Radio Philharmonisch schittert onder Petrenko

Gehoord: NTR Zaterdagmatinee, 9 november 2024, Concertgebouw, Amsterdam

Door Peter Schlamilch

 

Petrenko

Wat een gigant is de Russische dirigent Vasily Petrenko: hij stuurt het orkest met schijnbaar beheerste slag, maar elke beweging is geladen en zijn explosies zijn van wereldklasse. In de eindeloze schare redelijke en soms matige dirigenten die ik de afgelopen jaren voorbij heb zien trekken (de goede niet te na gesproken), is Petrenko er een van een zeldzaam niveau. Hij leidde het Radio Filharmonisch Orkest niet alleen vakkundig door Sjostakovitsj’ nog best gecompliceerde (bijna warrige) Vierde symfonie, maar liet het orkest ook weer volop spelen en zingen, op een niveau dat ik heel eerlijk gezegd al een tijdje miste van dit orkest, hoewel het natuurlijk nooit matig speelde. Maar ik miste vaak de bezieling van vroeger. Nu speelde het volkomen homogeen, met enorme kleurenrijkdom, geweldige soli en dynamische verschillen om je vingers bij af te likken. Elke solist of groep kreeg van Petrenko de aandacht die hij of zij verdiende en alles was vooral bloedmuzikaal en gedreven.

 

 

Parallel gewapper

Dat alles gaat gepaard met een ontzagwekkend en vanzelfsprekend gemak, waardoor hij zo ver boven de materie lijkt te staan, dat wérkelijk gemusiceerd kan worden: geen geblader in partituren, geen algemene slag waaruit iedereen zijn informatie zelf maar moet halen, geen spoor van twijfel of onzekerheid (zonder ooit autoritair te worden) en zeker niet dat parallelle gewapper waar veel dirigenten zich tegenwoordig aan bezondigen: zijn linkerhand is volledig onafhankelijk en expressief en heeft Abbado-achtige kwaliteiten, waarmee ik bedoel dat hij er elk gevoel mee kan uitdrukken. Hij heeft constant oogcontact met zijn musici, is glashelder waar het orkest hem nodig heeft, maar laat de spelers vrij als het kan, zonder ook maar één seconde de controle te verliezen. Controle is eigenlijk het verkeerde woord voor wat Petrenko doet: hij heeft altijd de regie, maar geeft ook ruimte aan de fantastische musici van het Radio Fil om te schitteren. Ik zou hem meteen als chef inhuren, voordat het KCO dat misschien wel doet, als ze hem in december voor het eerst ontmoeten in de opera Boris Godoenov: het lijkt mij een perfecte match, voor allebei de orkesten, trouwens.

 

 

Speelplezier en contact

Begonnen werd echter met het eerste deel uit Joey Roukens’ strijkkwartet What remains, dat moederziel alleen door het Dudok Quartet werd gespeeld, op hetzelfde hoge niveau als later het orkest: een heerlijk rijke en toch transparante klank, een perfecte balans, zowel qua dynamiek (volume) als qua inzet en energie. Deze vier Nederlandse topmusici spelen op eenzaam hoog niveau en het was een genot ze Roukens’ werk te horen verdedigen in een hechte eenheid, met heel veel speelplezier en contact met elkaar en het publiek.

 

 

Repetitief en minimalistisch

Roukens’ werk vond ik overigens best mooi, hoewel het ritmisch soms wel erg repetitief en tonaal minimalistisch was, waar ikzelf meestal te weinig geduld voor heb. Na ongeveer zes minuten kende ik die zestiendenbewegingen wel, maar precies op dat moment veranderde het klankbeeld in een verstilde slotminuut die erg weldadig en mooi gezet klonk, een timing die aan Mozart of Beethoven doet denken. Het maakte wel nieuwsgierig naar de rest van zijn strijkkwartet. Ook de verwijzingen naar Ravel bevielen me goed, en hoewel de gebruikelijke ‘bijzondere compositietechnieken’ als tasto, ponticello, flageoletten, kwarttonen en glissandi rijkelijk aanwezig waren, werd duidelijk dat de piep-boem-kraak-periode in de hedendaagse kunstmuziek wel voorbij is. Goddank, zou ik zeggen, want wat heeft die veel kapot gemaakt en publieken van zich vervreemdt.

 

Supervrolijk en positief

Het Radio Fil voegde zich na deze korte opwarmer bij het kwartet voor John Adams’ Absolute Jest uit 2012, dat volgens het programmaboekje op veel scherzi van Beethoven berustte (Beethoven is Adams’ grote voorbeeld). Dat klopte, hoewel het stuk volgens mij toch vooral een ‘omwerking’ van Beethovens Zevende is. Een supervrolijk en positief stuk, een genot om naar te luisteren, zeker in de briljante vertolking door dit heerlijke orkest, dat een fantastische klank produceerde met vele geweldige soli, alles onder de steeds waakzame regie van Petrenko, die het geheel perfect opstuwde en voortdreef. Beethoven, Mahler, de Sacre: alles kwam wel even voorbij maar nooit werd het werk epigonaal of voorspelbaar, hoewel het gepuncteerde ritme uit die Zevende Beethoven wel wat erg vaak klonk. De koebellen aan het eind vond ik geniaal, al wist ik niet precies waarom. Een soort Zwitserleven-gevoel?

 

 

Puntje van de stoel

Een kwartier na de pauze merkte ik dat ik al een heel tijdje op het puntje van mijn stoel zat: wát een spanning, wát een virtuositeit en wát een muzikaliteit wist Petrenko aan het orkest te ontlokken: het Radio Fil speelde de soms razendmoeilijke noten niet alleen op cd-kwaliteit, maar ook met een overgave en bezieling die ik bijna niet meer voor mogelijk had gehouden. De orkestklank is de afgelopen jaren danig veranderd, en het was goed te horen dat de oude Radio Fil-klank nog volop aanwezig is. Sjostakovitsj’ marsen waren bijtend schril, zijn zachte passages van fluweel, en Petrenko kneedde op vrijwel elk moment de orkestklank tot een betekenisvol geheel. Dirigeren is namelijk veel meer dan de maat slaan, en Petrenko weet dat als geen ander: deze dirigent geeft betekenis aan noten waar een ander gewoon aan voorbij dirigeert. Is er eigenlijk een detail dat hij niet afwerkt? Nee.

 

 

Adembenemend

‘Dit is musiceren met hart en ziel, idioot mooi – adembenemend’, las ik later in mijn aantekeningen, en zo was het: zelfs de onspeelbaar lastige fuga in het eerste deel klonk volkomen vlekkeloos: een uniek staaltje orkestspel. Interpretatie, inspiratie, souplesse, helderheid en expressie: alles viel samen, zoals het orkest perfect in balans was met de dirigent. Niemand was de baas, het was een perfecte twee-eenheid. De soli in blazers en bij de concertmeester waren uitmuntend.

Toegegeven, de Vierde Sjostakovitsj is misschien niet zijn allergeniaalste werk en wordt op den duur ook best taai, maar zoals het hier gespeeld werd was het een onwaarschijnlijke belevenis, en dat is échte muzikaliteit: ook met onbekende, wat ontoegankelijke muziek het publiek op de banken krijgen. En zo geschiedde. 

Peter Schlamilch

 

Info:

 https://www.omroepmuziek.nl/ntrzaterdagmatinee/

 

*Deze recensie betreft de live-versie in de zaal. De concertregistratie kan, door technische bewerking, soms afwijken.

 

 

 

You May Also Like

Kippenvel bij Rudi Stephans opera Die ersten Menschen

Canellakis verbindt heden, verleden en toekomst in Requiem van Brahms

Simone Youngs verzadigde Zesde Bruckner maakt indruk bij Concertgebouworkest

Verzorgd spel en voorbeeldige articulatie van pianiste Angela Hewitt