Rotterdams Philharmonisch Orkest: actueler dan ooit en met veel verrassingen en overdenkingen
Concert: Rotterdams Philharmonisch Orkest o.l.v. Han-na Chang, m.m.v. Lola Descours, fagot. 8 maart 2025, De Harmonie, Leeuwarden
Door Dirk Meijer
Once in a lifetime
Afgelopen zaterdagavond speelde niemand minder dan het Rotterdams Philharmonisch Orkest in de stadsschouwburg de Harmonie in Leeuwarden. Dat is op zich al heel bijzonder: in de roemruchte geschiedenis van het orkest zal dit ongetwijfeld niet vaak zijn voorgevallen. Even kwam bij mij de associatie boven van Feyenoord die een wedstrijd moest spelen in het nieuwe Kooi Stadion tegen Cambuur.
Dat zal altijd, zelfs voor een grootmacht, even wennen zijn, ook al verloochent kwaliteit zich natuurlijk nooit. Het Rotterdams Philharmonisch was dan ook in vol ornaat naar de Friese hoofdstad afgereisd, inclusief de nieuwe concertmeester Tjeerd Top. En dat deze reis zeker niet routinematig werd opgevat, bewees het wel heel bijzondere programma: Ravel, Jolivet en Prokofiev bij elkaar met ook nog een keer een fagotsoliste is waarschijnlijk iets van ‘once in a lifetime’, zelfs voor de musici van dit vermaarde orkest.
Solorepertoire fagot
Een fagot als solo-instrument, leent het zich daar eigenlijk toe? Misschien zou je het in eerste instantie niet verwachten, maar als je het toch best wel indrukwekkende solo repertoire bekijkt wat zoveel diverse componisten hebben nagelaten, is het antwoord volmondig ja!
Zo schreef alleen Vivaldi al 39 concerten voor één van de voorlopers van het huidige instrument wat wij vandaag de dag kennen. Er lag derhalve een solide basis, die aan de ene kant bewerkstelligde dat het instrument niet meer weg te denken viel en nog steeds valt uit het toenmalige (en hedendaagse) orkest, en aan de andere kant vroeg om uitbreiding.
Kijken we verder naar het solo repertoire, dan moet de fagot het vaak wel doen met de van naam wat onbekendere componisten, zoals de zonen van J.S. Bach, Franz Danzi, Jan Křitel Vaňhal (twee enkele en één concert voor twee fagotten) en zo vele anderen. Mozart blijkt het instrument van binnen en van buiten te hebben gekend: in zijn opera’s, symfonieën en kamermuziek, alleen in zijn concert voor fagot en orkest ontbreekt de inspiratie. Hij schreef het werk waarschijnlijk voor een liefhebber (die daar ongetwijfeld heel gelukkig mee was), maar het resultaat is toch voor Mozarts doen niet veel meer dan een weinig zeggend niemendalletje. Dit in grote tegenstelling tot de fagotpartij uit zijn Sinfonia Concertante KV 297B (in Eb groot) voor hobo, klarinet (fluit) fagot, hoorn en orkest.
Uit de (vroeg) Romantiek stamt een gedegen compositie van van Beethovens tijdgenoot Johan Nepomuk Hummel, (uiteraard) dat van Carl Maria von Weber en, niet te vergeten dat van de Finse componist Bernhard Henrik Crucell, een klarinetvirtuoos, die ook zijn sporen voor de fagot heeft nagelaten. Zijn we meteen aangeland in Scandinavië. Laten we het barokke Zweedse hof even buiten beschouwing, het sonore, warme maar toch ook humoristische geluid van dit dubbelriet instrument zit ergens diep verankerd in de ziel van de Noord Europeaan. Zo stammen belangrijke soloconcerten voor fagot van de Deen Launy Grøndahl (waarin het hele symfonieorkest wordt gebruikt, met drie dubbel hout en twee fagotten), van de Noren Hårald Sǣverud en Egil Hovland, van de Zweed Lars Erik Larsson en van Tauno Marttinen uit Finland.
Engeland, die zelfs de naam van het instrument vanuit het Frans heeft overgenomen, speelt zeker ook een voorname rol en ook ons eigen land, met componisten als Louis Andriessen, Hanna Beekhuis en Julius Röntgen droeg zeker z’n steentje bij.
De fagot in Frankrijk
Hebben we tot nu toe één land in deze korte opsomming nog niet genoemd, en dat is Frankrijk; heel belangrijk in de geschiedenis van de basson. Alleen al aan het Conservatorium in Parijs waren sinds 1795 vier klassen ingericht voor jonge fagottisten! Ook al werd er sindsdien veel gedaan om het kleppensysteem te verbeteren en het volume van het instrument te versterken, in Frankrijk werd een eigen versie ontwikkeld, (het Franse instrument neigt qua klank veel meer naar de saxofoon) met een enorme ambitus, virtuoos en lichtvoetig klinkend. Deze Franse fagot liet zeker zijn sporen na: tot in de eerste helft van de twintigste eeuw werd er wereldwijd in het orkest hoofdzakelijk op de Franse fagot geblazen. Een mooi voorbeeld is nog altijd één van de beroemdste fagot-soli uit de orkestliteratuur, het begin van Stravinsky’s ‘le Sacre du Printemps’. Het stond oorspronkelijk genoteerd voor althobo, maar voorafgaand aan de eerste repetitie in Parijs hoorde de fagottist dit zijn collega spelen. Hij pakte zijn instrument en in eerste instantie, for fun, blies hij het ook eens, alleen blijkbaar onder het gehoor van de componist. Hij pakte op zijn beurt het potlood en het resultaat was overduidelijk:
Frankrijk is dus heel belangrijk geweest voor de ontwikkeling van de fagot en in landen als Canada, België en natuurlijk het moederland wordt er nog altijd op gespeeld, zij het, en dat is op zich jammer voor de cultuur, steeds minder en dat allemaal ten faveure van de Duitse variant. De Belgische fagottist Frans de Jonghe heeft veel arbeid verricht om een surplus aan technische mogelijkheden van de Franse fagot te implementeren op de Duitse.
En dat is maar goed ook, want de frivole, Franse fagotmuziek heeft een heel speciale en belangrijke plaats verworven in de literatuurgeschiedenis van het instrument.
Lola Descours
Zodoende excelleerde Lola Descours (solofagottist van het orkest) op haar opvallend licht getimbreerde Duitse Heckel fagot op een briljante wijze in het zelden live te beluisteren fagotconcert van Edgar Varèses leerling André Jolivet (1905 – 1974), geschreven voor een concours van het hierboven genoemde Parijse Conservatorium. Voor een solist die dit aandurft gaat werkelijk geen zee te hoog. Het leek, als of de extreme moeilijkheidsgraad van met name het Allegro Giovale haar geen enkele moeite kostte. Ingetogen speelde zij de sterren van de hemel en haar spel danste als het ware over het podium, wat haar ook de mogelijkheid gaf om te zingen in het Largo cantabile. De strijkers, pianist en harp van het orkest, onder leiding van Han – na Chang, stonden haar op dezelfde adequate wijze bij met zo nu en dan een prachtige samenspraak tussen concertmeester en soliste; de inspiratie sloeg over van alle kanten en bereikte zodoende een complete eenheid. Deze werd bekroond met een fugato, doorzichtig en nadrukkelijk gecomponeerd naar eigen inzicht van de componist!
En dan is het voor de soliste best wel interessant om in een kleinere zaal te spelen dan in b.v. de Doelen. Het geluid wil makkelijk weg en sprankelt makkelijker.
Ode aan…
De artistieke commissie van het orkest had dit concert ‘Ode aan de Bolero van Ravel’ genoemd. Zeker, dit fagotconcert werd gelardeerd door Pavane pour un infante défunte en door de Bolero van Ravel. Het oog en ook het oor willen wat en, het moet gezegd, beide werken werden meer dan naar behoren uitgevoerd (met een prachtige hoornsolo in de Pavane), maar na de op zich indrukwekkende Bolero bekroop mij toch het gevoel dat de luisteraar wel weinig ruimte kreeg om de geweldige prestatie, geleverd in Jolivet op zich in te laten werken. Als dit weekend niet net een Ravel jubileum moest worden gevierd, en als ik dit concert dan toch een titel moest worden meegegeven, had ik dit geloof ik meer een ‘Ode aan de geest van de mensheid en het inspirerend optimisme’ genoemd.
Prokofiev en zijn Vijfde symfonie
Ik neem u mee naar de 13de januari 1945. Het Rode leger was het gelukt de Visla rivier in Polen over te steken. De victorie op Duitsland kraaide en saluutschoten bulderden door Moskou. Juist op dat moment stond Serge Prokofiev op de bok om de première van zijn Vijfde symfonie te gaan dirigeren. Hij hield wijselijk in en wachtte tot dat het laatste schot geklonken had.
Als we het hebben over Prokofiev moeten we ons afvragen waarom er zo’n enorme tijd heeft gezeten tussen het componeren van zijn Vierde symfonie (waarvan twee versies bestaan) en de daaropvolgende. Het spelen van een potje schaak met Ravel kon hem er niet van weerhouden om terug te keren naar Moskou.
Zijn muziek is eigenlijk een samengaan van ironie, humor en hoffelijkheid. Met dat laatste wist hij het regime te paaien en met de eerste twee genoemde aspecten kon hij daarmee de spot drijven, zonder dat hem dat van hogerhand werd aangerekend. Het slot van het werk is hiervan een prachtig voorbeeld. Het is alsof we zitten te luisteren naar een mengeling van de ‘Abscheids’ Symfonie van Joseph Haydn (Nr. 45 in F# klein!) en ‘ein Musikalischer Spaß’ (in F groot, KV 522) van Mozart: steeds meer instrumenten verlaten het strijdtoneel, totdat zes strijkinstrumenten overblijven, allerlei dissonanten en met name ‘verkeerde en foute’ noten spelend. Ineens en eigenlijk toch onverwacht komt daar het glorieus klinkend koper overheen en wordt de mars naar het slot ingezet en eindigt het werk zoals het begon, in Bb!
De Vijfde symfonie van Prokovief is een één en al geladen compositie en een vat vol tegenstrijdigheden. Het is alsof de componist ons gedurende de gehele symfonie constant op het verkeerde been wil zetten en waakzaam wil zijn om onszelf na te laten denken. Daarvoor kiest hij om te beginnen een quasi simpel klinkende melodie als begin van het werk, gespeeld door fluiten en fagotten.
Dit eerste deel lijkt op het eerste gezicht geschreven te zijn in de klassieke sonatevorm; maar zelfs hier lijkt schijn te bedriegen: het lijkt er veel meer op dat het tweede thema organisch voortkomt uit een overkoepelend begin. Qua notatie zijn er in ieder geval duidelijk overeenkomsten en er is in ieder geval geen enkele sprake van welke dominant – tonica verhouding ook.
Tonaal lijkt dit ‘tweede thema’ meer op een wat ongemakkelijk samengaan van a klein en A groot: de C in maat 64 zou dan uiteindelijk kunnen gelden als de dominant van F. op zijn beurt weer de dominant van Bb.
Als een duveltje uit het doosje wordt nog een derde thema geëxposeerd, waarmee een opwindend slot van dit openingsdeel wordt aangekondigd, in een compleet contrast tot het begin.
In het tweede deel lijken we ons even te mogen ontspannen; het klinkt bijna als een klassiek Scherzo, maar als het einde daar lijkt keert ineens, hoekig neergezet door het koper, het beginthema van het eerste deel terug en is van innige lyriek geen enkele sprake meer.
Maar goed, voor dat ik te technisch ga worden, achter alles wat Prokofiev schrijft, zit een boodschap; hij wil kost wat het kost de mens bij de les houden (en waarschijnlijk het regime op het verkeerde been zetten). Zo klinkt quasi eenvoud tegenover complexiteit en plaatst hij het vertrouwen van de mens tegenover angst en aanjagende schrik.
Datzelfde plaatsen van majeur en mineur tegenover elkaar doet hij in het derde deel: F groot tegenover f klein: in de bassectie klinkt horizontaal in plaats van het ons zo vertrouwde F – A – C in plaats van de A constant de B: ook hier is niks wat het lijkt te zijn, en opnieuw houdt de componist onze ogen en oren open!
Eerlijkheid met humor
Het Rotterdams Philharmonisch Orkest voert als slogan: ‘we play your classical playlist, but better’. Hieruit spreekt toch ook wel weer een recht doorzeese eerlijkheid en humor: Het orkest speelde zeer overtuigend en emotioneel geladen. Dirigente Han – na Chang liet in een sprankelende uitvoering alle aspecten van dit zo gelaagde werk tot z’n recht komen: lyrische fijnzinnigheid en optimisme tegenover barbaars sarcasme. De luisteraar bleef op zijn stoel gekluisterd en beloonde de uitvoering van dit meesterwerk uit de twintigste-eeuwse muziekgeschiedenis met een ovationeel applaus.
Een uitvoering, naast die van b.v. Bernstein en Rozhdestvensky zeker behorend tot de top 5, ook als staat die van de van oorsprong Oekraïense dirigent Jascha Horenstein voor mij nog altijd bovenaan.
Wat jammer is, is dat er blijkbaar steeds meer bezuinigd moet worden op het programmaboekje. Als we een of andere prachtige tentoonstelling gaan bezoeken in een museum worden nog altijd de mooiste catalogi samengesteld en aangeboden. Ook over de muziek valt genoeg te schrijven en het kan ook politiek een belangrijke rol uitdragen.
De 150-jarige Harmonie en de herdenking van de 150ste geboortedag van Maurice Ravel (7 maart) viel deze maand samen en misschien wel mede daardoor kreeg Leeuwarden de gunfactor vanuit Rotterdam. Daarvoor mag men dankbaar zijn.
Dirk Meijer
Info: