Terugblik op Festival Oude Muziek: een dag gevuld met zeldzaam gespeelde noten

Jean Rondeau, orgel, L. Couperin.  Evangelina Mascardi, Luit, S.L. Weiss. Anders Muskens, fortepiano en Nicolas Roudier, hoorn, Jadin Hérold en Gounod Ensemble: Masques o.l.v. Olivier Fortin, Pygmalion J.Ph. Rameau. Gehoord op 4 september 2025 tijdens het Festival Oude Muziek te Utrecht.

Door Suus Blanke

 

Couperin op Orgel

Mijn dag gevuld met oude muziek begon buiten het centrum van Utrecht in de wijk Tuindorp in de Tuindorpkerk. Bij mijn weten hebben in deze kerk nooit concerten plaatsgevonden in het kader van Oude Muziek, maar deze locatie was misschien vanwege het orgel geregeld voor Jean Rondeau, die dit festival Artist in Residence was en één van zijn concerten op orgel speelde. Na de suites op klavecimbel van Louis Couperin (1626-1661) van de avond daarvoor (zie recensie Wenneke Savenije), klonken in de Tuindorpkerk een prelude, een aantal fuga’s en een heleboel fantasieën. Het witte orgel dat in een oudroze geschilderde nis hing klonk erg verfijnd, waardoor de franse muziek optimaal tot zijn recht kwam. Rondeau speelde zo helder dat alle stemmen in de fuga’s te volgen waren en alle fantasieën klonken fantasierijk. Iemand in het publiek die achter mij zat fluisterde dat Rondeau zeer goed over zijn interpretatie had nagedacht. Hier bleek maar weer eens, dat elk jaar veel mensen met grote muziekkennis naar het Festival Oude Muziek (FOM) komen, en een ongezouten mening over de concerten en musici kunnen hebben.

 

 

Luitmuziek van Weiss

Daarna kwamen drommen mensen op het luitrecital in de Lutherse Kerk af: mensen  die zelf luit spelen, liefhebbers van het tokkelinstrument zijn of naar hun collega Evangelina Mascardi kwamen luisteren. Mascardi is geboren in Buenos Aires, maar heeft gestudeerd in Europa en geeft momenteel les in Rome. Na meer dan 30 opnames als luitiste te hebben gemaakt in ensembles met grote namen, heeft zij zich gericht op een solocarièrre en dit was haar eerste solorecital tijdens het FOM. Mascardi had meteen de beste solomuziek voor de luit uit de barok gekozen van Silvius Leopold Weiss (1886-1750). Zijn muziek is nauwelijks uitgegeven omdat de componist daar geen belang aan hechtte, want zijn composities waren bedoeld voor het moment van uitvoering en niet om te bewaren in een collectie of museum. Daardoor bleef de luitmuziek van Weiss lang onbekend, mede omdat muziek voor de luit in tabalatuur werd en wordt geschreven. Dat is een notatievorm waarbij de vingerzettingen op het instrument worden weergegeven, i.p.v. de toonhoogte, waardoor de muziek voor andere musici moeilijk te lezen is. De composities van Weiss bevatten bekende barokklanken, harmonieën en structuren, maar hij weet daar net wat origineler mee om te gaan, wat zijn muziek interessant maakt om verder te verspreiden en daarom heeft Mascardi zijn muziek op cd gezet.

 

 

Weiss werd geboren in het huidige Wroclaw in Polen, maar vertrok al op jonge leeftijd naar Breslau en Innsbruck. Hij verbleef in Rome en Dresden, wat verklaard dat er bekende klanken in zijn muziek te horen zijn. Toch is hij vooral beïnvloed door de Franse hofstijl, die in de tijd van Weiss in geheel Europa gold als toonbeeld van verfijning. De Franse invloed was te herkennen in zijn Fantasia et Rondeau en de Sonate nr. 33 in F die op de Fantasia na alleen franse dansvormen bevatte, die Mascardi uitstekend hun eigen karakter meegaf. Tijdens Tombeau sur la mort de Comte de Logy klonk veel tragiek tot in de laagste bassnaren. Na een Preludio, Fuga en Chaconne speelde Mascardi als toegift een mooie Aria in C-Dur. Alles klonk, fragiel en kwetsbaar in een concert dat ongeveer 45 minuten duurde, maar dat bleek lang genoeg omdat je als publiek zo ingespannen moest luisteren naar het zachte instrument met heel veel snaren. En ik hoop dat diegene die vergeten was zijn/ haar telefoon uit te zetten, zich dood heeft geschaamd omdat dat de digitale beltoon veel luider klonk dan de oude akoestische luit.

 

 

Een recital op museumstukken

Een voorbeeld van een musicus die heel vaak tijdens de (gratis) Fringeconcerten van het FOM heeft gespeeld is de Candeese fortepianist Anders Muskens, wat hem in deze editie een betaald concert had opgeleverd en zelfs een paar jaar geleden een recital in de Kleine Zaal van het Concertgebouw te Amsterdam. Hij kwam dit keer niet alleen, maar begeleidde de Franse hoornist Nicholas Roudier, die een collectie van 25 hoorns bespeeld. Hoewel Roudier moderne hoorn heeft gestudeerd en zijn studie historische hoorn bij Teunis van der Zwart heeft gedaan, speelt hij alleen in topensembles in het oude muziek circuit. De hoorn heeft een zeer interessante geschiedenis, omdat de lange pijp, die conisch uitloopt rond is gebogen/ opgerold, waardoor je als hoornist moeilijk in andere toonsoorten kan spelen. Om dat toch mogelijk te maken, konden verschillende maten ringen (dus verschillende lengtes) worden vervangen, totdat het ventiel werd uitgevonden, die de buis kon verkorten of verlengen. Dat had wel invloed op de klank en ventielen zijn kwetsbaar, zeker wanneer ze oud zijn en dat ondervond ook Roudier tijdens dit recital. Maar wanneer je op een museumstuk speelt, loop je nu eenmaal het risico dat er makkelijker iets mis kan gaan.

 

 

Pianist Muskens had zijn eigen Broadwood uit 1806 meegenomen, want ook de piano heeft in een relatief korte tijd een revolutionaire ontwikkeling gekend. Het instrument van Muskens kon met behulp van pedalen het toetsenbord verplaatsen, waardoor de met leer beklede hamers naar keuze, één, twee of drie snaren aansloegen, wat tot een enomre klankrijkdom leidde, die niet te vergelijken is met onze huidige moderne vleugels. Het was duidelijk dat Muskens zeer bedreven was op zijn eigen instrument, want hij had geen enkele moeite deze piano te bespelen en muzikale keuzes (met deze pedalen) te maken.

 

 

De twee musici delen hun passie door muziek onder het stof vandaan te halen en aan het publiek ten gehore te brengen. Voor dit recital hadden ze gekozen voor Louis Emmanuel Jadin (1768-1853) die een Fantasie voor hoorn en pianoforte als zijn opus nr.1 schreef. In de muziek klonk nog duidelijk de invloed van de klassieke periode, maar Jadin had er kennelijk wel plezier in gehad de hoornist zowel de hoogste als de laagste noot uit zijn instrument te laten halen, wat natuurlijk voor spannenende momenten zorgde. Het Duo voor hoorn en pianoforte in Es van Ferdinand Hérold (1791-1833) klonk veel moderner, waarin vooral Muskens de romantische dynamiek liet horen. Maar zoals het zo vaak ging in een overgangsperiode, was in het tweede deel de moderniteit vedwenen en zo klonk dit deel geschreven in het klassiek idioom, maar zeker het beluisteren waard!

 

 

Hoorn met bloemen

Voor het werk van Hérold had Roudier zijn ringen verwisseld op de hoorn en voor aanvang van een selectie uit 6 Melodieën van Charles-François Gounod (1818-1893) pakte Roudier een hoorn waarvan de beker prachtig was versierd met geschilderde bloemen. Tijdens het lange opera-achtige intro van Gounod, indrukwekkend gespeeld door Muskens, konden wij als publiek genieten van deze museale hoorn. Toen Roudier begon te spelen leek het alsof hij zijn hand in een bloememkrans stak, want hoornisten steken tijden het spelen hun hand vaak in de beker om de klank te dempen, te beïnvloeden of te stoppen. Behalve de museale buitenkant van beide muziekinstrumenten klonk de muziek van Gounod ook fantastisch met een warme hoornklank die werd ondersteund door een muzikaal gedreven pianist. Als toegift kregen we een werkje te horen van Saint-Saëns, waarbij de componist speciaal verzocht heeft diti stuk omwille van de klank deze op een oude hoorn zonder ventielen te spelen. De bladmuziek van Roudier waarop de muzieknotatie stond kan inmiddels ook het museum in, want hij liet het publiek zien dat er allemaal stukken uit het papier waren gescheurd, sinds hij vanaf zijn achtse jaar dit werk samen met zijn vader heeft gespeeld. Graag zou ik dit tweetal meerdere recitals gunnen, waarbij zij het publiek de prachtig beschilderde hoorns met hun warme milde klank en de betoverende Broadwood kunnen laten zien en horen in de onder het stof vandaan gehaalde muzikaal gespeelde muziek, die zeker de moeite van het beluisteren waard is! Voor wie dit recital graag alsnog wil meemaken heeft EMTV een opname gemaakt.

 

 

Rameau’s Pygmalion

Voor het avondconcert was dit keer de opera Pygmalion van Jean Philippe Rameau (1683-1764) geprogrammeerd, uitgevoerd door Ensemble Masque o.l.v. Olivier Fortin. Omdat in de parterre van de grote zaal van Vredenburg een podium was gebouwd, kon het publiek een geënsceneerde voorstelling verwachten. Op het zwart beklede podium was een groot vierkant afgeplakt met wit plakband, waar de handeling zich moest afspelen, en in het midden lag een inmens grote hoepel. I.v.m. met de korte lengte van de opera klonk als eerste de Suite ‘Hippolyte en Aricie (1742) dat het Ensemble Masque fantatisch uitvoerde met de beste traversoklank die ik tijdens dit festival heb gehoord.

 

 

Deze suite was de opening van Rameau’s eerste opera, die de componist pas na zijn vijftigste (!) schreef. Helaas bleef de kwaliteit van de muziek voor Pygmalion een beetje achter, waardoor deze waarschijnlijk een wat minder gewaardeerde opera is geworden. Ballot de Sauvet heeft dit oude verhaal uit de Metamorfosen van Ovidius op libretto gezet, waarna het door Thomas Condemine de Sauvet eenvoudig maar prachtig en modern is geënsceneerd. Daardoor is deze uitvoering wellicht voor menig FOM bezoeker onvergetelijk is geworden. Want zangeres Hannah Ely zat als een wit standbeeld onder een grote witte sluier in de grote hoepel, en op dit beeld werd zanger Ciryl Auvity verliefd, terwijl hij typisch voor de Franse barok een hoge tenorpartij moest zingen. Met behulp van Venus en Cupido (Judith van Wanroij als De Liefde) komt het standbeeld tot leven en zo eindigt de opera in ‘eind goed, al goed’.

 

 

Ten tijde van de Franse barok was ballet gedurende een opera heel erg populair en uitgebreid. Voor zijn opera Pygmalion had Rameau voor de rol Statue Animée een zangeres in gedachten die ook goed kon dansen. Dat is de meeste zangeressen niet gegeven en sceneograaf Condemine had als oplossing hiervoor de cyr-wheel danser Jeff Everaert ingehuurd. Zo werd de inmense hoepel op het podium, die ook als poort of deuropening had gefungeerd, opeens het instrument waarin hij de dans van het standbeeld vertolkte, die waarschijnlijk voor het FOM publiek nieuw en heel indrukwekkend was. Het oude verhaal Pygmalion werd zodoende opnieuw tot leven gewekt en op moderne nieuwe wijze verbeeld door een prachtig muzikaal gespeelde en gezongen uitvoering, met een cyr-wheel die het vanaf de straat en het circus tot op het operapodium heeft gebracht, wat allemaal acceptabel en mogelijk is op het FOM dat zich bezighield met de vraag of Muziek Museumkunst is.

Suus Blanke

Foto’s: Foppe Schut e.a.

 

 

Info:

Volg Jean Rondeu op zijn website:

https://www.jean-rondeau.com/

 

Luister naar de muziek van Weiss via de website van Evangelina Mascardi:

http://www.evangelinamascardi.com/index.php/en/

 

Bekijk alle projecten van Anders Muskens op zijn website:

https://www.andersmuskens.com/

 

Bewonder de verschillende hoorns van Nicolas Roudier op zijn website:

https://nicolas-roudier.com/

 

Bekijk en beluister Ensemble Masques:

https://ensemblemasques.org/

 

Bekijk de mogelijkheden van een cyr-wheel op youtube:

https://www.youtube.com/watch?v=G39cQzUgaaQ

You May Also Like

Radio Filharmonisch groots en meeslepend in Gounods Faust

Waarom is violist Marc Bouchkov niet nog veel bekender?

Superster pianiste Yuja Wang bij het KCO: verrassend, krachtig en mooi

Winteravonden aan de Amstel kleurrijk van start in De Waalse Kerk