DNO: Frau ohne Schatten muzikaal wonder in monsterlijke regie
Opera: Die Frau ohne Schatten, Nationale Opera & Ballet
Nederlands Philharmonisch o.l.v. Marc Albrecht
Solisten: AJ Glueckert (Der Kaiser), Daniela Köhler (Die Kaiserin), Michaela Schuster (Die Amme), Josef Wagner (Barak der Färber), Aušrinė Stundytė (Die Färberin) e.a.
Regie: Katie Mitchell
Gezien: 23 april 2025 (première), Muziektheater, Amsterdam. Herhaling t/m 10 mei.
Door Peter Schlamilch
Soms is een regie zó absurd, dat je als recensent eigenlijk niet weet waar je moet beginnen – je probeert je met alle positieve krachten die je in je hebt voor te stellen dat er met liefde, aandacht en passie aan is gewerkt en misschien zelfs van gedroomd. Je probeert te begrijpen waarom je de hele avond naar een IKEA-toonzaal zit te kijken, met een Kwantum-behangetje en wat Leen Bakker-spotjes – is dat écht hoe sprookjeskeizers wonen? En worden sprookjeskeizerinnen écht kunstmatig geïnsemineerd in hun doorzonwoning, nadat een onbekende minnaar heeft staan masturberen in de keuken? En waarom houdt iedereen elkaar constant – drie uur lang – onder schot, en lopen de ‘arme lui’ met een Action-tas rond, hebben een kunstkerstboom en snuiven de hele dag coke, terwijl hun woning vreemd genoeg helemaal niet zo veel armoediger is dan die van het keizerlijke paar.
Zijn we te oppervlakkig om de diepgang van de beelden te snappen, of zien we toch gewoon een eindeloze reeks platte, nare en lelijke beelden die elke brugklasser kan verzinnen (en vervolgens zouden worden afgewezen voor de eindmusical), en die op geen enkele manier passen bij Richard Strauss’ sprookjesopera Die Frau ohne Schatten, die afgelopen woensdagavond bij DNO in première ging.
Volledig misvormd
Maar misschien missen we gewoon de boodschap van de Britse regisseuse Katie Mitchell, die zichzelf feministe noemt en volgens het programmaboek ‘bekendstaat om haar werk over klimaatverandering, haar belangenbehartiging voor vrouwen en jonge mensen, en haar pionierschap in live cinema’? Of is dit gewoon weer de zoveelste gemakkelijke ‘moderne regie’, waarin de hele avond maar twee of drie (ook nog lelijke) lichtstanden gebruikt worden, en waarin we urenlang naar hetzelfde decor zitten te staren met pijn in onze ogen van de vele tl-balkjes en lampjes, die in een moedeloosmakende afwisseling aan- en uitgeknipt kunnen worden door de zangers. En ja, die arme zangers, die de moeilijkste rollen van het operarepertoire zingen, en daarbij compleet overschreven, ja weggevaagd worden door een regie waarvan de maker zelf ook toegeeft dat ze ‘de vrijheid neemt om het libretto niet één-op-één te volgen’, en waarin ze het romantische sprookjeswerk als een ‘feministische sci-fi thriller’ wil presenteren. Zelf heb ik geen idee wat dat laatste is, maar de toch al niet zo gemakkelijke originele vertelling van Richard Strauss en Hugo von Hofmannsthal is door Mitchell volledig misvormd en vervangen door een verhaal dat we helaas moeilijk hebben kunnen volgen, laat staan helemaal begrijpen.
