Nieuw strijkkwartet van Thomas Beijer boeiende luisterervaring
Gehoord: 23 november 2024, Muziekgebouw aan ’t IJ, Amsterdam, 26 november 2024, De Doelen Rotterdam.
Door Wenneke Savenije
Verwondering
Er hangt een bijzondere sfeer rond pianist, componist, arrangeur, tekenaar, cartoonist, animatiefilmer en schrijver Thomas Beijer (1988), die het midden houdt tussen dromerigheid en passie, verwondering en daadkracht, vervreemding en betrokkenheid, weemoed en humor. Of hij nu piano speelt of componeert, schrijft of zijn vaak cynische cartoons tekent (zie daarvoor tweemaandelijks De Nieuwe Muze), altijd stralen de creaties van Beijer die ontwapenende verwondering uit over alles wat zich afspeelt in onze wereld, als het ware gezien vanuit het standpunt van de Kleine Prins die vanaf zijn verre planeet het gerotzooi van de mensheid gadeslaat en filosofeert over gevoelens van liefde, trouw, eenzaamheid en schoonheid.
Moderne uomo universale
In 2022 noemde de commissie van de Nederlandse Muziekprijs Beijer ‘Een uomo universale van vandaag’. Hij kreeg de hoogste Nederlandse onderscheiding in de muziek en zette zijn eigenzinnige weg voort. Een week geleden voerde het Poolse Meccore String Quartet, waarmee Beijer als pianist optrad in pianokwintetten van Zarebski en Brahms, zijn nieuwe strijkkwartet uit, waarin hij een artistieke brug slaat tussen zijn muzikale en beeldende hersendelen: Five Ink Drawings for String Quartet. Beijer, die zich liever niet bedolven zag onder de historische last van strijkkwartetten vanaf Haydn tot Ligeti, doopte zijn stuk met opzet ‘vijf stukken voor strijkkwartet.’ Aan musicoloog Joop Leijendekker vertelde hij: ‘…omdat ik zo intensief met beeldende kunst bezig ben, dacht ik: er zijn zoveel stukken die geïnspireerd zijn op tekeningen of schilderijen, en er zijn ook heel veel schilderijen en tekeningen die juist weer op muziek gebaseerd zijn , wat zou er gebeuren als ik vijf muziekstukken maak die zijn geïnspireerd op tekeningen van mezelf? Behalve dan dat de tekeningen niet echt bestaan, maar in mijn hoofd wel. Het zijn muzikale verklankingen van tekentechnieken, texturen en contrasten geworden.’
Five Ink Drawings for String Quartet
Voorafgaan aan de uitvoering lichtte Beijer zelf, die ook nog eens een aardige causeur is, zijn nieuwe compositie voor strijkkwartet toe. In het eerste deel, Improvisation with scratchy quills (improvisatie met krassende kroontjespennen) baseerde hij zich op de levendige stijl van tekenaar Quentin Blake, die met krassende kroontjespennen de boeken van Roald Dahl illustreerde. ‘Het lijkt rommelig maar de lijnen staan precies op de goede plek en zijn heel expressief, waardoor het iets heel levendigs wordt.’ Het tweede deel, Nightscape with masking fluid stars, gaat over werken met rubberachtige maskeervloeistof op papier, die opdroogt, waarna je er met verf of inkt overheen kunt werken. ‘Als dat droog is kun je de maskeervloeistof er weer afhalen, waardoor je uitsparingen krijgt. Ook daar maakt Quentin Blake gebruik van, hij maakt er vaak sterren mee. En ook daar heeft het levendigheid omdat het geen perfecte rondjes of stipjes zijn. Ik wilde met maskeervloeistof een soort nocturne maken en dacht: hoe maak je ‘masking fluid stars’, maar dan voor strijkkwartet? Dat moet dan iets zijn met pizzicati en een soort gloed om die pizzicati.’ Voor het derde deel, A portrait in fine lines, baseerde Beijer zich op de ‘mooie tekeningen van Picasso met die vloeiende lijnen.’ ‘Hoe ik het in mijn hoofd heb is natuurlijk een beetje anders, maar echte fijngetekende lijnen leken me een mooi contrast met die scratchy quills en dat nightscape. Die delen hebben toch iets bedwelmends en weelderigs qua harmonische taal en dat wilde ik hier niet doen.’ Deel vier heet Pitch Black blotches, volgens Beijer een ‘gitzwart en woest soort Scherzo.’ Het vijfde deel, Rain sketch with bleeding ink, is juist weer een langzaam deel. Beijer: ‘Inkt met water erbij, maar meer water zodat het echt uitvloeit. Ik vond het leuk om te bedenken hoe uitvloeiende inkt voor strijkkwartet zou klinken.’
Joie de vivre
Mijn interesse was meer dan gewekt, want ik vind het leuk om in structuren te denken en weg te dromen bij patronen die beelden oproepen. Improvisation with scratchy quills klonk levendig, spits en scherp, overborrelend van ‘joie de vivre’, waarbij de jazzy ritmiek werd afgewisseld met mooie melodietjes, alsof je de poppetjes zag springen, dansen en vliegen om dan weer plons plons ergens in weg te zakken. Het avontuurlijke deel wekte bij mij associaties met het kinderboek Wij gaan op berenjacht van Michael Rosen en Helen Oxenbury. Het Meccore String Quartet had feeling met deze wonderbaarlijke muziek en gaf er een levendige en transparante lezing van, eindigend in een serene afsluiting. Daarna volgde mysterie en peilloze droefenis, doorspekt met vleugjes humor in de wonderlijke samenklanken van Nightscape with masking fluid stars, dat erg mooi werd uitgevoerd. In A portrait in fine lines betoverde het kwartet met vloeiende melodieuze lijnen in een volstrekt eigen universum vol tederheid en sehnsucht. De gitzwarte vlekken in Pitch Black blotches voerden een verontrustende rondedans op in een wereld die mij deed denken aan zo’n spiegelpaleis op de kermis, waarbij tremelo’s en flageoletten voor het modderige decorum zorgden. Daarna vielen de regendruppels uiteen in het serene slotdeel, dat leek uit te drukken dat alles bedoeld is om uit elkaar te vallen en te vergaan. Al met al een prachtig werk, maar in de zaal hoorde ik sommige mensen zeggen ‘te lang’ of ‘beetje saai’. Tsja… Wie een expositie, doorwerking en reprise verwacht zoals in de klassieke strijkkwartetten, heeft misschien wat moeite met Beijers Five Ink Drawings for String Quartet, maar zelf heb ik er van de eerste tot de laatste noot enorm van zitten genieten.
Zarebski & Brahms
Wat meer moeite had ik met het zelden of nooit gespeelde Pianokwintet in g, op 34 van de Poolse componist Juliusz Zarebeski (1854-1885), die weinig kamermuziek heeft gecomponeerd. Boeiend aan zijn Pianokwintet in g is de gelijkwaardigheid waarmee hij piano en strijkers heeft behandeld in dit laatromantische werk, waar wat mij betreft best wat eindredactie op gevoerd had mogen worden om aan het gevaar van langdradigheid te ontsnappen. Beijer en het Meccore String Quartet gaven er een gedetailleerde, uitgebalanceerde en gestroomlijnde uitvoering van, die duidelijk maakte dat Zarebeski alles behalve een amateur was, zodat zijn muziek het verdiend om vaker uit gevoerd te worden. Ook de combinatie Beijer en het Meccore String Quartet was een succes: alle musici slaagden erin zowel individueel als samen op hoog niveau te musiceren. Op Beijers kwartetmuziek volgde een van de onbetwiste meesterwerken uit de kamermuziek: het Pianokwintet in f op. 34 van Brahms, dat zo sterk en krachtig gecomponeerd is, dat het nooit zijn verzengende gloed zal verliezen. Beijer liet zich onbekommerd meeslepen door de onstuimige noten van Brahms, maar het in zuiverheid , integriteit en genuanceerdheid uitblinkende Meccore String Quartet speelde Brahms misschien net iets te netjes, zodat de woeste Hongaarse ‘onderstromen’ niet optimaal vrij en bevrijdend konden stromen.
Wenneke Savenije
Info: