Ivo Pogorelich intrigerend en problematisch

Gehoord: 22 september 2024, Concertgebouw, Amsterdam

Door Wenneke Savenije

 

Intelligent en eenzaam

In 2016 had ik het genoegen Ivo Pogorelich (1958), die in de jaren ’80 doorging voor de ‘Mick Jagger’ onder de grote pianisten, te interviewen in Muziekcentrum Eindhoven. ‘O komt u voor die zwerver?’, zei de portier laatdunkend. Hij stuurde me naar het podium, waar een wonderlijk uitgedoste Pogorelich met bergschoenen aan en een folkloristische wollen muts op zijn kaalgeschoren hoofd achter de vleugel zat in te spelen. Hij hoorde mijn voetstappen en keek me, enigszins verstoord, aan met zijn heldere lichtgroene ogen, die tegelijkertijd intelligentie, overgevoeligheid en eenzaamheid uitstraalden. De aanleiding voor het gesprek was zijn cd’loze streaming van Beethovens Pianosonates nr. 22 en nr. 24 voor het ‘Online-Klassik-Musikportal’ Idagio.  ‘Ik heb er 18 jaar over gedaan om een nieuwe opname te maken’, zei de Kroatische pianist met een bescheiden glimlach. ‘Net zoveel tijd als een baby nodig heeft om meerderjarig te worden.’

 

 

Verrassend mooie Beethoven

Pogorelich was op dat moment nog een voorstander van kwalitatief hoogwaardige streaming: ‘Om de jongeren te kunnen bereiken moeten we gebruik maken van de platforms die zij gebruiken’. Inmiddels moet hij al niets meer van streaming hebben, maar het resultaat was destijds niet slecht. Ik oordeelde: ‘De klankkwaliteit van zijn streamings-debuut blijkt bij beluistering kristalhelder en komt zo direct en natuurlijk over, dat het wel lijkt alsof de pianist in je eigen huiskamer Beethoven zit te spelen. Nog belangrijker is de verrassende muzikale kwaliteit van dit nieuwe Beethoven & Pogorelich-document. Alle bezwaren tegen de extreme interpretaties van Pogorelich – die na de tragische dood van zijn 21 jaar oudere vrouw en belangrijkste lerares Aliza Kezeradze in 1996 een aantal jaren zweeg, sieraden ging ontwerpen, Spaans leerde, gedichten schreef en bij zijn terugkeer op de concertpodia zo excentriek ging spelen dat hij zijn publiek en de critici doorgaans tot wanhoop drijft – verdwijnen als sneeuw voor de zon in de transparant resonerende stralenpracht van deze nieuwe ‘opname’. Pogorelich manifesteert zich op Idagio nog altijd eigenzinnig en soms tegendraads, maar zijn fascinerende Beethoven klinkt desondanks ook uitgebalanceerd en coherent, de tempi en rubati zijn geloofwaardig, de dynamiek is contrastrijk zonder fortes die pijn doen aan je oren, muzikale lijnen stromen door in plaats van te stagneren en de klankschoonheid is op veel momenten van een buitengewoon hoge kwaliteit. Alsof Idagio erin geslaagd is de getergde pianist het vertrouwen te schenken en de veiligheid te bieden om in de studio optimaal te kunnen experimenteren met zijn ‘deconstructies’, zonder al bij voorbaat geblokkeerd te raken door de vernietigende kritiek waaraan hij de laatste jaren bloot staat.’

 

 

Wonderlijke levensloop

Want het zal je maar gebeuren. Eerst word je wereldwijd tot pianoheld verklaard, dan raak je door ziekte en persoonlijke problemen na zestien jaar succes op een zijspoor, daarna vat je de moed op om toch weer concerten te gaan geven en vervolgens sabelt iedereen met genadeloos genoegen je kop als voormalige ster eraf. De komeet van Pogorelich schoot omhoog, toen hij het Chopin Concours in 1980 niet won en een opgewonden Martha Argerich, Nikita Magaloff en andere opstandige juryleden opstapten omdat zo’n geniaal pianotalent als Pogorelich tenminste in de finale had moeten komen. Vladimir Horowitz verklaarde nadat hij Pogorelich had horen spelen: ‘Nu kan ik eindelijk rustig doodgaan.’ Deutsche Grammophon rook meteen geld en dook er sensatiebelust bovenop. Dat was slim, want met de veertien cd’s van de destijds beeldschone en revolutionair goed pianospelende Pogorelich, die werd gelanceerd als het tegendraadse ‘pop-idool’ onder de klassieke meesterpianisten, doet Deutsche Grammophon nu nog altijd goede zaken.

