Pianist Kantorov en dirigent Viotti vormen een prachtig koppel in Brahms

Nederlands Philharmonisch orkest o.l.v. Lorenzo Viotti, m.m.v. Alexandre Kantorov. Brahms: Eerste pianoconcert, Bartok: Concert voor orkest. Gehoord: Tivoli Vredenburg, Utrecht, 23 mei 2025. Herhaling: 24 mei 20.15 en 25 mei 14.15 in het Concertgebouw, Amsterdam
Door Willem Boone
Vurige Brahms
Het begin van Brahms’ Eerste Pianoconcert doet – als het goed gespeeld wordt – aan een muzikale aardverschuiving denken. De inzet van het Maestoso door het Nederlands Philharmonisch Orkest onder leiding van scheidend chef-dirigent Lorenzo Viotti was gisteravond ruig. Pianist Alexandre Kantorov leek daar aanvankelijk niet in mee te gaan: zijn inzet was discreet en met zijn aandacht voor tedere details benadrukte hij minder de stormachtige kant van dit eerste deel. Daarmee zette hij dit werk neer zoals het – zeker wat de pianopartij betreft – vaak wordt gezien: een sinfonia concertante, waarbij de piano vanuit het orkest een solopartij vervult, maar niet zoals in een briljant pianoconcert steeds op de voorgrond treedt. De schijn bedroog echter, want bij de octavenpassages in het midden liet hij alsnog het vuur oplaaien. Kleine eigenzinnigheden waren hem daarbij niet vreemd, zoals het versterken van basoctaven of het spelen van de octaventrillers als alternatieve akkoorden (wat minder moeilijk is dan ze te spelen zoals Brahms ze voorgeschreven heeft). Viotti gaf het eerste deel tegen het eind een intiem karakter mee en liet het orkest transparant spelen. De laatste maten waren daarentegen zeer vurig.

Zonnig karakter
In de programmatoelichting stond terecht te lezen dat het Adagio doet denken aan een gebed. Daarbij is het zaak om het vooral niet te snel te spelen, want dan verliest het juist veel van die gewijde sfeer. Dat was gisteravond gelukkig niet het geval: het tempo was precies goed en orkest en dirigent zetten een tedere sfeer neer. Fraai was daarbij het spel van de blazers. Het was mooi om te zien dat Viotti soms nauwelijks of niet dirigeerde en het orkest de vrije hand liet. Meer nog dan in het eerste deel zaten solist, orkest en dirigent hier op een lijn. Kantorov liet de muziek voor zich spreken zonder er te veel mee te ‘doen’. Aan het eind nam het orkest de wegstervende trillers van de piano in dezelfde sterkte over. De Franse pianist zette het thema van het Rondo allegro ma non troppo in een levendig tempo in. Het zorgde voor een opgewekt slot van dit verder hoogdramatische pianoconcert en voor een benadering die je niet zo vaak in dit opus van Brahms hoort. Het gaf de muziek een zonnig karakter, zoals de betreurde Braziliaanse meesterpianist Nelson Freire dat ook in de twee pianoconcerten van Brahms wist te leggen, maar zonder dat het ten koste van de kracht ging die ze ook wel degelijk van de solist vragen. Aan het eind liet Kantorov horen dat hij ook een leeuw aan de piano kan zijn. Opvallend waren zijn vingerzettingen aan het eind die afweken van wat vrijwel al zijn collega’s doen. Viotti liet terecht de blazers die zo’n fraai aandeel in het geheel hadden gehad delen in de ovatie. Er volgde een toegift: het langzame deel uit de Cellosonate van Rachmaninoff met de solocellist van het orkest, fraai, maar niet per definitie passend bij het zojuist gespeelde Eerste Pianoconcert van Brahms. De cellist speelde het vurig en Kantorov hield zich enigszins in om hem niet te overstemmen.

Bartok
Na de pauze speelden orkest en dirigent het Concert voor orkest, een van de laatste werken die Bartok schreef. In de programmatoelichting stond te lezen dat het Eerste Pianoconcert van Brahms ‘nog steeds muziek is die niet wil “pleasen”.’ Datzelfde geldt mutatis mutandis voor veel van de muziek van Bartok. Inderdaad, stukken zoals het Eersteen Tweede Pianoconcert, de Wonderbaarlijke mandarijn of de Eerste Vioolsonate zijn modernistisch en weerbarstig, om niet te zeggen wrang van karakter. Aan het eind van zijn leven kwam hierin verandering: ik zou zijn laatste composities niet direct ‘melodieus en warmbloedig’ (aldus de toelichting) willen noemen, maar er sprak meer eenvoud en puurheid uit. Genoemde adjectieven zijn wat mij betreft niet (altijd) van toepassing op dit Concert voor orkest. Het is een briljant werk, dat het orkest alle gelegenheid geeft om te schitteren, maar in het eerste deel, Introduzione Andante non troppo, allegro vivace viel op dat het verbrokkeld van structuur overkomt en dat het voor een luisteraar niet altijd makkelijk te volgen is.

Uitbundig afscheid
Het orkest speelde in grote bezetting (groter dan bij Brahms) en Viotti dirigeerde uitbundig. De blazers, zeker de koperblazers, leverden imposante bijdragen. In het tweede deel, Presentando le coppie (allegro scherzando) zette de dirigent het orkest aan tot strak ritmisch spel, waarop het alert reageerde. Het ging naadloos in het derde deel, Elegia, andante non troppo over. Fraai was daarbij de onderhuidse dreiging van de muziek en de intense uitvoering daarvan. Viotti modelleerde de klank van de strijkers, die aan het eind contrasteerde met het spel van de piccolo en het slagwerk. Het Intermezzo, allegretto bestaat uit een dansant thema, dat onderbroken wordt door een banaal thema. Men dacht destijds dat Bartok hier Johan Strauss citeerde, maar het bleek een parodie op het marsthema uit de Sjostakovitsj’ Zevende symfonie “Leningrad” te zijn! De dirigent had oog voor de verstilde momenten, maar riep ook dezelfde intensiteit als bij het pianoconcert van Brahms op. Het laatste deel, Finale pesante-presto klonk wervelend en kwam tot een overrompelend slot.
Ook nu volgde er een toegift, de Eerste Hongaarse dans van Brahms, die in een nogal instabiel tempo klonk met vooral veel ritardandi in het begin. Viotti haalde alles uit de kast en bewoog druk op de bok, wat het publiek geweldig vond. Aan het eind zwaaide hij naar het publiek, alsof hij wilde zeggen: ‘Dit was echt mijn laatste keer.’
Willem Boone
Info:
Volgende concerten:
https://www.concertgebouw.nl/concerten/5188744-viotti-en-kantorow-met-pianoconcert-nr.-1-van-brahms