Domme pubers
En natuurlijk, we willen best, als het dan moet, naar pagina 13 van het programmaboekje bladeren waarin we de regisseuse allerlei dingen horen debiteren als ‘innovatieve en feministische benaderingen’, ‘gewelddadige thriller’, ‘validisme, de discriminatie tegenover mensen met een fysieke, mentale of cognitieve beperking’, ‘genderrollen’, ‘maatschappelijke ongelijkheid’ en ‘patriarchale macht’, maar zitten we dan nog wel in een voorstelling van één van ’s werelds meest inventieve en geniale operacomponisten (hoewel Frau bepaald niet Strauss’ meesterwerk is), of op een dorre, gevoelsarme en vreugdeloze partijbijeenkomst van GroenLinks? Waarom, oh waarom, moeten de drie broers aan het einde worden afgeknald, en óók nog de voedster? Is het allemaal uitsluitend effectbejag, of zit er nog een boodschap in, die waarschijnlijk door weinigen begrepen werd? En waarom toch moet er iemand zichtbaar masturberen, of moet er geslachtsgemeenschap op het toneel plaatsvinden, en waarom worden alle dames schijnbaar met de hand geïnsemineerd? En waarom moeten we steeds embryo’s op schermen zien, en zijn de uiteindelijke moeders als domme pubers zo blij met hun echografieën, en waarom krijgen de twee blanke zangers een donker kindje (overigens superlief gespeeld door één van de kinderen uit het Nieuw Amsterdams Kinderkoor, dat overigens uitstekend zong).
Murw gebeukt
Zijn we soms weer allemaal racisten, vrouwenhaters of klimaatontkenners, is er weer iets met het slavernijverleden dat plotseling besproken moet worden, of heeft deze regisseuse gewoon haar hele woke-repertoire willekeurig uitgestort over een prachtige opera die daardoor helemaal verziekt wordt maar de premièrebezoekers tot slechts een verrassend mild boe-geroepje bewoog, wetende de regisseuse had afgezegd voor de premièreavond, en inmiddels murw gebeukt door zoveel leegheid, en vermoedende dat het toch allemaal niets uitmaakt. We kregen een déjà vu van de traumatische Fidelio van juni vorig jaar – we dachten toen dat het niet wanstaltiger kon. Dus wel.
Ben ik dan die ouderwetse operakenner die elke verandering afwijst en alles wat naar vernieuwing riekt ‘nieuwlichterij’ noemt? Ik denk van niet, en van confronterende regies ben ik bepaald niet wars, maar ze moeten wel zin en betekenis overdragen, en niet de schijn van inhoudsloze leegte verhullen.

Waarheid, schoonheid, goedheid
Zangers, orkest en publiek vinden dit soort regie-egotripperij eigenlijk vrijwel altijd respectloos en verfoeilijk, maar zijn in het hedendaagse operabedrijf op de onderste sport van de ladder terechtgekomen – zo worden de solisten in programmaboekjes de laatste decennia ook steevast als laatsten genoemd en hebben helaas meestal weinig in te brengen in het regieproces. Ook niet alle recensenten willen het feestje bederven, want het gevaar dreigt al gauw dat je als spelbreker wordt weggezet. Maar de waarheid moet soms gezegd worden, met alle respect voor ieders intenties en vanuit een grote en gemeenschappelijke liefde voor onze operacultuur, iets unieks in de westerse beschaving: deze weg leidt onvermijdelijk tot de ondergang van onze prachtige operakunst, waarin waarheid, schoonheid en goedheid bij elkaar zouden moeten komen, maar dat afgelopen woensdag niet deden. Op het toneel regeerden de leugen, de lelijkheid en de slechtheid. En hoewel we ervan uitgaan dat het niet kwaad bedoeld is en dat goede intenties overheersen, net als in deze recensie: hopelijk komt het operahuis tot inkeer, want op deze wijze haken straks grote groepen operaliefhebbers af.
