Warm In Memoriam muziektheoreticus Wim Witteman
Francisco Ramírez (fluit), Charlie Bo Meijering en Tamara Roemjantsew (piano), Dorine Wiersma (gitaar en zang). Gehoord: 7 juni 2025, Gebouw Zang en Vriendschap, Haarlem
Door Peter Schlamilch
Hij zou vandaag 86 zijn geworden, de legendarische muziektheoreticus, organist, dirigent en arrangeur Wim Witteman, die vorig jaar overleed. Excentriek is zacht uitgedrukt, erudiet doet hem veel meer eer. Zijn leven lang bezig met muziek, en de eerste dirigent van het Ricciotti-ensemble in de jaren zeventig, een ‘straatsymfonieorkest’, want de kunst moest ‘de straat op’, en de concerten waren ‘voor iedereen’ – Witteman dirigeerde, arrangeerde en organiseerde.
Het orkest bestaat nog steeds – het ontleende de naam aan de componist van het eerste stuk ooit door hen gespeeld, de Concerti Armonici van Carlo Ricciotti, dat echter, hoe typerend eigenlijk, na nader onderzoek, van graaf Unico Wilhelm van Wassenaer bleek te zijn. Het mocht de pret niet drukken en de naam bleef natuurlijk zoals die was. Onder Witteman werden stukken van zowel oude als nieuwe componisten gespeeld, zoals het Eerste Brandenburgse Concert van Bach, in de Taveerne van Bergen, de Bolero van Ravel, ergens buiten op straat in de Wieringermeer, en Dumbarton Oaks van Stravinsky, in het toenmalige Shaffy Theater. Ook werden nieuwe stukken van Chiel Meijering en Wim van Binsbergen gespeeld.
Jur Naessens & Wim Witteman
Diepe geheimen
Wims vader was minister, zijn moeder de zuster van componist Hendrik Andriessen, wiens beroemde zoon, de componist Louis Andriessen (1939-2021), met wie hij slechts één dag in leeftijd scheelde, een boezemvriend zou worden. Zijn broer Paul is de beroemde tv-presentator, zijn dochter Sylvia de bekende columniste. Wim zelf wilde het liefst dirigent worden, maar studeerde uiteindelijk orgel en werd docent Theorie der Muziek aan het Utrechts Conservatorium, waar ik, naast mijn zangstudie, bij hem studeerde. Hij leek werkelijk alles van muziek te weten, en altijd met een overdonderende stelligheid die geen tegenspraak duldde. Hij was enorm scherp en ad rem, veegde elk onzinnig argument in een oogwenk van tafel en kwam altijd direct tot de kern, want Wim had haast, altijd haast: hij wilde de grote mysteries in de muziek ontdekken, was altijd bezig met muziekanalyse en was bezeten van het idee dat hij moest ontcijferen welke échte bedoelingen grote toondichters eigenlijk hadden gehad, want dat er diepe geheimen achter al die geniale noten schuilden, dat was voor hem zonneklaar.
Duizelingwekkend tempo
Als student keek ik hoog op tegen al die eruditie, en we deelden de absolute overtuiging dat er een muzikaal ‘oergeheim’ moest zijn, dat verbonden zou zijn met alle andere wereldkennis en -kunsten – een moderne pendant van Pythagoras’ Musica universalis, de ‘harmonie der sferen’. Hij sleepte me als een soort superman annex visionair achter zich aan door zijn muzikale universum, alle mindere componisten voorbijrazend en mij constant de allergrootse werken aanduidend, hun cruciale maten en daarvan weer de kernnoten aanwijzend: motieven, thema’s, Schenker-analyse (die hij deels maar ‘aanvechtbaar’ vond): alles kwam in een duizelingwekkend tempo voorbij, mij verbluft maar gelukkig achterlatend tot weer een volgende les, die weer over iets volslagen anders kon gaan, maar altijd geniaal en alwetend was.
De jonge Bach
Geniale gevolgtrekking
Jarenlang verloor ik hem uit het oog, maar opeens belde hij me weer, volkomen onverwacht – hij had nu eindelijk het mysterie van Bachs muziek ontrafeld, en hij vertelde me er als een bezetene over. Dat Bach zijn eigen naam in getalswaarden had omgezet was al tijdens zijn leven bekend, en ook ik wist dat natuurlijk: als de A één is, en de B twee, dan is de som van de letters B-A-C-H natuurlijk 14, en dat getal komt, in aantallen noten, maten en nog veel andere vormen zeer vaak voor in het werk van Bach. Er zijn weinigen die dat ontkennen – het is namelijk objectief vast te stellen en ook in Bachs tijd was dit een bekend ‘tijdverdrijf’ in zijn vriendenkring. Witteman trok hieruit echter een geniale gevolgtrekking: als vaststond dat Bach zijn eigen naam in getallen omzette, waarom zou hij dan niet ook andere namen of zelfs woorden hebben gebruikt? Voor de diepgelovige Bach lag natuurlijk de naam van Christus voor de hand, net als de woorden Kruis, Vergeving, Zonde, Kruisiging en vele andere kernbegrippen van het Christendom.
De oudere Bach
Kruisende lijnen
Witteman was de laatste jaren van zijn leven bezig Bachs werk volgens die getallenleer door te spitten, en raakte er bezeten van. Als ik hem bezocht lagen er overal papieren, berekeningen, partituren en heel, heel veel pakjes sigaretten. Hij stond vroeg op en ging direct aan het werk, bestudeerde allereerst de Mattheüs-Passie en de Hohe Messe, Bachs cruciale werken, naast de Johannes, het WTC en andere belangrijke muzieken. Hij wist ook mij, geboren scepticus, dankzij de strenge en eerlijke bewijsvoering en het overweldigende statistische materiaal, zodanig te overtuigen dat ik steeds meer in de ban kwam van de ‘geheime brieven van Bach aan zijn Schepper’, zoals Wim het noemde – geheimen die eigenlijk verborgen hadden moeten blijven voor de mensheid, en die door een toeval, gelukkig of ongelukkig, door een bezeten muziektheoreticus uit Overveen, destijds woonachtig in het schilderachtige Hank, ontdekt werden.
Overigens was Witteman ook vóór deze ontdekking ervan overtuigd dat ‘sterke composities bepaald werden door kruisende lijnen – vergelijk de dubbele verhaallijnen in een soap’, ook bij grootheden als Mozart en Brahms. Dat ook Bach was geobsedeerd door het Kruis (van Golgotha) en het daarmee gepaard gaande protestantse schuldgevoel, muzikaal ook door kruisende lijnen gesymboliseerd, kon natuurlijk geen toeval heten.
Erudiet en improvisatorisch
Wim ontmoette veel scepsis als hij over zijn grote vondst vertelde, maar dat leek hem weinig te deren: hij wist dat hij Bach ‘betrapt’ had, hij was overtuigd van zijn inzichten en vond dat het wereldnieuws moest worden, en dat is misschien ook wel zo. Hij heeft Bachs geheimen gelukkig niet het graf mee ingenomen, maar heeft enkele geschriften nagelaten die rijp zijn voor publicatie. Ook afgelopen zaterdag was Wittemans levenswerk, want dat waren de Bach-getallen voor hem, slechts een voetnoot bij de bijeenkomst – begrijpelijk, want de muziek stond natuurlijk centraal in het prachtige gebouw van Zang en Vriendschap, op een steenworp afstand van de Haarlemse Sint-Bavo-kathedraal. De Argentijnse fluitist Francisco Ramírez begon – hoe kon het ook anders, met Bach: de Partita in a BWV 1013, op zich al een mysterieus stuk, want is het wel echt voor fluit (en niet voor viool) en wanneer is het eigenlijk geschreven? Ramírez speelde het uitstekend en leek Bach prima aan te voelen, net als zijn opvolger, Charlie Bo Meijering, die de wereldpremière van Wittemans Sonatine gaf, want Wim bleek ook nog componist te zijn geweest – velen wisten dat niet. Dit jeugdwerk, uit 1960 (hij was 21 jaar oud) verraste door zijn Haydn-achtige beginmaten, direct gevolgd door Louis Andriessen-achtige ritmische opgewektheid, nergens opgelegd maar volstrekt natuurlijk, erudiet en improvisatorisch – Wittemans karakter was in elke maat aanwezig.
Emotionele wereld
Meijering speelde levendig, kundig en vooral boeiend, want het stuk verveelde geen seconde en verdient misschien wel een groter podium. Een tweede, veel later werk van Witteman, een hommage aan de Zwitserse componist Frank Martin, was wat stugger, maar werd ook weer uitstekend gespeeld door Meijering, die afsloot met de Idylle van Emmanuel Chabrier, een wat rommelig werkje waarvan de beginmaten door Witteman kennelijk ‘vaak als tussendoortje’ werden gespeeld.
De Oekraiens-Indonesische pianiste Tamara Roemjantsew speelde daarna het uiterst lastige Ondine uit Gaspard de la nuit van Maurice Ravel, een andere componist waar Witteman zich extreem mee verbonden voelde – hij schreef het kloeke Ravel – Analytisch overzicht van al zijn werk, waarin hij letterlijk elke noot van Ravel analyseerde en dat eigenlijk een standaardwerk zou moeten zijn. Roemjantsew had met haar fabelachtige techniek niet de minste moeite met de vrijwel onspeelbare ritmen en dito toonsoort (Cis-groot, geen zinnige mens componeert daarin), en doorgrondde Ravels emotionele wereld perfect, hoewel ze eerlijk toegaf Wittemans interpretatie niet op alle punten te delen.
Warm-menselijke humor
Afgesloten werd met huisvriendin Dorine Wiersma, klassiek gitariste maar ook singer-songwriter en graag geziene gaste op de oergezellige borrels die Witteman tot op hoge leeftijd in zijn tuin organiseerde. Ze was naar eigen zeggen gevraagd ‘om de boel lollig af te sluiten’, en dat lukte uitstekend: haar scabreuze maar intelligente teksten ontlokte een vette lach bij de aanwezigen, en haar uiterst politiek-incorrecte sketch over verschillende psychische aandoeningen was niet alleen hilarisch, maar ook een warme ode aan het karakter Wim Witteman, die genadeloos door elke humbug heen prikte en met soms snijdende, maar altijd warm-menselijke humor weer verzachtte.
Hij leve voort in onze harten.
Peter Schlamilch