 

 

Weldoener

Pogorelich, geboren in Belgrado als zoon van een Kroatische contrabassist en een Servische moeder, bleek tijdens zijn gouden jaren allesbehalve een egocentrische user. Met het vele geld dat hij verdiende ondersteunde hij een ziekenhuis voor moeders en kinderen in Sarajevo, hij hielp het Rode Kruis bij de wederopbouw van kapotgeschoten gebouwen, hij richtte een idealistisch concours voor volwassen pianisten op in Pasadena, hielp jonge musici op weg in zijn Pogorelich Festival in Bad Wörishofen en ondersteunde de strijd tegen ziektes als kanker en multiple sclerosis. In 1988 werd hij benoemd tot Goodwill Ambassador van UNESCO. Dat Pogorelich van nature een zachtmoedige en sociale inborst heeft, is duidelijk. Maar de pijn van het vele leed dat hem is overkomen, is zichtbaar in zijn schuwe oogopslag. Zijn manier van praten is vriendelijk en heel intelligent, maar getuigt ook van een buitengewone kwetsbaarheid, die verergerd lijkt te zijn door de eenzaamheid en het onbegrip waardoor hij al jaren wordt omringd. Immers, de eens zo heiligverklaarde Pogorelich wordt nu bij voorkeur afgeschilderd als de onevenwichtige dorpsgek onder de grote pianisten. Zijn muzikale zoektocht wordt niet begrepen, zijn intenties worden niet gehoord, zijn integere bedoelingen worden al bij voorbaat en masse geperverteerd. Had ie destijds maar niet zo beroemd moeten worden, had ie maar niet zo ijdel en zo arrogant moeten zijn…

 

 

Integer en authentiek

Dat is dubbel kwetsend voor Pogorelich, omdat hij deep down nooit uit is geweest op zijn flamboyante sterrenstatus. Hij heeft er hooguit een beetje mee gekoketteerd. Telkens weer heeft hij al vanaf 1980 in interviews benadrukt, dat musiceren voor hem geen entertainment maar ‘heel hard werken’ is, dat ‘alles afhangt van goede leermeesters’ en dat het hem te doen is om ‘het ontdekken van de schatten die verborgen liggen in de partituur’, die als een ‘dood boek’ in de kast staat totdat een musicus alle noten die erin staan weer tot leven wekt. In die levenslange zoektocht naar waarheid en echtheid is Pogorelich volstrekt integer en authentiek. Hij wil niet chocqueren, maar structuren blootleggen. Hij wil de schoonheid die in de muziek verborgen ligt op meer eigentijdse manieren laten horen. Net als Pollini en Michelangeli is Pogorelich nooit een ‘mooi speler’ geweest. Hij behoort tot de ontdekkingsreizigers, zo niet de ‘nieuwe zakelijken’ onder de pianisten. Hij wil breken met de tradities om klassieke muziek een herkansing te geven in een nieuw tijdperk. Hij is een constructivist, een modernist in een wereld waarin de klassieke muziek te veel gevangen raakte in een elitaire wereld van pluche, romantische kitsch, fluwelen normen en waarden, die de muziek vroeg of laat dreigen te verstikken. Toegegeven, in het bestrijden van die traditie slaat hij de laatste decennia soms behoorlijk door. Maar als je er als luisteraar in slaagt je verwachtingspatroon op non-actief te stellen, dan voert Pogorelich je bij momenten mee naar een fascinerende wereld vol broze lyriek, boeiende constructies, bijtende kleuren en extreme klanken. Vergelijk het met de schilderkunst, dan hoor je dat Pogorelich als een Picasso – die heus net zo mooi kon schilderen als Rubens of Renoir! – de muziek als het ware uit elkaar trekt, juist om de muziek een nieuw gezicht te geven. Of het nu om Beethoven, Chopin of Rachmaninoff gaat. Maar wat helaas ontbreekt is ruimtelijk inzicht, een leidende hand, gevoel voor evenwicht en balans, het vermogen om eenheid in verscheidenheid te scheppen. Het wonderlijke resultaat is chaos. Een geloofwaardige spanningsopbouw, timing en structurele samenhang ontbreken, maar toch lichten er af en toe ook pareltjes op uit het verwarrende geheel, waarvan je zou willen dat de oudere Pogorelich ze net als zijn vroegere zelf tot hypnotiserend mooie kettingen aaneen zou kunnen rijgen.

 

 

De magie van de klank

Opmerkelijk is dat de pianist geloofwaardiger klinkt in werken die van zichzelf al een solide structuur hebben, alsof het ritme en de vorm hem dan genoeg in balans houden om zich volledig te kunnen richten op de muzikale inhoud, de emotionele betekenis van de noten en de klank, waaraan Pogorelich bijzonder veel waarde hecht (al is juist zijn klank soms uitermate belabberd). In zijn eigen woorden: ‘De kwaliteit van het geluid is niet het resultaat van inspiratie, maar van hard werken, van luisteren en zoeken. Dus als je de piano laat reageren en op die manier met je laat samenwerken, ga je een verbond met hem aan. Dan geeft het instrument je meer dan anderen, die er minder tijd aan besteden. Dus het is simpel. Je respecteert het instrument. Je besteedt er tijd aan en het geeft je meer, en meer, en meer terug… En zo betreed je de prachtige wereld van geluiden. En het is allemaal geluid, Bach is geluid, Chopin is geluid. Iets dat gisteren is geschreven, is ook geluid – het instrument is hetzelfde, het heeft niet meer of minder toetsen omdat het stuk in de 21e eeuw is geschreven. Het is nog steeds hetzelfde. En ik heb nog steeds dezelfde vingers. Het belangrijkste is voor mij de kwaliteit van de klank. En de helderheid. Dat komt niet zomaar. Michelangelo zei dat het maken van sculpturen de figuur in de steen bevrijdt. Hij kreeg een blok marmer en alleen hij zag die figuur. En daarna verwijderde hij de rest van de steen, waardoor zijn visie binnenin achterbleef. Stel je voor hoe moeilijk dat is. Ik hoef niet half zoveel te doen, omdat muziekstukken door anderen zijn geschreven. Maar wat ik moet doen, is recht doen aan componisten. Ik moet respectvol zijn voor hen. En om respectvol te zijn, moet ik deze gouden lijn vinden. Ga naar binnen, probeer hun inspiratie aan te raken. En interpreteer het dan op de piano. Dus moet ik op veel manieren constant mijn emoties uitdagen die uit die muziek kunnen komen en tijdens dat proces mijn interpretatie bevrijden van mijn persoonlijke sensaties over de werken. Zo word ik objectief.’  Het moge duidelijk zijn: Pogorelich stelt extreem hoge eisen aan zichzelf.

 

 

Zieners en zoekers

Onder de grote musici heb je je zieners en zoekers. Sokolov is een schoolvoorbeeld van een ziener, die al voordat hij begint te studeren een allesomvattend visioen heeft van het ideale eindresultaat dat hij met een bepaald werk wil bereiken. Pogorelich daarentegen is een zoeker, die de verborgen schat in het marmeren blok ziet als een uitgangspunt, dat talloze mogelijkheden beidt. Hij wil de partituur als het ware betasten en analyseren, in stukjes opdelen en weer aan elkaar smeden, emoties eruit destilleren en zijn innerlijke reflecties daarop loslaten, voordat hij de ideale ‘figuur’ te pakken heeft. En daar gaat het mis, want door de intensiteit van zijn verlangen naar volmaaktheid versus zijn innerlijke onzekerheid, verliest hij zich in details, raakt hij het overzicht kwijt en ontglipt de figuur hem, niet zelden met een vreemde, totaal onsamenhangende uitvoering als resultaat.

 

 

 

Terug in het Concertgebouw

Hoe nu klonk Pogorelich, die na 24 jaar afwezigheid (en niet 30 jaar, zoals Preludium ten onrechte beweerde, zijn laatste optreden in Amsterdam was op 14 mei 2000!) besloten had opnieuw de rode trappen van het Concertgebouw te trotseren voor een live recital, met werken van Chopin, die hij steeds opnieuw recyclet? Moeizaam afdalend, bijna als een slaapwandelaar, begaf hij zich naar de vleugel. De uitverkochte zaal, deels gevuld met nog altijd idolate fans uit zijn glorietijd, keek in spanning toe. En daar begon de omstreden maestro – nog steeds met lage polsen, horizontaal maar weinig bewegend, zijn gespierde vingers trefzeker heen en weer schietend over de toetsen, zijn handen in de koepelvormige houding uit de Liszt-Siloti school waar zijn vrouw, de pianiste Aliza Kezeradze, een vertegenwoordiger van was – de Polonaise- Fantaisie in As, op. 61 van Chopin uit het marmer te bevrijden en het klonk ronduit bizar. Losse flodders thematiek in plaats van logisch samenhangende fraseringen, achtbaanachtige bewegingen zonder soliede coherentie, onbegrijpelijke versnellingen en vertragingen, exquise melodieën die eindigden in drijfzand, parelende loopjes boven te heftig geprononceerde basnoten… Daarna speelde  Pogorelich zijn oude ‘war horse’, Chopins Derde sonate in b, op. 58, die tot aan het laatste deel ontaarde in chaotisch en onsamenhangend gestamel, met af en toe ook overtuigende of soms zelfs ontroerend mooie passages, totdat de muziek zelf in het stormachtige slotdeel van de sonate het heft in handen nam en Pogorelich met ijzeren structuur en inherente vaart uit zijn muzikale getob en getwijfel verloste. Ineens klonk Chopin ijzersterk en overtuigend. Boeiend om te weten: ook op 18 maart 1999 voerde Pogorelich deze sonate uit in het Concertgebouw. Toen deed hij er 41 minuten over, nu ‘nog maar’ 31 minuten, wat vergeleken bij veel andere pianisten nog altijd tergend lang is.  Onderwijl leek het Pogorelich bijna onmogelijk om daadwerkelijk met zijn publiek te communiceren, hij zat eenzaam te spelen alsof hij zich op een andere planeet bevond.

 

 

Chopin was een genie

Na de pauze opende Pogorelich met de Fantaisie in f op. 49 van Chopin in een bijna kinderlijke beweging, die in de zaal werd beantwoord met veel gekuch en geschuifel van voeten. Ook hier waren er af en toe sterke momenten, waaruit de oude genialiteit van de romantisch geaarde Pogorelich helder opflitste, maar dan ontaarde het geheel weer in onbegrijpelijkheid. Wel mooi klonk de spirituele eenvoud van Chopins Berceuse in Des op. 57, die over het voetlicht werd gebracht met de ‘objectieve’ zeggingskracht van een elegant speeldoosje. Maar in de Baracarolle in Fis, op. 60 raakte Chopin deels weer verloren in vreemde accenten, haperende bewegingen en gebrek aan samenhang, al klonken er ook onwaarschijnlijk tedere passages. Er volgden nog twee melancholieke toegiften, die te veel uit de ‘metafysische droomwereld’ van Pogorelich leken te komen om het publiek werkelijk te kunnen raken: Chopins Nocturne op. 62 nr. 2 en de Prelude op. 45.  Met de verfomfaaide partituren op zijn rug, nam de wonderlijke pianist diep en langzaam naar alle kanten buigend het applaus in ontvangst. Meer ondanks zichzelf dan vol trots. Mogelijk kijkt Pogorelich, die zijn aanvankelijk stormachtige carrière als pianist met name aan Chopin te danken heeft, te veel op tegen de Poolse componist, de bewonderaar van Bellini en de lange belcanto lijnen (die de pianist helaas voortdurend genadeloos uit elkaar rukte), waarvan hij zegt: ‘Chopin drukt in zijn muziek het meest overweldigende scala aan emoties, gedachten, associaties en fantasieën uit. Hij heeft alles waarvan wij denken dat het hoort bij een getalenteerd persoon. Maar Chopin was meer. Hij was een genie.’

Wenneke Savenije

 

 

Info:

www.concertgebouw.nl

https://ivopogorelich.com/portfolio/home/

 

You May Also Like

Katia en Marielle Labeque in magische en holle muziek

Napels – Elektra verzuipt in trage tempi

  Nikola Meeuwsen benadert Mendelssohn als fijnzinnige kamermuziek

Wereldpremière Techno IV – Concert voor Piano en Orkest van Karen Tanaka