Waanzinnig zware rollen
Gelukkig was er ook veel goed nieuws, bijvoorbeeld in de vorm van de tijdelijke terugkeer van de ex-chef-dirigent van DNO, Marc Albrecht. En wat een meesterlijke lezing gaf hij van Strauss’ uiterst complexe partituur, waarin het soms lijkt of de componist alle maten van zijn fenomenale meesterwerk Elektra (zo’n tien jaar eerder geschreven) losgeknipt heeft, ze heeft gehusseld en in de ‘verkeerde’ volgorde weer aaneengesmeed heeft: Frau ohne Schatten blijft een wat ontoegankelijk werk zonder grote melodieën en zonder de magistrale cadensen (muzikale rustpunten) die Elektra wel heeft, hoewel dat laatste werk zelfs nog experimenteler is. Maar Albrecht, die elke noot van de partituur overduidelijk kan dromen, maakt van deze geniale ‘klankenchaos’ een overtuigende en coherente uitvoering waarin alles klopt en alles lijkt te lukken. Zijn gestiek is, naast glashelder, zó edel en expressief dat het alleen al een genot is om hém de hele avond gade te slaan (van harte aanbevolen!). Strauss’ muziek past hem als gegoten, hij is bij elke inzet waar hij nodig is maar laat iedereen met rust die geen hulp nodig heeft, hij is niet alleen altijd aanwezig bij het orkest, maar ook bij zijn zangers, die hij nooit actief stuurt maar altijd zacht doch overtuigend begeleidt, en ondersteunt in hun waanzinnig zware rollen. Hij laat de muziek op het moment zélf ontstaan (zoals grote dirigenten, als bijvoorbeeld Claudio Abbado, waar hij assistent was, dat doen), terwijl alles volledig onder controle is en samengesmeed wordt tot een groter geheel dan de losse delen. Zou hij niet weer chef willen worden?
Veel getoeter
Albrecht weet het Nederlands Philharmonisch tot enorme hoogten te stuwen, want het tot extreme proporties uitgebreide orkest speelt niet alleen voortreffelijk en doorleefd, maar weet ook een echte Strauss-klank te genereren, wat die dan ook zijn moge. De vele solo’s in het hout klonken zonder uitzondering trefzeker en gaaf en het koper was ronduit indrukwekkend – lyrisch of diep-grommend, in koor of in solo’s: alles was even oorstrelend en intact (bravi, bastuba en Wagnertuba’s), allemaal door Albrecht in elke maat met zachte maar dwingende hand begeleid, gestuurd en afgewerkt. Het vele slagwerk was uitmuntend (tam-tams!) en de strijkers zongen waar Strauss dat wilde, gilden waar dat moest en kalmeerden waar dat kon. De cellosolo van de speciaal hiervoor ingevlogen Floris Mijnders (hij is solocellist van de Münchner Philharmoniker) was een pure droom, maar ook de groepssoli erna waren fabelachtig. Albrecht heeft in weinig repetities een muzikaal wonder voor elkaar weten te krijgen, en hield het geheel in een perfecte balans met de zangers, die steeds uitstekend te horen waren. Vooruit, één kleine muzikale kanttekening: er was in de zachtere passages (en Strauss schrijft, slim als hij is, naast veel getoeter ook heel vaak pianissimo en nog veel zachter voor) nog ruimte om nóg stiller te spelen, en bij vlagen nog kamermuzikaler, hoewel ik me realiseer dat dat met deze enorme bezetting, deels uitgebouwd in de zaal, niet eenvoudig is. Voor de duidelijkheid: de luide passages hoefden nergens zachter, want die klonken gaaf, gezond van klank, compleet homogeen en overtuigend. Nee, alleen sommige zachte stukjes mochten wat ‘ontspannener’ klinken, maar ik denk dat dat in de komende voorstellingen, als de druk wat minder is, vanzelf zal gebeuren.
Regieperikelen
De zangers waren van een niveau dat we in Amsterdam niet altijd aantreffen: Damià Carbonell Nicolau heeft als casting-chef een uitstekende prestatie verricht, want zo goed heb ik bij DNO nog niet vaak horen zingen. De Duitse sopraan Daniela Köhler zong haar extreem zware rol (Keizerin) vocaal uiterst overtuigend en groots – hier werd voluit en recht uit het hart gezongen, en wel door iemand die door haar ervaring weet hoe ze de grootste operazalen moet vullen. Met veel ‘gemak’ (makkelijk zijn deze rollen zeker niet) kwam ze over het enorme orkest heen, net als haar landgenote, de mezzosopraan Michaela Schuster (Die Amme), voor wie weinig Wagner- en Straussrollen geheimen kennen. Haar voordracht stond als een huis, haar stem klonk als een klok en ze wist, zelfs in deze inhoudsloze regie, nog een begrijpelijk personage neer te zetten.
De Keizer werd prachtig en wat fijnzinniger, maar nog steeds goed hoorbaar, vertolkt door de Amerikaanse tenor AJ Glueckert, en Barak, gezongen door de Oostenrijkse bariton Josef Wagner zong een droomrol: hij verenigde zijn onwaarschijnlijk indrukwekkende, volle, edele en goudbronzen stemgeluid (in alle registers) met geweldige acteerprestaties, hoewel de regie hem van een goedmoedige, maar tragische (want kinderloze) marktkoopman had veranderd in een snuivende cokedealer, waarschijnlijk om de slechtheid van de mens te onderstrepen. Josef Wagner bleef gelukkig zelf goedmoedig genoeg om het publiek volop muzikaal te compenseren voor alle regieperikelen, waar hij ook niets aan kon doen – het was een genot om naar hem te luisteren. Zijn ‘vrouw’, de Litouwse sopraan Aušrinė Stundytė is gewend aan de grootste rollen in de belangrijkste theaters van Europa, maar leek haar avond niet te hebben: hoewel ze ruim door haar – eveneens loodzware – rol heen kwam, scheen ze zich er minder comfortabel bij te voelen.
Steengoed gezongen
Ook het koor was, net als orkest en solisten dus, volledig vastbesloten om de avond muzikaal zo mooi mogelijk te laten zijn, en zong voluit en zonder voorbehoud – precies zoals we ze kennen, ook al stond iedereen de hele tijd achter het toneel. De Bode (Sam Carl) was uitstekend, net als de drie broers, die vocaal zonder uitzondering volledig overtuigden.
Na twee uur veranderde het toneelbeeld dan toch eindelijk – zij het van een IKEA-filiaal in een parkeergarage, en zelfs daar bleken ziekenhuisbedden en echo-monitors volop aanwezig, hoewel er één, misschien uit protest, op zwart bleef. Wie bereid is de regie door de vingers te zien, kan volop genieten van een orkestraal hoogstaande en warmbloedige Frau ohne Schatten, die ook nog eens steengoed gezongen wordt. Zo vaak is deze bijzondere opera niet in Nederland te zien, en alleen al voor de muzikale prestaties zeker een bezoek waard.
Peter Schlamilch
Foto’s: Ruth Walz
Info:
https://www.operaballet.nl/de-nationale-opera/2024-2025/die-frau-ohne-schatten
Credits:
Musical direction Marc Albrecht
Stage director Katie Mitchell
Set and costume designer Naomi Dawson
Lighting designer Bethany Gupwell
Video designer Rob Casey
Dramaturgy Klaus Bertisch
Der Kaiser AJ Glueckert
Die Kaiserin Daniela Köhler
Die Amme Michaela Schuster
Der Geisterbote Sam Carl
Der Hüter der Schwelle des Tempels Daria Brusova*
Die Stimme des Falken Aitana Sanz
Eine Stimme von Oben Eva Kroon
Erscheinung eines Jünglings Egor Zhuravskii
Barak der Färber Josef Wagner
Sein Weib (Die Färberin) Aušrinė Stundytė
Der Einäugige, Der Einarmige, Der Bucklige Michael Wilmering, Joe Chalmers*, Robert Lewis
Dienerinnen Daria Brusova*, Elizabeth Poz, Anneleen Bijnen
Die Stimmen der Wächter der Stadt Peter Arink, Maksym Nazarenko, Harry Teeuwen
Kinderstimmen Aliya Akhmedeeva, Tomoko Makuuchi, Elsa Barthas, Itzel Medecigo, Sophia Patsi
Actors
Anton van der Sluis, Jip Warmerdam, Melina Theo, Thespis At