Een politiek correct en een geweldig concert in de Vriendenloterij Zomerconcerten

Concert 1: Coleridge Taylor: Vioolconcert, Rachmaninoff: Symfonische dansen. Brussels Philharmonic o.l.v. Marzena Diakun m.m.v. Nijoma Chinyere Grevious (viool). Gehoord: 15 juli 2025, Concertgebouw Amsterdam.
Concert 2: Orchestre Nationale de Lille o.l.v. Joshua Weilerstein m/m.v. Edgar Moreau (cello). Gehoord 16 juli 2025, Concertgebouw Amsterdam.
Door Wenneke Savenije
Concert 1

Vioolconcert van Coleridge-Taylor
Op papier beloofde het een bijzonder concert te worden: de Amerikaanse violiste Nijoma Chinyere Grevious, terecht geprezen om haar expressieve toon en elegante spel, kwam het vrijwel onbekende Vioolconcert van de Afrikaans-Britse componist Samuel Coleridge-Taylor (1875-1912) spelen, waarmee ze in 2023 de prestigieuze Sphinx Competition in Detroit won. Het zou om een gepassioneerd werk in rhapsodische stijl gaan, gebaseerd op Negro Melodies en de laat-romantische traditie van componisten als Dvorak, Brahms en Bruch. Coleridge-Taylor, bijgenaamd de ‘Afrikaanse Mahler’, componeerde het stuk in 1912, vlak voor zijn onverwachts vroege dood ten gevolge van een longontsteking. Hij schreef het voor Maud Powel, de eerste Amerikaanse vioolsolist die naam maakte in Europa. Het stuk ging op 4 juni 1912 in Norfolk, Virginia tijdens het Norfolk Festival in première, waarna de met de post verstuurde orkestpartijen deels zoekraakten. Er werd gefluisterd dat de noten ten onder waren gegaan met de Titanic, die zoals alle boten die over de oceanen voeren inderdaad post aan boord had. Later kwam aan het licht dat het een andere, eveneens in 1912 gezonken boot betrof. Maar de originele vioolpartij en schetsen van de orkestpartij werden in de jaren ’90 grotendeels teruggevonden in de archieven van het Norfolk Festival. Het werk werd gereconstrueerd en in 2004 door de Franse violist Philippe Graffin voor het eerst uitgevoerd en opgenomen. In de recensies werd gesproken over de ‘nobility and warmth’ van dit ‘onterecht vergeten meesterwerk’ (Grammophon Magzine) en de ‘verrassende originaliteit’ (The Guardian). BBC Magzine omschreef het concert als een ‘soulful and lirical work, rich in melody and emotional nuance.’ Kennismaking met dit vergeten werkt leek dus niet alleen interessant vanuit cultuurhistorisch oogpunt (Coleridge-Taylor, die o.a. door Elgar werd aangeprezen, behoorde tot de eerste zwarte componisten die zich vrijelijk bewogen in de Westerse klassieke muziekscene), maar ook vanuit muzikaal en artistiek oogpunt. Voeg daarbij de om haar warme viooltoon, emotionele diepgang en technische brille geprezen soliste, op dit moment Artist-in-Residence bij de Chicago Philharmonic, die zich als zwarte soliste sterk maakt voor het Vioolconcert van Coleridge-Taylor om zo bij te dragen aan diversiteit in de klassieke muziekwereld, en de avond leek niet meer stuk te kunnen.

Weinig opwindend
Toepasselijk voorafgegaan door een krachtige lezing van Joan Towers Fanfare for the Uncommon Woman (1886),
destijds bedoeld als een ode aan dappere, avontuurlijke en grensverleggende vrouwen bij wijze van antwoord op Coplands Fanfare for the common Man, begonnen de moedige Nijoma Chinyere Grevious en het Brussels Philharmonic o.l.v de Poolse (vrouwelijke!) dirigent Marzena Diakun aan hun politiek correcte Coleridge-Taylor-avontuur. Op de onmiskenbare violistische en muzikale kwaliteiten van de violiste was niets aan te merken, en de samenwerking tussen solist en het door Marzena gedisciplineerd en gedreven aangevuurde orkest verliep probleemloos en soepel. Wat helaas zwaar tegenviel was de kwaliteit van de muziek van Coleridge-Taylor, die zijn
Vioolconcert opbouwde in de klassieke driedelige concertvorm, met een rijk georkestreerd Allegro maestoso, een lyrisch Andante semplice en een energiek en dansant Allegro molto. Daar zou niets op tegen zijn, ware het niet dat zijn ‘vloeiende’ melodieën tamelijk banaal overkwamen en geen moment echt wisten te ontroeren, terwijl er aan de langdradige, contrastarme, vaak in herhalingen vervallende opbouw van het werk weinig spannends te beleven viel. Zelfs de dansante ritmes wilde maar niet echt gaan swingen, de muziek was ronduit saai en er leek geen eind aan te komen. Hoe mooi de soliste ook speelde en met hoeveel liefde ze de solostem ook probeerde te verfraaien met betoverende klankleuren en diepgang, het Vioolconcert van Coleridge-Taylor wilde maar niet uitstijgen boven het degelijke, brave en gemiddelde, zodat de waarde van de uitvoering geheel gelegen was in de maatschappelijke en symbolische betekenis ervan en zeker niet in de muzikale. Het ontbrak bij dit Vioolconcert van Coleridge-Taylor bijna volledig aan een beklijvende, authentieke muzikale signatuur.
Na de pauze sprongen Diakun en het Brussels Philharmonic in het diepe met een dappere poging de behoorlijk lastige Symfonische dansen van Rachmaninoff als muzikaal vuurwerk de zaal in te slingeren, maar de Poolse dirigente was zo drukdoende met het slaan van de maat en het onder controle houden van alle orkeststemmen dat de muziek veel te weinig zuurstof kreeg en wel imposant voortraasde maar niet wist te betoveren.
Concert 2

Weilerstein dirigeert magische Weinberg
De dag erna ging ik met minder hooggestemde verwachtingen naar het concert door het Orchestre National de Lille o.l.v. Joshua Weilerstein (broer van de New Yorkse topcelliste Alisa Weilerstein), die met de Franse celloster Edgar Moreau de enigszins afgezaagde Rococo-variaties van Tsjaikoski kwamen spelen. Dit paradepaard van talloze cellisten, werd voorafgegaan door een werkelijk spectaculaire uitvoering van de levenslustige en explosieve Rapsodie op Moldavische thema’s op. 47 nr. 1 van Mieczyslaw Weinberg (1919-1996), de uit Polen naar Rusland gevluchtte Joodse componist, die bevriend raakte met Sjostakovitsj, in 1953 gearresteerd werd op de onterechte verdenking dat hij een Joodse staat op de Krim wilde stichtten, maar door de dood van Stalin nog datzelfde jaar ontsnapte aan een vroege dood. Weinberg, die zijn kleine zusje uit het oog verloor toen hij in 1939 Polen ontvluchtte en bijna zijn hele familie kwijtraakte tijdens de oorlog, had een tragisch en moeizaam leven, maar liet een fantastisch oeuvre van 150 werken na waarin hij niet zelden Joodse volksmuziek verwerkte. Zijn Rapsodie op Moldavische thema’s ontstond in 1949 en werd nog datzelfde jaar door het All-Union Radio Symphony Orchestra o.l.v. Alexander Gauk in Moskou uitgevoerd. Dat was een waagstuk, want alleen al het slot bevat een vurige Joodse klezmer-dans, die Weinberg op ingenieuze wijze vervlocht met de woeste ritmes, schurende samenklanken en duizelingwekkende volksmelodieen uit Bessarabië/Moldavië, de streek waar zijn ouders vandaan kwamen.

In het kleurrijke, verbluffend knap georkestreerde werk wisselen vrolijkheid en droefheid elkaar af, soms onderbroken door schrijnende momenten van angst en wanhoop. Het was duidelijk te merken dat de getalenteerde en veelzijdige dirigent Joshua Weilerstein veel affiniteit met deze muziek voelt. Het orkest werd glashelder maar bevlogen door hem aangevuurd tot een woeste, dynamische en kleurrijke lezing van dit prachtige werk.
Rococo-variaties
Daarna daalde de Franse cellist Edgar Moreau met zijn drie eeuwen oude cello de lange rode trappen af zonder ervan af te vallen (‘Mijn grote angst was dat mijn cello zou sneuvelen als ik zou struikelen’, vertelde hij na afloop tijdens de Meet & Greet) om zich met een prettig aandoende, quasi-nonchalante zelfverzekerdheid te posteren op het podium.

Dat hij met Weilerstein en het Orchestre National de Lille door allerlei vertragingen maar 5 minuten de tijd had gehad om te repeteren, was nergens aan te merken. Van paniek of zenuwen was geen sprake. Moreau is een geboren meestercellist, die met een gouden toon en een volstrekt natuurlijke, zangerige muzikaliteit zelfs de Rococo-variaties kan laten klinken alsof ze ter plekke opwellen uit zijn gemoed, als een soort liefdesverklaring aan de muziek, l’amour en wie weet wat nog meer. Ook voor Weilerstein, die zelf van huis uit violist is maar van jongs af aan omringd werd door de celloklanken van zijn zus, is deze muziek ‘gefundenes fressen’ zodat het beide heren, die al wel vaker hebben samengewerkt, moeiteloos afging om Tsjaikovski’s variaties in een gemoedelijke wisselwerking tussen solist, dirigent en orkest als parels te laten glanzen, zó vanuit het hart, warm, vrij ademend, oprecht en mooi gespeeld, dat ik me toch weer door het werk liet betoveren. Daarna speelde Moreau bij wijze van toegift sereen, integer en ontroerend de Sarabande uit de Tweede cellosuite van Bach.

Berlioz uit het hoofd
Voor de pauze had Weilerstein het publiek al charmant aangeraden om in de pauze even te googelen op meer informatie over de Symphonie fantastique van Berlioz, in zijn ogen een volstrekt origineel en overweldigend meesterwerk, handelend over de liefde van de componist voor de actrice Harriet Smithson, dat er in de geschreven toelichting bij het concert volgens hem veel te bekaaid van afkwam. Inderdaad spreekt dit op dromen, heftige verlangens, hallucinaties en waanzin gebaseerde programmatische stuk over een jonge kunstenaar die zich uit wanhoop over zijn onbeantwoorde liefde overgeeft aan opium, pas werkelijk tot de verbeelding als je de achterliggende verhaallijn kunt volgen. Maar ook zonder die kennis is de muziek al opwindend en kleurrijk genoeg, zeker als de fantasierijke en door Berlioz begeisterde Weilerstein het orkest er doorheen jaagt met een combinatie van dynamische power, helderheid, verbeeldingskracht en passie.

Het was duidelijk dat Berlioz’ Symphonie fantastique, die hij al eerder uitvoerde met het Orchestra National de Lille in een kathedraal vol hallucinerende resonantie, voor de uit het hoofd dirgerende Weilerstein geen geheimen meer bevat. Hij trok met het feilloos op zijn aanwijzingen reagerende orkest alles uit de kast om van het verhaal van de tragische held, wiens geliefde tenslotte in een heks verandert, een spannende en welluidende muzikale raamvertelling te maken in fascinerende orkestklanken, opwindende ritmes en rusteloze samenklanken, waarbij alle instrumentengroepen en solostemmen uit het orkest opmerkelijke topprestaties leverden. Niet eerder had een componist zo expliciet en dramatische zijn persoonlijke emoties in een symfonisch werk verklankt als Berlioz in 1830, reden voor componisten als Mahler, Liszt, Wagner en Richard Strauss om hem hierom te bewonderen. Weilerstein haalde alles uit de partituur en het orkest, om die bewondering met zijn spectaculaire uitvoering kracht bij te zetten en nieuw leven in te blazen. Zijn bruisende verklanking van Berlioz’ Symphonie fantastique klonk magisch.
Wenneke Savenije
Info:
https://www.concertgebouw.nl/vriendenloterij-zomerconcerten