NedPho en NKO goed op dreef met Matthias Goerne en Cappella Amsterdam

 

Nederlands Philharmonisch Orkest: Werken van Webern, Mahler en Brahms o.l.v. Lorenzo Viotti m.m.v. Matthias Goerne, 28/1, Het Concertgebouw Amsterdam. Nederlands Kamerorkest & Cappella Amsterdam: koorwerken van Bach, Brahms en Shaw o.l.v. Daniel Reuss, m.m.v. Martha Bosch (sopraan), Laura Lopes (mezzo), Ludmilla Schwartzwalder (alt), Stefan Kennedy (tenor), Jan Douwes (bas), 30/1 Het Concertgebouw Amsterdam.

Door Wenneke Savenije

 

Even waren ze met chef-dirigent Lorenzo Viotti op tournee naar Hamburg, Parijs, Utrecht en München en dat is altijd goed voor de sfeer in een orkest. Voeg daarbij nog twee topsolisten, pianiste Maria Joâo Pires en bariton Matthias Goerne, en de concerten van het Nederlands Philharmonisch Orkest moesten welhaast een succes worden. Lorenzo Viotti, die sinds kort zijn looks als sportschoolbink heeft veranderd in het voorkomen van een volmaakt gekapte, gesoigneerde dandy met snor en ruitjespak, was er veel aan gelegen om al voorafgaand aan de concerten per videoboodschap duidelijk te maken hoe hij uitkeek naar de samenwerking met zulke grote, bijzondere en inspirerende musici als de natuurtalenten Pires en Goerne.

 

 

Afgelopen zaterdag was Matthias Goerner de solist, maar eerst klonk er nog een zorgvuldig opgebouwde interpretatie van Weberns Passacaglia uit 1908, geschreven nog voordat zijn leraar Schönberg naar buiten kwam met zijn grensverleggende twaalftoonsreeksen. In plaats van de strenge dodecafonie en de uitgedunde structuren, waarin de latere Webern zo’n meester was, bloeide het orkest op in een weelderig, laatromantisch idioom. Gebaseerd op een thema van acht noten, volgen er 23 variaties en een coda. Dit alles met een knipoog naar het verleden, want de ‘passacaglia’ stamt uit de barok. Viotti, die als altijd voorafgaand aan het stuk een charmant praatje hield (waarvan je je kunt afvragen hoeveel mensen daar nu eigenlijk ECHT blij van worden), hield de teugels stevig in handen zonder al te veel zijn stempel op de muziek te drukken, die werd gevat in uitgebalanceerde spanningsbogen.

 

 

 

Matthias Goerne

Daarna schitterde de Duitse bariton Matthias Goerne, die uiterlijk wel een vleesgeworden klankkast op twee beentjes lijkt, in de Rückert-Lieder van Mahler. Met zijn machtige stem drukte hij integer maar bewogen een rijk scala aan emoties uit, die de componist in deze delicate cyclus heeft proberen te vatten. Daarbij koos Mahler voor een opmerkelijk luchtige orkestratie, al zwelt het orkest aan tot volle kracht in het fatalistische portret dat Mahler van zichzelf schilderde in ‘Ich ben der Welt abhanden gekommen.’ Op magistrale wijze leek Goerne het aardse tranendal de rug toe te keren aan het einde van dit aangrijpende lied. Viotti stelde zich dienstbaar op door aan te sluiten bij de fijngevoelige interpretaties van Goerne, die juist door de eenvoud en soberheid waarmee hij de teksten van Friedrich Rückert zong diepe indruk wist te maken. Daarna dirigeerde Viotti het stuk dat ook tijdens de concerten met Pires werd uitgevoerd: de Tweede symfonie van Brahms, die geanimeerd en gestroomlijnd werd uitgevoerd. Viotti bracht hoorbaar en zichtbaar zijn enthousiasme en muzikale ambities over op het orkest. Maar toch wilde het net niet helemaal lukken met de hoorns en bij de strijkers en houtblazers rommelde het af en toe ook een beetje. Alsof Viotti wel de buitenkant van het stuk al helemaal doorgrond had, inclusief zijn eigen rol als menner van het orkest, maar er nog niet aan was toegekomen om als het ware tussen en achter de noten op diepere niveaus te luisteren en te modelleren. Het klonk mooi maar nog niet af. De al in de recensie over Pires door Willem Boone beschreven vondst van Viotti om als toegift samen met het orkest het Ave Verum Corpus van Mozart te gaan zingen, was niet alleen geniaal bedacht maar ook heel mooi gezongen en door enkele orkestleden gespeeld. Daarna zweepte Viotti het orkest op tot woeste onstuimigheid in een vol vaart gespeelde Hongaarse Dans van Brahms.

 

Daniel Reuss & Capella Amsterdam

 

 

Niet voor niets staat Daniel Reuss bekend als Nederlands meest gevierde koordirigent. Uit ieder gebaar spreekt enorme kennis van het repertoire en jarenlange ervaring met ‘zijn’ koor Cappella Amsterdam, waarmee hij steevast de diepte ingaat om de onderste stenen uit om het even welke koorpartituur naar boven te halen. Maar ook als orkestdirigent weet Reuss precies wat hij doet, zo bleek uit zijn losse maar degelijke aanwijzingen tijdens de vrolijk dansende uitvoering van Bachs Orkestsuite nr. 3, waarin violiste Cecilia Bernardini met aanstekelijke muzikaliteit en instrumentale flair op barokviool de solo’s voor rekening nam. Bach had zich voor dit werk uit 1731 laten inspireren door dansen uit de muziek van Lully en Rameau aan het hof van Lodewijk XIV, de zonnekoning, die niets liever deed dan dansen. Aan twee Gavottes, een Bourrée en een Gigue voegde Bach zijn altijd weer ontroerende ‘smartlap’ Air toe, die door het Nederlands Kamerorkest teder en met liefde werd gespeeld. Ook de snellere delen kwamen o.l.v. Reuss uitstekend tot hun recht. Ze klonken zo sprankelend en aanstekelijk, dat het soms moeilijk was om je voeten stil te houden.

 

 

Verrassend, melancholiek en diepzinnig klonk de Nederlandse première van Music in Common Time (2014) van de muzikale duizendpoot Caroline Shaw, die zich naar eigen zeggen ‘beweegt tussen rollen, genres en media’ waarbij ze probeert om zich ‘een wereld van geluid voor te stellen die nog nooit eerder is gehoord, maar wel altijd heeft bestaan.’ Zelf noemt ze haar Music in Common Time een droomproject voor koor en orkest. De strijkers, onderverdeeld in acht stemmen, spelen afwisselend lange reeksen gebroken akkoorden, langzaam gestreken noten, pulserende ritmes en virtuoze pizzicato’s. Het achtstemmige koor neuriet soms eenstemmig op dezelfde tonen, soms imiteren de stemmen elkaar en soms zingen ze dwars door elkaar heen. Er weerklinken vele glissando’s en de muziek trekt voorbij in grote dynamische verschillen. Aanvankelijk zingt het koor zonder woorden, waardoor de de tekst in de verstilde slotpassage extra opvalt. Shaw noemt het ‘een stille reflectie op het onvermijdelijke verstrijken van de tijd en misschien wel de vergankelijkheid van muziek.’ En zo klonk het ook!

 

 

Verfijning, goed geschoolde stemmen, gesublimeerde samenwerking en een diepe liefde voor de muziek spraken uit de wijsheid waarmee Reuss het orkest en koor en het koor solo door twee vocale werken van Brahms leidde: Geistliches Lied voor koor en strijkorkest in Es, op. 30 (in een arrangement van Bram Kortekaas) en Warum ist das Licht gegeven, op. 74. Maar het hoogtepunt van de avond was de in alle opzichten geslaagde uitvoering van Bachs Magnificat, waarin niet alleen de vijf solisten een glansrol vervulden door hun partijen ingetogen en met universele waardigheid te zingen, maar ook het orkest en Cappella Amsterdam o.l.v. Reuss vleugels kregen op de spirituele noten van de geniale Bach.

Wenneke Savenije

 

 

Info:

https://orkest.nl/nl/home

https://www.cappellaamsterdam.nl  &  https://youtu.be/q1ZZIy0vvLw

www.concertgebouw.nl

You May Also Like

Pianist Nelson Goerner en Koninklijk Concertgebouw Orkest brengen levendige Prokofiev

Pianist Lukas Sternath: fenomenaal modern

Nederlands Kamerorkest redt volgedanste Idomeneo

Tsjaikovski’s Vijfde bij London Philharmonic ontbeert Russische ziel