tsjaikovski in de bewerking van Earl Wild. Het was vooral jammer, omdat Liu met zijn fijnzinnige techniek de aangewezen persoon geweest zou zijn om dit luchtige Scherzo uit de toetsen te toveren. Bovendien is het muziek waar je altijd blij van wordt en qua thematiek paste het natuurlijk goed na de maand Juni uit de Jaargetijden. De Dans van de zwanen werd echter niet minder prachtig gespeeld, al leek het door de korte duur niet meer dan een zucht. De Vierde Sonate van Scriabin sloot hierbij mooi aan door het ijle karakter waarmee het eerste deel begint. De pianist stond zijn mannetje in het snelle tweede deel, waarvan hij het karakter heel goed trof. Hij weet wat hij doet en ook in frenetieke passages vervolgt hij onverstoorbaar zijn weg zonder zich te verliezen in opgewonden spel.
Zacht deinende december
Na de pauze klonken allereerst de zes resterende delen uit de cyclus van Tsjaikofski. Ik hoorde deze een paar maanden geleden hartverscheurend mooi spelen door Boris Fedorov, maar Liu bewees dat hij minstens zoveel affiniteit met Russische muziek in een overigens geheel Russisch programma had. Daar waar nodig speelde hij in deze salonstukjes ook fortissimo’s, zoals aan het eind van het Schumanneske Augustus, dat zo weggelopen uit de Fantasiestücke van deze componist had kunnen zijn. Oktober is misschien wel het bekendste en het meest poëtische deel en daar leek de pianist in alle rust zijn gevoelens aan de piano toe te vertrouwen. Fraai was ook het zacht deinende ritme waarmee December inzette.
Prokofiev
Hij sloot zijn recital af met de Zevende sonate van Prokofiev. Ik zag microfoons hangen en het is te hopen dat dit recital inderdaad opgenomen is. Het zou de moeite waard zijn om zeker deze Prokofiev nog eens na te luisteren. Liu speelde de sonate op een manier waarop je het niet vaak hoort: opnieuw verbond hij natuurlijke virtuositeit met raffinement. Aan het begin van het Allegro inquieto waren er momenten van lyriek en zelfs kwetsbaarheid. De hele avond al, maar zeker in deze sonate viel zijn aanslagbeheersing op: er was nooit sprake van een agressief toucher. Ondertussen smeulde er van alles onder de oppervlakte, wat zijn vertolking bepaald spannend maakte. In het Andante caloroso speelde hij wederom met verfijning, maar ook met gevoel voor het desolate karakter van de muziek, zoals in de pianissimo’s aan het eind. Ik ben altijd benieuwd hoe pianisten het laatste deel, Precipitato, spelen. De kunst is om daar een constant tempo te kiezen, zonder dat het ontaardt in een agressieve, opgewonden toccata. Gelukkig trapte Liu niet in die valkuil: hij speelde het gehele deel in een constant tempo en legde direct aan het begin de nadruk op het obstinate motief in de linkerhand. Het venijn zat duidelijk in de staart, want daar ontwikkelde hij alsnog een kapitaal forte. Het is typisch zo’n stuk waarbij een staande ovatie gegarandeerd is en dat was in het geval van Liu. verdiend.
Toegiften
De pianist kwam aan een wens van mij tegemoet, namelijk door Chopin te spelen. Al luisterend was ik natuurlijk benieuwd of hij ‘terecht’ de winnaar van het Chopin-concours in 2021 was. Dat bevestigde hij direct met zijn eerste toegift: de Mazurka in cis, pus 63 nr 3. Zijn spel klonk daar natuurlijk, met een gevoelig toucher. Heel mooi was ook de tweede toegift, de bekende Fantasie-impromptu van Chopin. Hij liet de vleugel als een harp klinken en raffelde het stuk gelukkig niet af, zoals je soms hoort. Daarna had hij kennelijk de smaak te pakken en speelde hij met jaloersmakend gemakt La Campanella van Liszt, wat natuurlijk net als bij de sonate van Prokofiev goed was voor een staande ovatie. Die onderbrak hij al snel voor – naar later bleek – een laatste toegift: het goed gekozen eerste deeltje, Von fremden Ländern und Menschen uit de Kinderszenen van Schumann. Dit contrasteerde sterk met de virtuositeit van Liszt en zo maakte de pianist duidelijk dat hij beide kanten beheerst. Liu is een pianist die ik graag weer wil horen, om het even in welk repertoire. Na afloop hoorde ik zeggen dat het ‘allemaal misschien wel wat te verfijnd was’ en dat ‘de Russische ziel ontbrak in dit geheel Russische programma’. Mogelijk, maar juist omdat je niet vaak bij een jonge pianist zo’n verfijning aantreft, wist hij mij constant te boeien!
Willem Boone
Info: