Salzburger Festspiele – Oedipus Rex en Symphonie fantastique door Wiener Philharmoniker

Wiener Philharmoniker o.l.v. Esa-Pekka Salonen, Wiener Singverein, Christoph Waltz (Verteller), Allan Clayton (Oedipus), Marina Viotti (Jocasta), Michael Volle (Creon/Boodschapper), Albert Dohmen (Tiresias), Antonin Rondepierre (Herder). Gehoord: 27 juli 2025, Grosses Festspielhaus, Salzburg
Door Peter Schlamilch
Igor Stravinsky wilde met zijn Oedipus Rex (1927) een opera-oratorium, zoals hij het zelf noemde, creëren, waarbij de acteurs-zangers niet in een ‘actie-drama’ verzeild zouden raken (de componist haatte het verismo), maar zich verstild achter het orkest opstelden en elkaar niet aankeken en zich louter met woorden tot elkaar en het publiek richtten, niet met gebaren. Er zouden geen op- en afgangen zijn en het gezichtsloze koor zou in één rij tussen solisten en orkest moeten zitten.

Loodzware kost
Van al die wensen was weinig te merken in de uitvoering die tijdens de Salzburger Festspiele plaatsvond onder leiding van Esa-Pekka Salonen, die was ingevallen voor de zieke Lorenzo Viotti: het koor zat in liefst 5 rijen, de solisten stonden vooraan en gingen op en af dat het een aard had. Alleen de verteller, de wereldberoemde (film)acteur Christoph Waltz, bleef steeds in dezelfde positie, terwijl de componist juist hem als enige de vrijheid had gegeven om te bewegen. Stravinsky had het hele verhaal in het Latijn laten vertalen, een taal die weliswaar niet dood was, maar zo versteend, dat zij niet ‘gevulgariseerd’ kon worden.
Natuurlijk, zo ingrijpend waren de veranderingen ten opzichte van het origineel niet, maar het was toch leuk, gepast én mogelijk geweest om enkele van Stravinsky’s wensen gehonoreerd te zien worden. Hoe dan ook, het werd een gedenkwaardig concert, zeker omdat het al om 11 uur ’s ochtends begon, niet het meest gebruikelijke tijdstip voor zulke loodzware kost.

Homogeen en vurig
De Wiener Singverein was met meer dan zangers (alleen mannen) present en dat hoorde je: een orkaan van kracht en intensiteit die zijn weerga niet kende – meestal volstrekt gelijk en perfect afgewerkt, net als de Wiener Philharmoniker zelf, die uiterst geconcentreerd (en in zeer grote bezetting), homogeen en vurig speelden, soms zelfs wat al te sterk, zeker als de solisten aan zet waren. Dirigent Esa-Pekka Salonen kwam zelfverzekerd over, leidde met vaste hand, maar waagde het nauwelijks om zijn blik van de partituur af te wenden – misschien omdat hij moest invallen, maar het geheel kreeg daardoor een nog ‘geslotener’ en abstracter karakter dan Stravinsky toch al had bedoeld: voor veel emotie was geen ruimte meer en ook sommige koorinzetten waren daardoor net niet gelijk. Ook was hij niet altijd synchroon met het orkest, maar de Wiener speelden Stravinsky’s lastige noten onverstoorbaar voort. En hoe!

Rasacteur
De Britse tenor Allan Clayton zong een uitstekende Oedipus met een heerlijk-pentrant operageluid – misschien wat te emotioneel naar Stravinsky’s smaak (wie zal het zeggen?) maar mij beviel het uitermate. Michael Volle, de bekende Duitse bariton die alle grote operahuizen van binnen heeft gezien, vertolkte een voortreffelijke Creon: gezaghebbend en met gemak de enorme zaal vullend. De Duitse bas Albert Dohmen zong een geweldige en autoritatieve waarzegger (Tiresias).
Marina Viotti (overigens de zuster van de ziek geworden dirigent), was sterk en expressief in de rol van Jocasta, de moeder én de vrouw van Oedipus, die tenslotte een vondeling blijkt te zijn en inderdaad zijn vader heeft vermoord en met zijn moeder is getrouwd, zoals Antonin Rondepierre, de herder, met zijn prachtige lyrische tenor, vertelt. De finale die volgde was grandioos, maar had puntiger kunnen zijn, als Salonen wat minder ‘rond’ had getakteerd en wat betrokkenner was geweest. Christoph Waltz vertelt het verhaal waardig, intens en professioneel: een rasacteur.

Waanzinnige klank
Na de pauze stond Hector Berlioz’ Symphonie fantastique op het programma, een op het eerste gezicht nogal vreemde combinatie: waar Stravinsky van mening was dat muziek überhaupt niets ‘buitenmuzikaals’ kon uitdrukken, trachtte Berlioz in zijn Symphonie fantastique zijn autobiografische liefdesdromen te schilderen, uitmondend in nachtmerries en terechtstellingen. De Wiener Philharmoniker gaven een perfecte masterclass orkestspel en -cultuur: alles was even adembenemend als perfect, zoals bijvoorbeeld het fascinerend zachte begin, waarna al snel de sprankelende en volle, maar altijd transparante orkestklank opbloeide. Het was een feest om te zien hoe doordacht alle streekvoeringen waren: zelden zag ik bijvoorbeeld zoveel op- of juist afstreken in één of twee maten na elkaar (tweede deel!), steeds tot in de perfectie uitgevoerd en spatgelijk. Een waanzinnige klank, een waanzinnige interne balans en natuurlijk dito solo’s van dit superorkest.

Gouden klank
Raakte ik erdoor in vervoering? Niet altijd, helaas, en dat lag weer voornamelijk aan de dirigent, die zelfs bij dit repertoirestuk zich strikt tot takteren beperkte en strak in de partituur bleef kijken. De enorme gekte, die deze symfonie kenmerkt en die iemand als Claudio Abbado tot grote hoogte wist op te stuwen, ontbrak in deze uitvoering, die teveel op klankschoonheid en te weinig op het psychologische drama was gericht. Maar inderdaad: wat een geweldige, superieure orkestklank weten deze topmusici te bereiken: alles is rond, gecultiveerd en beschaafd – misschien dus soms wat té beschaafd. Ook het tweede deel was een toonbeeld van subtiliteit, en de bekende ‘gouden klank’ herinnerde ons nog maar eens aan de reden waarom dit orkest zo wereldberoemd is: niet alleen de totaalklank is grandioos, maar ook de vele solo’s, zoals, in het derde deel, de combinatie van fluit en violen of klarinet en fluit.

Meeslepende meesterverteller
In het laatste deel waren de pizzicati (geplukt) volstrekt, maar dan ook volstrekt gelijk; zó gelijk dat ik even dacht naar een studio-opname te luisteren – zo gelijk hoorde ik orkestpizzicati nooit eerder… wow! De klankschoonheid was dermate perfect, dat het eigenlijke drama aan het slot leek te zijn vergeten, en de Heksensabbat een keurige dans werd zonder scherpe randjes. Waar alles op klankschoonheid gericht is, wordt het vertellen van het verhaal soms vergeten, en dirigent Salonen is eerder een kundig orkestleider dan een meeslepende meesterverteller. Dat heeft als voordeel dat zijn dirigaat absoluut on-ijdel is, en dat is fijn om te zien. Maar met iets meer betrokkenheid was deze Fantastique nog fatastischer geworden.
Peter Schlamilch
Info:
https://www.salzburgerfestspiele.at/p/oedipus-rex-wiener-philharmoniker-salonen-2025