Stage Director in Residence Jorinde Keesmaat over het Muziekgebouw Productiehuis
DE TOEKOMST VAN DE MUZIEK
Op zoek naar het vrouwelijke vocabulaire – Interview met Jorinde Keesmaat
Door Paul Janssen
Sinds begin 2023 is het Muziekgebouw Productiehuis van Muziekgebouw aan ’t IJ een feit. Regisseur Jorinde Keesmaat werd benoemd tot eerste Stage Director in Residence. Nu het eerste jaar van een Muziekgebouw dat niet alleen programmeert maar ook produceert er op zit, spreekt Jorinde Keesmaat over haar ervaring tot nu toe en over de nog komende voorstelling The World’s Wife. ‘Een onderzoek naar identiteit’, zo vat de immer gedreven regisseur het samen.
Angel’s Bone
Op 9 november 2023 stond de eerste voorstelling van Jorinde Keesmaat in de hoedanigheid van Stage Director in Residence van het Muziekgebouw Productiehuis in het Muziekgebouw aan ´t IJ. De intrigerende opera Angel’s Bone was alleen geen gepland ‘debuut’, maar een geslaagde last minute noodgreep. De opera van de Chinees-Amerikaanse componiste Du Yun, die in 2017 goed was voor de Pulitzer Prize voor muziek, had Keesmaat eerder geregisseerd voor de Opera van Wuppertal. Omdat de geplande nieuwe productie Sin-Eater op het laatste moment niet doorging in het Muziekgebouw, was de Wuppertalproductie opeens een uitstekend alternatief.
De afgelasting van Sin-Eater toont meteen de kwetsbaarheid van het werken in de voorhoede van het moderne muziektheater. ‘De productie met muziek van David T. Little en medewerking van het Ragazze Quartet was bedoeld als een coproductie van het Muziekgebouw, November Music en het Amerikaanse koor The Crossing’, verklaart Keesmaat. ‘Drie weken voordat we af zouden reizen naar Philadelphia kregen we het bericht dat The Crossing geen geld meer had. Ik heb veel .in de Verenigde Staten gewerkt en ik weet uit ervaring dat het gewoon klaar is als het geld op is. Daar heb je dan mee te dealen. Het nadeel was nu dat we zonder The Crossing geen theatrale voorstelling konden maken.’
Vandaar dat de productie niet doorging, en vandaar dat de opera Angel’s Bone begin november zijn Nederlandse première kon beleven en Jorinde Keesmaat haar debuut als Stage Director in Residence maakte met de productie die ze met succes bij de Opera van Wuppertal regisseerde.
Dialoog
Hoewel dat niet helemaal de planning was, staat de productie wel voor alles wat Keesmaat als Stage Director in Residence wil uitstralen met het Muziekgebouw Productiehuis dat in 2023 onder leiding van programmamanager Joost Heijthuijsen begonnen is met geld van Fonds21 EXTRA en Ammodo om ‘een nieuwe generatie makers een platform te bieden om in alle rust en veiligheid te werken aan oorspronkelijke projecten’, aldus Muziekgebouwdirecteur Maarten van Boven. ‘Het Productiehuis richt zich voornamelijk op makers met een bewezen staat van dienst die een volgende stap willen maken in hun carrière; en helpt hen met adviezen, ontwikkelbudget of simpelweg repetitieruimte. Zo levert het Muziekgebouw een nog actievere bijdrage aan het Amsterdamse, Nederlandse en internationale muziekleven. En dragen we niet alleen bij aan de vernieuwing van de muziekpraktijk, maar blijven we ook bouwen aan de broodnodige vernieuwing van het publiek’, zo liet hij in een persbericht weten bij de lancering van het productiehuis.
‘Het Muziekgebouw is altijd een programmerende instelling geweest’, zegt Keesmaat over het initiatief. ‘Het interessante is dat er vanuit het Muziekgebouw behoefte ontstond om deel te nemen aan het creatief proces en aan de dialoog met de kunstenaars. Door het geld dat het Muziekgebouw kreeg van Fonds 21 en Ammodo kon die wens vervuld worden.’
Dat het Muziekgebouw bij Keesmaat uitkwam is niet zo gek. Ze is niet alleen iemand die internationaal haar vleugels heeft uitgeslagen en vele contacten heeft, ze heeft ook voor het Muziekgebouw al diverse spraakmakende en goed ontvangen voorstellingen gemaakt zoals de combinatie van Odysseus’ Women en Anaïs Nin van Louis Andriessen. ‘We hebben uitgebreid gesproken over mijn rol binnen het Productiehuis. Ik werk veel in de hoek van de nieuwe muziek. Als je mij vraagt krijg je er een heel palet aan kunstenaars bij die net als ik werken aan initiatieven om muziek op een andere manier te beleven. Ik ben anderhalf jaar geleden al benaderd en ik vond het stoer dat ze als eerste een regisseur vroegen.’
Mid carreer-kunstenaar
Dat er dit eerste jaar nog niet zo heel veel zichtbaar is van de effecten van het Productiehuis en haar werk vindt Keesmaat vanzelfsprekend. ‘Het Muziekgebouw zit enorm in de modus van programmeren. Dat is toch een heel andere tak van sport dan het maakproces. Ik doe jaren over het maken van een voorstelling. Die tijd moet je mij geven. En dat doet het Muziekgebouw: we hebben nog niet echt een einddatum geplakt op de functie van Stage Director in Residence.’
Daarbij blijft de vraag hoe Keesmaat haar rol in wil vullen bij een concertzaal die zich aan het profileren is als cultureel producent. Is ze een spin in het web van nieuwe producties, of houdt ze zich vooral bezig met haar eigen voorstellingen? ‘Er is een verschil tussen wens en realiteit’, zegt ze cryptisch. ‘Ik ben heel druk met eigen voorstellingen, daar gaat veel tijd in zitten. Maar de wens is om een plek te zijn waar mensen voorstellingen kunnen maken. Zeker ook de makers die net als ik in het midden van hun carrière zitten. Bij deze makers is het sentiment in Nederland vaak: ‘je kunt het toch al, dus je hebt geen extra steun of mogelijkheden meer nodig. Dat is dus absoluut niet zo. Ik hoop als Stage Director in Residence mede voor deze zo belangrijke groep kunstenaars meer aandacht te creëren.’
Keesmaat had al snel in de gaten dat Nederland eigenlijk te klein was. ‘Ik heb bewust gekozen voor het buitenland omdat er meer markt is. Ik heb jaren in de Verenigde Staten gewerkt en op dit moment ben ik veel in Duitsland. Je moet wel. Nederland is een klein land; de goede mensen gaan de grens over. Ik hoop door het Productiehuis mensen weer naar Nederland terug te halen, want er is een vacuüm. De zalen in Nederland willen dat gat wel opvullen, maar er is te weinig geld beschikbaar. Toch hoop ik dat in de toekomst meer zalen een initiatief als dat van het Muziekgebouw kunnen nemen.’
Nieuwe producties
Dat ze dit seizoen nog geen nieuwe voorstelling kan presenteren in het Muziekgebouw, heeft niet alleen met de financiële middelen, maar ook met de eerdergenoemde voorbereidingstijd te maken. ‘Daarom is het dit seizoen vooral iinstappen op een rijdende trein om te laten zien waar het Productiehuis voor staat. Ondertussen ben ik wel met nieuwe producties bezig. Zoals Castor et Pollux, de opera van Rameau over een dramatisch loyaliteitsconflict van de tweelingbroers. Ik ben zelf moeder van een tweeling. De band tussen zo’n tweeling komt minimaal ter sprake in de opera. Ik ben juist benieuwd wat de band is. Die intense band tussen de twee broers is het fundament voor wat we nu nodig hebben in de samenleving’, geeft ze er zoals altijd een sociaal-politieke draai aan.
‘Ik laat een nieuwe proloog maken’, gaat ze verder. ‘Ik wil het publiek laten snappen wat de opoffering van de ene broer in de opera van Rameau voor de ander betekent. We nemen de mythes vaak klakkeloos over. Ik geloof daar niet zo in, ik wil de betekenis uitdiepen.’
Dat wil ze ook in een ander project dat zich aan het ontwikkelen is. She Her Me moet een voorstelling worden rond de trilogie Orphée, La Belle et la Bête en Les Infantes terribles van Philip Glass naar de gelijknamige films van Jean Cocteau. ‘Ik ga deze drie stukken met toestemming van Glass bewerken tot één avondvullende opera. Hij had zelf als droom de complete trilogie in één weekend uit te voeren. Ik vind het interessant om de materie van Cocteau door mijn handen en gedachten te laten gaan – wat hebben de personages gemeen, waar verschillen ze? – en dat presenteren in een installatie van film en opera.’
Persoonlijke struggle
Ook in deze nieuwe producties gaat Keesmaat weer op zoek naar de verhalen en mechanismen onder alles wat we denken te kennen. ‘Dat is wel de rode draad in mijn werk’, zegt ze. ‘De canon van verhalen die we zo goed denken te kennen tegen het licht houden en te zoeken naar wat de verdere betekenis is van alles wat we maar zo klakkeloos aannemen. Wat ook de vraag met zich meebrengt: is het wel zoals we altijd dachten dat het was? Ik richt mij wat dat aangaat ook in het bijzonder op de vrouwen in het verhaal. Wie zijn zij, wat is nodig om tot de kern te komen, tot een vrijheid voor de stem van de vrouw. Ik ben wat dat aangaat op zoek naar een vrouwelijk vocabulair.’
Dat doet ze ook in de volgende productie die op 11 januari 2024 in het Muziekgebouw aan ’t IJ op het programma staat: de kameropera The World’s Wife van Tom Green met het Ragazze Quartet en de indrukwekkende transgender bariton Lucia Lucas. Ook een productie die al eerder zijn première beleefde in het voorjaar van 2022 tijdens het O. Festival voor Opera, Muziek en Theater in Rotterdam en in november nog schitterde tijdens het What You See Festival in Utrecht, maar die in alle opzichten een reprise verdient. ‘Eigenlijk is het geen echte opera’, zegt Keesmaat over The World’s Wife. ‘Het is een liedcyclus gebaseerd op teksten uit de dichtbundel van Carly Ann Duffy. Daarin werkt ze heel sterk met het man-vrouw perspectief en geeft ze mythische figuren als Roodkapje, Salomé en Queen Herod een nieuw vrouwelijk perspectief. Green heeft een cyclus gemaakt van tien van haar gedichten.
Oorspronkelijk schreef hij het werk voor sopraan en strijkkwartet. Dat vond ik in eerste instantie niet zo boeiend; vijf vrouwen op het podium, daar ging mijn hart niet sneller van kloppen. Maar de teksten van Duffy vond ik geniaal. Ik heb mij vervolgens afgevraagd wat er voor mij miste en heb aan Tom Green voorgesteld een transperformer te zoeken die de twee werelden in zich heeft, zodat ik de queeste tussen het mannelijke en vrouwelijke kan gaan begrijpen. Uiteraard zonder oordeel. Tom heeft de partituur bewerkt voor bariton en uiteindelijk zijn we bij Lucia Lucas uitgekomen. Ze is geweldig; vaak weet je niet of er een man of vrouw aan het woord is. The World’s Wife is geen opera, maar een liedcyclus met tien verschillende personages, dus de vraag was hoe het in een verhaal te vatten dat beklijft bij de bezoekers. Ik denk dat ik de code gekraakt heb en tot een kern gekomen ben die klopt. Daar ben ik blij om en trots op. Aan het einde van de voorstelling luidt de vraag ‘wie ben ik eigenlijk?’ Er zitten in de muziek veel quotes van vergeten vrouwelijke componisten, maar wie zijn we zelf? Wie is Lucia? Wie zijn de vrouwen van het Ragazze Quartet? Het is de persoonlijke struggle, een onderzoek naar identiteit geworden.’
Marketingsausje
En om die zoektocht naar betekenis, naar de kern gaat het Keesmaat iedere keer weer. Het is ook precies de reden waarom ze vooral in de hedendaagse opera haar stiel vond. ‘Ik kom uit een muzikale familie’, begint ze haar professionele wordingsgeschiedenis. ‘Mijn overgrootvader zong in de opera, mijn opa speelde viool. Ik speelde als kind viool en ben overgestapt naar zang. Als jonge zanger denk je carrière te kunnen maken, ik heb daarom ook zang en dans in Londen gestudeerd. Toen ik daar met het professionele niveau in aanraking kwam wist ik al snel dat mijn plek niet op het podium was. Omdat ik op dat moment geen idee had wat dan wel te gaan doen ben ik begonnen aan een opleiding tot dramadocent. Daar kwam ik in aanraking met het vak regie. Dat was het helemaal voor mij, vooral in combinatie met muziek. Zo heb ik zeven jaar Tracks geregisseerd in het Concertgebouw, de programmaserie rond klassieke muziek op een andere manier vormgegeven om een breder publiek aan te spreken. Uiteindelijk heb ik ontdekt dat opera mijn tak, mijn taal is. Binnen die veelomvattende term heb ik mij kunnen toespitsen op waar ik goed in ben: nieuwe muziek, aan de wieg staan van nieuwe producties. Dat had ik vroeger nooit gedacht, want het is nog moeilijker een hedendaagse opera vorm te geven dan een klassieke. Het is de doorwrochte klassieke wereld versus de moderne abstractie. Die moet je eerst banaal vertalen om terug te kunnen naar de abstractie. Dat is een proces waar ik gelukkig van wordt, en soms doodongelukkig, maar uiteindelijk altijd weer gelukkig.
Ik ben waarschijnlijk een laatbloeier, maar het is heerlijk om nu te weten waar mijn kracht ligt. En men weet mij te vinden, ook internationaal. Ik doe nu veel producties in Duitsland en België en ik ben in Wuppertal teruggevraagd om een Carmen te regisseren. Dat ga ik doen, maar ik ben inmiddels erg kritisch geworden in wat ik wel en niet aanneem. Ik ben er niet meer om het leuke marketingsausje toe te voegen, ik moet mijn ei kwijt kunnen. Gelukkig heerst bij operahuizen steeds meer het idee dat de nieuwe muziek een belangrijk deel van de toekomst is. Het veld is wat dat aan gaat behoorlijk aan het veranderen. Ik hoop daarom de komende jaren nog veel meer samen te kunnen werken met componisten, echt samen aan de wieg te staan van een oerversie, vooral omdat componisten doorgaans op een heel ander spoor zitten dan regisseurs. En dan de grote operahuizen in om die nieuwe werken juist daar te regisseren. Dat is nog even een drempel. Wat dat aangaat zou het mooi zijn als er net zo veel geld voor nieuw werk beschikbaar komt als voor de klassiekers.
Tekst: Paul Janssen
Foto’s: Jorinde Keesmaat & Angel’s Bone: Foppe Schut, Cory Weaver, Nichon Glerum
Een andere versie van dit interview verschijnt in het januari februari nummer van De Nieuwe Muze 2024, los te bestellen via Magvilla.nl
Info:
https://www.muziekgebouw.nl/nl