In Amsterdam klonk Matthäus-Passion minder overtuigend dan in Deventer
Gehoord: 1) Concertgebouworkest o.l.v. Riccardo Minasi met Nederlands Kamerkoor, Nationaal Kinderkoor en solisten,11 april, Grote Zaal, Concertgebouw; 2) 18 april, Concerto d’Amsterdam, Nieuw Vocaal Ensemble, Stadsjongenskoor Oldenzaal en solisten, Bergkerk, Deventer.
Door Wenneke Savenije
Part I
Jachtig tempo
In de aanloop naar Pasen hoorde ik twee keer Bachs Matthäus-Passion, wat mij als notoire Bach-vereerder al bij voorbaat twee muzikale hoogtepunten van het jaar in het vooruitzicht stelde. Maar in Amsterdam, waar de Italiaanse barokdirigent Riccardo Minasi voor het eerst het Concertgebouworkest dirigeerde en daarbij koos voor een theatrale en bij vlagen dramatische benadering, deed Bachs geniale verklanking van het lijdensverhaal van Jezus me tot mijn verbazing vrijwel niets. Het begon nog hoopvol met het altijd weer indrukwekkende openingskoor, dat met compassie werd gezongen en ingetogen werd gespeeld, ook al zweepte Minasi orkesten en koren nodeloos op tot een overdreven jachtig tempo, mogelijk om het luidkeelse geweeklaag niet te gezapig te laten overkomen. Maar zijn snelle tempo werkte averechts. Wie jammert en klaagt over het intens droevige lot dat de onschuldige Jezus weldra zal moeten ondergaan om de zonden van de mensheid te vereffenen heeft immers geen haast, want verdriet is naar binnen gekeerde energie die de dynamiek van de beweging lijkt te stollen.
Mengelberg
Dat werd beter begrepen door grote voorgangers als Willem Mengelberg, die in 1899 zijn eerste Matthäus-Passion in het Concertgebouw dirigeerde met het Amsterdamse Toonkunstkoor, maar liefst 450 zangers en 29 coupures. Hij opende het werk steevast in een traag en gedragen, van zielepijn en tranen doordrongen tempo. De in golvende bewegingen uiteengezette melodielijnen van Mengelberg waren minstens zo helder en exact gearticuleerd als de felle fraseringen uit de door de authentieke muziekdogma’s opgelierde lezing van Minasi, die zijn inspiratie o.a. leek te putten uit de in 1985 tot standaard gebombardeerde versie van Harnoncourt. Maar bij Mengelberg waren alle noten ook volgezogen met emotie en betekenis. Dat een snellere (Iván Fischer) of zelfs snelle en dansante beweging nog altijd de tragische inhoud van het openingsdeel kan laten overkomen, bewezen latere Bach-specialisten als Van Veldhoven en Koopman.
Fanatieke benadering
Minasi leek echter te veel geobsedeerd met zichzelf en vooral met het bijna obsessieve verlangen naar partituurtrouw en technische controle, om aan diepere betekenislagen toe te komen. Hij dirgeerde soms op het lachwekkende af de contouren van bijna alle afzonderlijke stemmen met schokkerige bewegingen, in de hoop dat geen detail uit het architectonische notenbeeld aan zijn aandacht zou ontsnappen. Dat bleek een foutieve inschatting, want noch Bach noch het Concertgebouworkest hebben een politieagent nodig om tot de essentie te komen. En hetzelfde gold voor beide koren, die hun partijen grondig hadden ingestudeerd onder leiding van Peter Dijkstra en Laszlo Nemes, en voor de solisten. Toch leverde de fanatieke aanpak van Minasi ook wel bijzondere momenten op, zoals in de koralen waarin hij exact de door Bach aangetekende fermates aan het eind van elke zinsnede aangaf, waar meestal gewoon overheen wordt gezongen. Dat zorgde soms voor een verrassende en meditatieve ervaring.
Wisselend niveau solisten
Op het ingetogen en stijlvolle spel van het in twee helften verdeelde orkest viel sowieso weinig of niets aan te merken, wat na een traditie van 124 passie-uitvoeringen op Goede Vrijdag (met uitzondering van het laatste oorlogsjaar en twee coronajaren) niemand zal verbazen. Maar op de bijdrage van een deel van de solisten des te meer. De ervaren evangelist Mauro Peter zat mogelijk niet lekker in zijn vel, waardoor hij geen vloeiende overgangen wist te maken tussen zijn borst- en kopstem. Zijn tenorstem schoot steeds uit of bleef haperen, wat zijn geloofwaardigheid als de verteller van het lijdensverhaal niet ten goede kwam. De als een orthodoxe priester uitgedoste bas Cody Quattlebaum neigde ertoe Jezus als een boze boer te presenteren, waartegen Minasi zich vergeefs teweerstelde met subtiele resonanties van haarfijn uitgetekende strijkersbegeleidingen. Tenor Valerio Contaldo schoot net als zijn collega Peter met name in hoogte nogal eens uit de bocht met zijn niet in alle registers even krachtige stem. Bij dat alles hielp de fanatieke directie van Minasi niet echt om de zangers een ontspannen gevoel te geven.
Glansrol Jeanine de Bique
Schitterend daarentegen zong de Carisbische sopraan Jeanine de Bique, die debuteerde bij het Concertgeboworkest. In alle aria’s klonk haar stem kristalhelder, zuiver en puur, haar dictie was volmaakt en de waarachtige expressie waarmee ze in alle eenvoud het Aus Liebe will mein Heiland sterben zong, misschien wel de mooiste aria die Bach ooit heeft geschreven, was diep ontroerend. De bas Konstantin Krimmel zong zijn aria’s, waaronder Gebt mir meinem Jesum wieder welluidend en vol overgave. Ook de op het laatste moment voor een zieke collega ingevallen mezzosopraan Eva Zaïcik sloeg zich met haar warme stem en dramatische expressie dapper en liefdevol door haar aria’s heen. Marijn Mijnders en Matthew Truscott speelden hun solistische vioolpartijen met verve en gambist Robert Smith speelde relatief zuiver en zonder aan het tempo te trekken, wat een hele verdienste is. Nadat Jezus tenslotte aan het kruis de geest had gegeven, opteerde Minasi voor een ongewoon lange pauze om de tragiek van dit moment te benadrukken. Op zulke momenten werd voelbaar dat de Italiaanse dirigent goed thuis is in de theatrale wereld van de opera. Had hij tijdens zijn lezing van de Matthäus Passion de teugels wat meer durven laten vieren door op de heiland en Bach te vertrouwen, dan was deze ‘opera avant la lettre’ vast sterker en aangrijpender uit de verf gekomen.
Part II
Kruisopstelling in de Deventerse Bergkerk
De Matthäus-Passion in kruisopstelling in de wonderschone Bergkerk in Deventer kent inmiddels al een lange traditie, die formeel voortborduurt op de eerste uitvoering van de definitieve versie van de Matthäus-Passion o.l.v. Bach zelf in 1736. Daarbij stelde de componist het eerste en tweede koor tegenover elkaar op, terwijl het jongenskoor zong vanaf een gaanderij bij het altaar. Op deze wijze realiseerde Bach een auditieve kruisvorm, waarbij de toehoorders letterlijk tussen de drie koren in zaten, symbolisch gezien op en rondom de plek waar Jezus aan het kruis zou gaan sterven.
