Parsifal in München: een muzikale droomuitvoering

Gehoord: 23 juli 2024, Nationaltheater, München

Door Peter Schlamilch*

 

Aan de heiligheid van sommige werken moet je niet te veel willen toevoegen. Er is niemand die zou voorstellen om de kleuren van de Zonnebloemen van Van Gogh te willen bijwerken, of nog iets bij te schaven aan de Pietà van Michelangelo. Ook Wagners Parsifal is zo’n werk, dat tot de grootste scheppingen in onze beschaving behoort, waarvan de tekst én de regieaanwijzingen onlosmakelijke delen vormen. Mocht je als regisseur de aanvechting hebben om die los te laten en een eigen boodschap te willen verkondigen, kun je je beter even afvragen of je net zo geniaal bent als de grote meester uit Leipzig. Meestal is dat niet het geval.

 

 

Academische verhandeling

De Parsifal die ik onlangs zag bij de Bayerische Staatsoper begon best stemmig, in een winters, prehistorisch bos, compleet met een karkas van een kleine dinosaurus, maar toen de Graalridders als transseksuele (althans, dat meen ik, wat ik durfde daar niet goed meer naar te kijken) zombies opkwamen, werd het tijd om me vooral op de muziek te gaan concentreren. Sowieso had de regisseur, Pierre Audi, een obsessie met menselijk naakt, want ook de Bloemenmeisjes hadden, weliswaar verouderende, naaktpakken aan. Het zal allemaal best uitgelegd zijn in het 192 pagina’s tellende programmaboek, maar, zoals mijn uitgangspunt is, een voorstelling moet zonder begeleidende teksten begrijpelijk zijn, anders wordt het een academische verhandeling, en daar hebben we al academische verhandelingen voor, zou ik menen.

 

Transparant én individualistisch

Gelukkig heeft de Bayerische Staatsoper, met zijn geschiedenis van 350 jaar, 600.000 bezoekers en 40 opera’s per seizoen een adembenemend spelend orkest, dat een zó grote eenheid vormt en tegelijk zó transparant en individualistisch is, dat het zijn weerga nauwelijks kent (of het moet in Berlijn zijn). Ook de zangers, zowel de gasten als die uit het eigen ensemble, zijn van topklasse, en ook in deze Parsifal was dat zo (net als overigens een dag laterin Tosca).

 

 

Intens en aangrijpend

Meteen al het Vorspiel was een droom (ook omdat het zonder voorafgaand applaus begon): wát een klank produceert dit orkest, volkomen gelijk, doorleefd, geladen en met een fenomenale menging van de orkeststemmen (in Parsifalvan bijzonder belang) en kleuren. Alleen al de eerste unisono-lijn, de voor Parsifal nooit eerder gehoorde combinatie van klarinet, fagot, gedempte violen (slechts de helft) en cello’s, met deels althobo, was perfect en volledig homogeen, zoals in ieder geval ik haar nooit eerder hoorde: intens en aangrijpend, en elke solo karakteristiek en persoonlijk. Wát een orkest, en wát een acoustiek in dit Nationaltheater: vol en diep van klank, en toch transparant: het had zó op CD gekund.

 

Aangrijpend en emotioneel

Gurnemanz, de in Koeweit geboren Tareq Nazmi (tot 2016 in het ensemble), wekte met zijn heerlijke, edele maar krachtige stem zijn schildknapen (een duidelijke allusie van Wagner aan de Olijfberg), en bracht zijn monoloog (in perfecte samenspraak met het orkest) met alle mogelijke kleuren en gevoelens: wát een zanger! De kleinere rollen waren uitstekend bezet en ook de Zweedse dramatische sopraan Nina Stemme vertolkte haar Kundry weergaloos, ze heeft een prachtige ronde en warme stem, net als de zieke koning Amfortas trouwens (de Canadese bariton Gerald Finley), wiens stem en acteren diep aangrijpend en emotioneel waren.

 

 

Witte lappen

De opkomst van de Amerikaanse heldentenor Clay Hilley (Parsifal) was een beetje teleurstellend: weinig emotioneel, de dode zwaan was niet meer dan een paar witte lappen, van bloedvlekken was geen sprake en het koor stond verkeerd opgesteld (achteraan), waardoor zijn emotionele uitroepen (ik meende zelfs een foute noot te horen) grotendeels wegvielen. Gelukkig werd het ‘gesprek’ tussen Gurnemanz en Parsifal wél aangrijpend, mede door Audi’s prima personenregie, die in de hele voorstelling overigens heel sterk was. Hilley zong overtuigend, helder en aangenaam-penetrant en speelde zeer betrokken en intelligent, zoals bleek uit bijvoorbeeld zijn naïeve houding in de eerste akte.

 

 

Contrapunten en solo’s

Dirigent Adam Fischer toonde zich een echte Wagner-dirigent, hij leidde het orkest helder en gedreven, hoewel hij in de grote monologen soms iets meer vaart mocht maken. Net als van het Vorspiel maakte hij van de Verwandlungsmusik iets groots en meeslepends, met vele heerlijke contrapunten en solo’s. