Mariana Izman verklankt de essentie van Debussy’s Preludes I & II
Gehoord: Amsterdam, 3/9, Waalse Kerk, Bösendorfer Series 2020-2021
‘Er is geen theorie. Je hoeft alleen maar te luisteren. Plezier is de wet. Ik hou hartstochtelijk van muziek. En omdat ik er dol op ben, probeer ik haar te bevrijden van onvruchtbare tradities die haar verstikken. Muziek is een vrije kunst die naar voren stroomt – een openluchtkunst, grenzeloos als de elementen, de wind, de lucht, de zee. Muziek mag nooit worden opgesloten en een academische kunst worden.’ – Claude Debussy
Terwijl concertpodia door de pandemie in zwaar weer verkeren en de monumentale Serie Meesterpianisten van Marco Riaskoff – leverancier van louter artistieke hoogtepunten door de grootste pianisten ter wereld – na 33 jaar zelfs is omgevallen, geven de pianisten van de jongere garde – waaronder Hannes Minnaar (Bachs Goldbergvariaties), Nicolas van Poucke (Fantasiestücke op. 12 e.a. werken van Schumann), Nino Gvetadze (cd ‘Einsam’, werken van Schumann) – de moed niet op. Ze hebben de lock down gebruikt om bijzondere programma’s in te studeren of op te nemen, die ze vaak spelen in kerkjes en kleinere zalen. Daar bereiken ze een publiek dat weliswaar niet groot maar wel oprecht geïnteresseerd is. En al levert het nauwelijks geld op, dat maakt intieme locaties als de Duif en de Waalse Kerk in Amsterdam, Bij Andreas in Naarden en MuziekHaven in Zaandam op dit moment tot een inspirerende oase voor musici en een toevluchtsoord voor muziekliefhebbers.
In de Bösendorfer Series in de Waalse Kerk speelde de Moldavische pianiste Mariana Izman, die in 2002 met lof afstudeerde bij Marcel Baudet aan het Conservatorium van Amsterdam en al jaren in Nederland woont, deze week háár droomprogramma, dat twee keer gecanceld was als gevolg van de coronacrisis: de 24 Préludes van Debussy, boek I & II. Ze begon met een persoonlijke inleiding, die wel iets weghad van een liefdesverklaring. Izman omschreef Debussy als ‘een revolutionair, visionair en modernist, die je in zijn muziek nieuwe geuren, kleuren en vergezichten laat ontdekken.’ De volstrekt nieuwe klanken die Debussy creëerde, getuigen volgens de pianiste van zijn diepzinnigheid. Voor ze overging tot het kort maar raak toelichten van alle 24 Préludes verklaarde ze: ‘Debussy is voor mij als thuiskomen.’
En dat was te horen aan de natuurlijke en fantasierijke manier waarop ze vorm, klank, kleur en beweging wist te geven aan Debussy’s ‘verbeeldingen’, die hij wonderlijke namen gaf als ‘Danseressen van Delphi’, ‘Wat de Westenwind heeft gezien’, ‘Terras met toehoorders in maanlicht’ en ‘De gezonken kathedraal’. Met opzet pas aan het eind van elke prelude, want Debussy wilde de reacties op zijn originele en grensoverschrijdende ‘impressies’ niet sturen. Hij had zijn Préludes uit 1909-1912 immers niet genoteerd als letterlijke beschrijvingen van de beelden – veelal uit de natuur, mythologie, kunst of literatuur – die hem ertoe hadden geïnspireerd. En zo veranderde de Waalse Kerk in het Rijk der Verbeelding, geregeerd door de soepele, elegante en trefzekere handen van Izman, die zich opwierp als een muzikale ‘soulsister’ van Debussy, met wie ze de hang naar vrijheid, spiritualiteit en diepgang deelt.
Een beetje ‘egoloos’, met de intelligente afstandelijkheid en distinctie waar de Fransen bekend om staan, maar tegelijkertijd enorm betrokken en vol overgave, dook Izman onder in de beweeglijke materie van Debussy’s 24 Préludes, waarbij geen detail aan haar aandacht ontsnapte. In glasheldere lijnen zette ze de structuur van elke afzonderlijke Prélude uiteen, waarbij ze de noten liet dartelen, de stemmen vrij liet stromen en de akkoorden liet galmen en resoneren als het klokkengebeier van een eeuwenoud klooster in de lente. Er vlogen vogels door de lucht en er zwommen vissen door het water, zonnen gingen op en manen gingen onder in de eeuwige tijd van de tijdeloze kosmos, seizoenen doemden op en ebden weer weg, terwijl de wolken zorgden voor hallucinerende lichtinvallen en de rietstengels wuifden op het ritme van de wind, gezien en gehoord door de ogen en oren van Debussy.
Én die van Izman, die met geestdrift en empathie de ‘verhalen’ van de componist wist te vertellen. Allemaal uit het hoofd en zonder zich te vergissen of uit koers te raken. Alleen de Bösendorfer vleugel was met name aan de discant niet al te best gestemd, maar daar kon Izman niets aan doen en hoewel het haar stoorde, speelde ze er dapper overheen.
Met een ragfijn toucher schetste ze de weemoed en het verlangen in desolate preludes als ‘Des pas sur la neige’ (voetstappen in de sneeuw) en La fille aux cheveux de lin (het meisje met vlasblond haar). Virtuoos en flexibel liet ze de wind door de kerk razen in ‘Ce qu’a vu le vent d’ouest’ (Wat de westenwind heeft gezien), geestig en een beetje recalcitrant voerde ze Shakespeare’s ondeugende elf op in ‘La danse de Puck’ (de dans van Puck). Majestueus en bezonken creëerde ze een statig monument voor de gezonken kathedraal in ‘La cathédrale engloutie’, waarna ze de noten sensueel en vurig liet dansen op de ritmes van ‘Spaanse’ preludes als La Puerta del vino (de wijnpoort). En zo ging het door, tot aan het imposante pianistieke vuurwerk van de 24e Prélude Feux d’artifice. Bij wijze van luchtige toegift speelde Izman fijntjes en ingetogen ‘Odeon’ van de Braziliaanse componist Ernesto de Nazareth (1863-1934), een charmante tango die klonk als een ode aan de beschaving van weleer.
Info:
https://dewaalsekerk.nl/bosendorfer-series/
Volgende concert in deze serie:
Thomas Beijer speelt Spaanse muziek in de Waalse Kerk, Amsterdam, 8/10, 20.15 uur
Steun De Nieuwe Muze! Lees ons, volg ons, like ons of neem een abonnent!