In 2006 besloot dirigent Klaas Stok tot dezelfde kruisopstelling voor zijn jaarlijkse uitvoering van Bachs Matthäus-Passion in de Bergkerk, een prachtige Romaanse kruisbasiliek uit de twaalfde eeuw waar de avondzon op Goede Vrijdag lichtstralen naar binnen wierp, zodat de witgekalkte muren een betoverende gloed kregen. De kruisopstelling in de Bergkerk is uniek in heel Nederland. Klaas Stok zegt er hetvolgende over: ‘De Matthäus-Passion is een universeel kunstwerk dat nog niets aan zeggingskracht verloren heeft. De dubbelkorigheid wordt in de kruisopstelling optimaal benut: het publiek hoort en ziet de dialoog tussen de koren en orkesten en dat maakt de beleving nóg intenser. Doordat het jongenskoor dwars opgesteld staat ten opzichte van de twee andere koren, is er een auditief en (letterlijk) visueel kruis, waar het publiek middenin zit. Als toeschouwer kun je daardoor horen en zien wat er tussen de koren, orkesten en solisten gebeurt. De dialogen, het verhaal en de muziek komen in deze kruisopstelling werkelijk tot leven. Het idee voor deze opstelling is ontstaan vanuit het klankeffect, maar klopt ook met de muzikale structuur.’
Tastbaar en aangrijpend
En het klopt met de inhoud van het werk, dat in deze opstelling tastbaarder en nog aangrijpender op de luisteraar overkomt. Voor de koren, orkestleden en solisten – in 2025 het Deventer Vocaal Ensemble, Nieuw Vocaal Ensemble, Stadsjongenskoor Oldenzaal, Concerto d’Amsterdam en 6 vocale solisten – levert de Matthäus-Passion in kruisvorm een unieke belevenis op, die direct met het publiek wordt gedeeld. Muziek leent zich niet voor een wedstrijd, maar als ik zou moeten kiezen tussen de besproken uitvoeringen in Amsterdam en Deventer, zou ik zonder twijfel voor de Bergkerk gaan. In de woorden van een fanatieke passiebezoeker uit Deventer, die in de Paastijd door het land reist om diverse uitvoeringen van de Matthäus-Passion bij te wonen: ‘Dit is zoals moet het zijn. De sfeer, de uitvoering en zelfs de wandeling naar de Bergkerk; het is zó mooi. Ik ben geen expert, maar wel een echte liefhebber van de Matthäus-Passion. Ik laat me graag ‘inpakken’ en dat kan hier. De koren tegenover elkaar en het jongenskoor op afstand erboven maken van deze uitvoering in kruisopstelling iets onvergetelijks.’
Op je ogen spelen
De musici zijn al even enthousiast. Zoals violiste Ruth Noyen, orkestlid van Concerto d’Amsterdam, dat gespecialiseerd is in de historische uitvoeringspraktijk van muziek uit de 17e en 18e eeuw, maar ook uitstapjes maakt naar bijzondere opera- e.a. producties: ‘Voor mij zijn de Matthäus-concerten in Deventer altijd heel speciaal en heerlijk om te spelen. Het is de enige passieproductie in Nederland waar de dubbelkorigheid zo goed tot zijn recht komt. De koren en orkesten staan tegenover elkaar en zijn dus van elkaar gescheiden. De kruisopstelling wordt versterkt doordat het jongenskoor boven bij het orgel staat, aan het hoofd van het kruis. Een opstelling, die van het orkest een andere manier van spelen vraagt. Het is altijd spannend, spelen in de kruisopstelling in Deventer. Als musicus ben je eraan gewend om vooral op je oren te spelen, op wat je hoort. Maar, door de traagheid van de akoestiek werkt het in dit geval heel anders en moet je ook ‘op je ogen’ spelen. Natuurlijk kijken we naar de dirigent, maar we moeten ook goed kijken naar het orkest tegenover ons. Als strijker let ik er vooral op of alle strijkstokken wel ‘gelijklopen’. De samenwerking met Klaas Stok gaat al een tijd terug. Als orkest werken we al vele jaren en met veel plezier met hem samen; de chemie tussen ons is er. Het weten dat we op elkaar kunnen vertrouwen en dat we elkaar muzikaal begrijpen, levert een prachtig resultaat op. Het publiek deelt die mening ook. Ik hoor vaak dat ze het een geweldige ervaring vonden om als toeschouwer tussen de orkesten en koren in te zitten, waardoor ze de Matthäus-Passion heel intens ervaren. De concerten in Deventer zijn voor Concerto d’Amsterdam de laatste concerten van het passieseizoen. Als op Goede Vrijdag de laatste noten klinken, gaat het boek weer een jaar dicht. Het klinkt misschien gek, maar elk jaar, als ik op die dag ‘und versiegelten den Stein’ hoor, bekruipt mij een zekere weemoed; dit was het weer voor dit jaar.’
Magie & weemoed
Die weemoed bekroop mij ook toen ik na afloop van de prachtige uitvoering van de Matthäus-Passion in de Bergkerk door de smalle straatjes van het historische centrum van Deventer terugliep naar het station. Er was iets magisch aan deze uitvoering, die je op een volkomen eerlijke en ongekunstelde manier het lijdensverhaal van Jezus liet doorvoelen op de gevleugelde klanken, stemmenweefsels en harmonieën van Bach. Alsof de eeuwenoude basiliek alle uitvoerenden al bij voorbaat van hun maskers en harnassen had ontdaan om in de nabijheid van Bachs heiland, die immers toch alles doorziet, gewoon en ten diepste zichzelf te kunnen zijn. Zodat er niet gemusiceerd werd vanuit allerlei dogmatische ideeën en musicologische theorieën, maar vooral vanuit het hart. Dirigent Stok had met zijn rustige armbewegingen meteen al in het openingsdeel de juiste cadans en het juiste tempo te pakken. Aan alles was te merken dat hij de Matthäus-Passion volledig heeft doorgrond. De koren lieten zich ontspannen leiden door zijn vaderlijke slag, waarop de solisten vol vertrouwen hun recitatieven en aria’s konden zingen. Alles raakte uit liefde en in wijsheid met elkaar verbonden, zodat Bachs passiemuziek waardig en aangrijpend langs de kruisbogen omhoog stroomde om ook het goddellijke erbij te betrekken. Dat met name orkest 2 af en toe een beetje valsig intoneerde was jammer, maar echte impact op het geheel had dat niet. Ook bulderde Christus wel erg krachtig het ‘Eli, Eli, lama lama sabachtani?’ (Mijn God, mijn God, waarom heeft U mij verlaten?). Terwijl je toch zou denken dat Jezus op dat cruciale moment vooral kwetsbaar en gebroken zou moeten klinken. Maar dat waren slechts detalis die het geheel nauwelijks ontsierden. In de Bergkerk hing alles met alles samen, teksten en noten vloeiden organisch in elkaar over, de beide orkesten en de drie koren vonden als vanzelf de juiste klankkleuren en dynamische schakeringen, de vioolsolo’s en de solo’s van viola da gamba slingerden zich rond de aria’s als klimop rond de vertakkingen van een eik en geen solist vloog in Deventer uit de bocht.
Marc Pantus was een geloofwaardige, krachtige maar ook nederige Christus, evangelist Anders J. Dahlin profileerde zich met zijn ingetogen stem als een meeslepende rasverteller, tenor Robert M. Getchell zong met felle expressie, bas Tyler Duncan vertolkte met warmte, diepgang en flair verschillende rollen, sopraan Griet de Reyter ontroerde met haar hemelse aria’s en alt Cécile van de Sant smeekte namens iedereen warm en bewogen om genade in Erbarme Dich. In de Bergkerk werd Jezus menselijk op de goddelijke muziek van Bach.
Wenneke Savenije
Foto’s: Milagro Elstak e.a.
Info:
https://www.matthauspassiondeventer.nl
https://www.concertgebouworkest.nl/nl/concert/bachs-matthaus-passion