Arabella Steinbacher smetteloos puur in Mozarts Turkse Vioolconcert
Mozarts Vijfde vioolconcert, KV 219 ‘Turkse’ & Symfonie nr. 38 KV 504 ‘Praagse’
Orchestre National de Lille o.l.v. Alexandre Bloch, m.m.v. Arabella Steinbacher, viool
Gehoord: BankGiroLoterij Zomerconcerten, Concertgebouw, 22/7, 21.15 uur.
‘Ik weet niet echt zeker of de engelen, wanneer ze zich met de lof Gods bezighouden, eigenlijk wel Bach spelen – maar ik ben er wel zeker van dat ze, wanneer ze onder elkaar zijn, Mozart spelen, en dat ook de goede God daarbij bijzonder graag toehoort.’ Dat schreef de Zwitserse theoloog Karl Barth, die in tegenstelling tot de katholieke Mozart protestants was, in zijn ‘Dankbrief an Mozart’ in het Mozartjaar 1956, waarin hij zich rechtstreeks tot de hemel richtte. In zijn optiek wil Mozart ‘niets’ zeggen, alleen maar zingen en muziek maken. Mozart dringt de toehoorder niets op, verlangt van hem geen beslissingen, geen bepaalde houding; hij speelt een ‘hemels’ spel en laat de toehoorder geheel vrij.
Barth: ‘Zijn muziek (is) op een heel bijzondere wijze vrij van overdrijving, van principiële breuken en tegenstellingen. De zon schijnt, maar ze verblindt, verteert of verbrandt niet.
De hemel welft zich over de aarde, maar hij drukt niet terneer, hij verdrukt en verslindt haar niet. En evenzo is en blijft de aarde aarde, zonder zich in titanische rebellie tegen de hemel te hoeven afzetten. Zo maken zich ook de duisternis, de chaos, de dood en de hel voelbaar, maar ze kunnen geen moment de overhand nemen. Mozart musiceert, terwijl hij dit alles verstaat, vanuit een geheimzinnig midden, en zo erkent en bewaart hij de grenzen naar links en rechts, naar boven en onder. Hij houdt maat.’
Mozart, bij uitstek de componist van de Gulden Snede, is universeel. Zijn muziek is anders dan bij Bach geen verkondiging en in tegenstelling tot Beethoven geen ontboezeming. De dood, waaraan Mozart iedere dag dacht, is alom tegenwoordig, maar er wordt geen ophef over gemaakt. Hij wil ook niet Gods lof verkondigen, maar bezingt als een instrument in diens handen de pracht en praal van de schepping. In zijn geniale muziek hoor je hemel en aarde, de natuur en de mens, de maagd Maria en de demonen, de katholieke eredienst en de vrijmetselarij, het koffiehuis en de danszaal, de domme en de verstandige mensen, de lafaards en de (werkelijke of schijnbare) helden, de getrouwen en de niet getrouwen, de aristocraten en de boeren, Papageno en Sarastro. Mozart gunt iedereen zijn muzikale regen en zonneschijn. Hij accepteert in plaats van te discrimineren, hij omarmt de hele kosmos.
En dat voelden naast me op het balkon van het tot lounge-plek omgedoopte Concertgebouw zelfs de studentikoze lummels aan, die gewapend met bier en nog zachtjes brallend tijdens het engelachtige optreden van de Duits-Japanse violiste Arabella Steinbacher, uiteindelijk met stomheid werden geslagen door de tijdloze kracht en energie van Mozarts Praagse symfonie. Het werd eindelijk stil, de heren raakten gefascineerd en vergaten even zichzelf.
Intussen was het hen wel een beetje ontgaan hoe puur en onberispelijk Steinbacher, die uiterlijk wel iets wegheeft van een etherische sprookjesprinses uit een Disneyfilm, Mozarts Vijfde vioolconcert uiteenzette.
Terwijl dirigent Alexandre Bloch als een soort Tita Tovenaar de orkestinleiding in zwierige gebaren uiteenzette, waarbij het ingetogen, genuanceerd en degelijk musicerende Orchestre National de Lille hem op de voet volgde, trad Steinbacher het muzikale theater van Mozart binnen met de gracieuze gebaren van een prima ballerina, de toon van een nachtegaal en de gestiek van een ‘hertekind’. Haar Mozart was smetteloos zonder saai te zijn, sprankelende zonder overdrijving, levendig zonder ophef en diepzinnig zonder ego of ander vertoon van ijdelheid. Ze speelde Mozarts Vijfde vioolconcert met de puurheid van een onschuldig kind, fijnzinnig en genuanceerd, gepolijst en toch levendig en krachtig in de articulatie van Mozarts zangerige frases, waarbij haar stok zonder weerstand, zoals een scherp mes door de roomboter, vrij en flexibel over de snaren vloog. Misschien hadden de contrasten hier en daar nog wel wat meer aangescherpt kunnen worden, maar die waren toch al wel voelbaar in de fonkeling van haar vioolspel, dat deed denken aan een fijngeslepen diamant. Bloch en het orkest lieten zich gedienstig door haar lezing meevoeren.
Maar bij de enthousiaste uitvoering van Mozarts Praagse symfonie greep de Franse, in zijn vaderland als aanstormend toptalent beschouwde, Alexandre Bloch zijn kans om te laten zien wat hij muzikaal waard is. In zijn onstuimige gebarentaal deed hij een beetje denken aan ‘onze’ Jan Willem de Vriend in zijn beginjaren, met dat verschil dat de Fransman vooral gefocust is op het sierlijk aaneenrijgen van alle noten, frases, melodieën en harmonische sequenzen tot een vloeiend geheel. Die enigszins decadente neiging kwam hem op sommige momenten te staan op het verlies van inhoud en betekenis van Mozarts spontane, directe en allesbehalve pretentieuze, sentimentele of gepolijste muziek. Mozart ‘is’, Bloch wil ‘zijn’. En tussen beide bestaanswijzen gaapte soms een te diepe kloof. Bloch leek enerzijds de lessen van Harnoncourt op de onweerstaanbare schoonheid en levenskracht van Mozarts Praagse symfonie te willen toepassen, terwijl hij anderzijds juist wilde excelleren in gracieuze fijnzinnigheid en gedetailleerde nuance, zonder daarbij uit de flow van de muziek te raken. Dat ging regelmatig ten koste van adem en contrastwerking, die bij Mozart juist zo bijzonder is. Het allert musicerende Orchestre de Lille volgde zonder morren Blochs geparfumeerde aanwijzingen op, maar klonk alsof het eigenlijk neigde naar wat minder uiterlijk vertoon. Als iemand zonder opsmuk voor zichzelf kan spreken, dan is dat immers het genie Mozart wel.
Wenneke Savenije
Info:
BankGiro Loterij ZomerConcerten:
https://www.concertgebouw.nl/bankgiro-loterij-zomerconcerten