De onnavolgbare zoektocht van Ivo Pogorelich

Grote Pianisten: Ivo Pogorelich, piano. Werken van Mozart, Beethoven en Chopin. Gehoord: 26 oktober 2025, Concertgebouw, Grote Zaal, Amsterdam
Door Peter Schlamilch
Vooropgesteld: ook volgens mij hoort Ivo Pogorelich tot de familie van de zogenoemde ‘Grote Pianisten’, vanwege zijn verdiensten in het verleden en zijn statuur in de klassieke muziekwereld – de legendarische Kroatische pianist staat er bekend als een van de meest markante en controversiële figuren en gold bij zijn doorbraak als een icoon van het hedendaagse pianospel, niet alleen vanwege zijn ravissante uiterlijk maar vooral om zijn unieke, vaak onconventionele interpretaties die van meet af aan zowel bewondering als felle kritiek opriepen.

Ontdekken van schatten
Hij trouwde met zijn leermeesteres Alisa Kezeradze, die in 1996 overleed, waarop Pogorelich zich enige tijd terugtrok uit de schijnwerpers. Haar dood leidde tot een periode van rouw waarin hij de piano vermeed; hij beschreef in interviews hoe herinneringen hem overweldigden ‘als de Niagara-watervallen’. Dit resulteerde in minder concerten in de late jaren negentig, maar versterkte volgens sommigen zijn introspectieve speelstijl. Van klavier-popster naar kwetsbare pianomonnik, het kan verkeren – lees hierover meer in het veelzeggende artikel op de website van De Nieuwe Muze in 2024, waar bijvoorbeeld staat te lezen: ‘Telkens weer heeft hij in interviews benadrukt dat musiceren voor hem geen entertainment maar ‘heel hard werken’ is, dat ‘alles afhangt van goede leermeesters’ en het hem te doen is om ‘het ontdekken van de schatten die verborgen liggen in de partituur’, die als een ‘dood boek’ in de kast staat totdat een musicus alle noten die erin staan weer tot leven wekt.’
Objectief
‘Michelangelo zei dat het maken van sculpturen de figuur in de steen bevrijdt’, gaat de meester verder. ‘Hij kreeg een blok marmer en alleen hij zag die figuur. En daarna verwijderde hij de rest van de steen, waardoor zijn visie binnenin achterbleef. Stel je voor hoe moeilijk dat is. Ik hoef niet half zoveel te doen, omdat muziekstukken door anderen zijn geschreven. Maar wat ik moet doen, is recht doen aan componisten. Ik moet respectvol zijn voor hen. En om respectvol te zijn, moet ik deze gouden lijn vinden. Ga naar binnen, probeer hun inspiratie aan te raken. En interpreteer het dan op de piano. Dus moet ik op veel manieren constant mijn emoties uitdagen die uit die muziek kunnen komen en tijdens dat proces mijn interpretatie bevrijden van mijn persoonlijke sensaties over de werken. Zo word ik objectief.’

Technisch uiterst begaafd
Juist die zoektocht naar objectiviteit werd hem fataal tijdens het recital van afgelopen zondag, omdat die te goed slaagde: het gehele recital bleef te analytisch en onderkoeld, en leed ook onder het gebrek aan contact met het publiek. Pogorelich onderneemt zijn – uiterst integere – queeste helemaal alleen, het publiek lijkt hem nauwelijks op te vallen: zo begint hij rustig met een nieuw werk als de toeschouwers nog aan het hoesten zijn, en ook verder maakt hij nauwelijks contact. Hij speelt alles van blad, zelfs de toegift, alsof je naar een studeerkamergeleerde zit te luisteren in plaats van een groot pianovirtuoos. Want dat Pogorelich nog steeds technisch uiterst begaafd is, staat buiten kijf – daar doen de kleine misslagen niet aan af. De rommeligheid in sommige passages is omdat hij ze zo rommelig wíl, en of de toehoorders ze daardoor lastiger kunnen volgen deert hem niet.

Retorica en de agogiek
Veel is ook perfect aan zijn spel: de complete gelijkheid van de akkoorden (kom daar nog maar eens om), en de perfecte balans – niet alleen tussen beide handen, maar ook tussen de afzonderlijke stemmen en zelfs alle vingers. De klankschoonheid is bij vlagen subliem en het toucher soms adembenemend. Maar klonken de drie Mozartstukken nu eigenlijk als Mozart? Nee, ze leken meer op een soort Schubert, wat je als eigenzinnig pianist best zo mag interpreteren (liever niet, natuurlijk), maar waar waren de frasering en de speelsheid van Mozart gebleven, en zijn constante verrassingen en dynamische contrasten? Niet gehoord, waardoor het resultaat een beetje langdradig werd. Ook klonken de Fantasieën KV 475 en 397 helemaal niet als ter plekke ontstaand, improviserend gemijmer aan de piano, maar als schoolse studieobjecten die op de snijtafel belandden, waardoor vooral de retorica en de agogiek (niet alle noten zijn even belangrijk) het onderspit delfden.

Poëtisch en boeiend
Beethovens Pianosonate Nr. 23 (‘Pathétique’) werd op geen enkel moment pathetisch of meeslepend, maar kabbelde gemoedelijk voort in een – inderdaad – wat ‘objectieve’ lezing, terwijl de componist op het moment van schrijven, tussen 1804 en 1806, zich toch in een turbulente fase van zijn leven bevond, wanhopig over zijn toenemende doofheid en in steeds grotere sociale isolatie en emotionele onrust terechtkomend. Van deze innerlijke strijd weerspiegelde zich weinig in Pogorelich’ lezing, hoewel het middendeel tot de meest geslaagde van de avond behoorde: poëtisch en boeiend, hoewel ook hier vaak net te afstandelijk en introvert. Het laatste deel explodeerde te weinig om het verhaal overtuigend te kunnen afronden.
Laboratorium
Chopins Mazurka’s waren soms meesterlijk parelend en beeldschoon qua klankvorming, maar elk muziekstuk vertelt ook een verhaal, en dat miste ik node: waar gaan we heen, waar zit de climax en ronden we het af? Elke vorm van opbouw leek te ontbreken, of ik moet die hebben gemist. Het mooiste was nog de toegift, ook weer van blad, maar de kleuren in Sibelius waren opeens adembenemend, de voordracht poëtisch en het spelplezier weer helemaal op peil – misschien voelde de grote meester zich bevrijd van de last om de grote componisten Mozart, Beethoven en Chopin te moeten duiden, doorgronden en bloot te leggen? Wie zal het zeggen? Pogorelich is en blijft een meester, maar een concertzaal is geen laboratorium.
Peter Schlamilch
Info: