Canellakis verbindt heden, verleden en toekomst in Requiem van Brahms
Gehoord: 19/1 2025, Concertgebouw, Amsterdam
Door Wenneke Savenije
Vrouw op de bok
Het is een beetje een mannendingetje om te beweren dat alle vrouwelijke dirigenten slecht zijn. Zeker nu steeds meer vrouwen op de bok stappen om onze beste orkesten, waaronder het Concertgebouworkest en het Rotterdams Philharmonisch, te dirigeren. Karina Canellakis (1981) voert al sinds 2019 de scepter over het Radio Filharmonisch Orkest en dat doet ze uitstekend. Sinds 2021 is ze ook Principal Guest Concductor van het London Philharmonic Orchestra. Daarnaast is ze regelmatig gastdirigent bij o.a. het Concertgebouworkest, de Staatskapelle Dresden, de Chicago Symphony en het New York Philharmonic, waarbij haar debuutconcert gelijk werd uitgeroepen tot een van de ‘Best Classical Performances of 2024.’ Het afgelopen seizoen was ze ‘artist in residence’ bij de Wiener Musikverein. Ze dirgeerde opera’s van o.a. Mozart, Tsjaikovski, Poulenc, Wagner, Strauss en Janacek. En dan is ze ook nog moeder van twee jonge kinderen … Dirigentendochter Canellakis – van huis uit violiste, die als academiestudent viool in de Berliner Philharmoniker door Sir Simon Rattle en later ook Bernard Haitink werd gestimuleerd om te gaan dirigeren – moet een ijzeren discipline en een aangeboren organisatietalent hebben en vooral een grote liefde voor de muziek. Haar repertoire is imposant, maar het Requiem van Brahms had ze nog niet eerder gedirigeerd.
Troostmuziek voor de levenden
Brahms componeerde zijn dodenmis niet als treurmuziek voor de overledenen, maar als troostmuziek voor de nabestaanden. ‘Selig sind, die da Leid tragen, denn sie sollen getröstet werden’ (‘Zalig zijn die treuren, want zij zullen vertroost worden’ -Mattheus 5: 4), terwijl de traditionele Latijnse requiemmis begint met ‘Requiem eternam dona eis, Domine’ (‘Geef ze eeuwige rust, o Heer’). Die focus op de levenden met muziek als troostmiddel om het leed over de doden en de dood die ons allen wacht draaglijk te maken, koos Brahms vermoedelijk om zijn verdriet te kunnen verwerken over de dood van zijn vriend Schumann en zijn geliefde moeder, die allebei overleden in 1856, het jaar waarin hij aan zijn pas in 1867- 1868 voltooide Ein Deutsches Requiem begon. Met onorthodoxe eigenzinnigheid liet Brahms christelijke dogma’s, zoals de ‘verlossende dood van de Heer’, achterwege, wat hem bij de Weense première niet in dank werd afgenomen. Pas toen hij op aandrang van Carl Martin Rheinthaler, de kapelmeester van de Weense Dom, de aria ‘Ich weiß, dass mein Erlöser lebet’ toevoegde uit de Messiah van Georg Friedrich Händel om de geestelijken tevreden te stellen, werd de eerst opvoering in Bremen van de herziene versie van het Ein Deutsches Requiem in 1868 een groot succes. Het imposante werk markeerde zijn doorbraak als componist.
Mensgerichte benadering
Dat Canellakis goed overweg bleek te kunnen met de mensgerichte dodenmis van Brahms, is niet zo verwonderlijk. In een interview uit 2019 verklaarde de in New York opgegroeide dirigente: ‘Ik ben een communicatief persoon, ik hou van mensen. Dirigeren is een menselijke activiteit, je communiceert met elkaar zonder woorden. Dat is iets heel bijzonders en een van de belangrijkste redenen waarom ik het vak zo aantrekkelijk vind. Als je een orkest steeds beter leert kennen, kun je samen een taal ontwikkelen, en lezen de musici jouw lichaamstaal tot in de kleinste details. Muziek is een pure manier om samen te werken met elkaar. Je laat alles achter je, je persoonlijke problemen, je onzekerheden waarmee je om moet gaan in het dagelijks leven. Je stapt een andere realiteit binnen. Dat is waarom ieder orkest één grote familie wordt. Het is een voorrecht deel te mogen uitmaken van die wereld.’… ‘Als dirigent voel ik me verantwoordelijk voor de energie en de sfeer in de ruimte. Ik probeer ieder orkestlid zoveel mogelijk in de ogen te kijken. Ik herinner me dat van Haitink, dat ik erop wachtte dat hij me in de ogen keek. En hij deed dat altijd, eens per concert. Op dat moment weet je dat je erbij hoort, onderdeel bent van het geheel. Het idee dat de dirigent je geeft: ik zie je, ik maak muziek met jou. Dat was voedsel voor mijn ziel.’
Nobele Brahms
En zo keek Canellakis afgelopen zondag niet alleen de musici van ‘haar’ Radio Filharmonisch Orkest diep in de ogen, maar ook de zangers van het door koordirigent Marc Korovitch geweldig goed ‘ingezeepte’ Groot Omroepkoor, dat zachtjes en ijl inzette met het ‘Selig sind, die da Leid tragen,’ gedragen door donkere klanken van de lage strijkers (zonder de violen, die het hele openingsdeel zwijgen). Waar het koor lijkt terug te grijpen op de traditie van o.a. Bach, symboliseert het orkest de hectiek van het heden. Canellakis wordt wel eens verweten dat haar slag te schools zou zijn, maar wat ze hier deed was orkest en koor met glasheldere slag, pure toewijding en moederlijke zorg door de muziek leiden die juist door haar duidelijke directie vrij op kon stijgen uit de partituur. Heden, verleden en toekomst (‘zij die getroost zullen worden’) werden liefdevol aaneengesmeed, de dodenmars ‘Den alles Fleisch, es ist wie Gras, symboliseerde op indrukwekkende wijze de vergankelijkheid. In het derde deel, ‘Herr, lehre doch mich’, kreeg bariton Michael Nagy alle ruimte om met zijn warme stem op doorleefde wijze te filosoferen over de eindigheid en zijn vertrouwen in de toekomst met profetische woorden die door het genuanceerd musicerende orkest en het hemels zingende koor fraai werden ‘onderstreept.’ Na de serene rust van het vierde deel, stapte in het vijfde deel sopraan Sarah Brady naar voren om, na een kleine aarzeling aan het begin van haar eerste frase, met haar loepzuivere sopraan en oprechte expressie alle aanwezigen als een gezant uit de hemel gerust te stellen en te troosten over wat nu eenmaal het lot van de mens is. Daarna kondigde de bariton fel en dramatisch de opstanding van de doden aan, ingezet door een enorme, door Canellakis met gevoel voor theater opgelierde climax in koor en orkest, waarin met schetterend koper, donderende pauken en verscheurende strijkers het einde der tijden werd verklankt. Maar dan keert de muziek weer terug naar het serene begin om, nu met de violen erbij, op verlichte wijze de cirkel rond te maken en daarmee de eeuwige cirkelgang van het leven en de eeuwigheid te symboliseren. Of het nu de bijdragen van het Groot Omroepkoor, de solisten of het Radio Filharmonisch Orkest o.l.v. Canellakis betrof, het klonk prachtig. Alles viel met alles samen in één grote spanningsboog, zodat Eind Deutsches Requiem van Brahms niet alleen nobel, wijs en ingetogen klonk, maar waar nodig ook dramatisch en aangrijpend, mild en steeds zachter eindigend in het afsluitende ‘Selig sind die Toten, die in dem Herren sterben.’
Wenneke Savenije
Info:
https://www.concertgebouw.nl/het-zondagochtend-concert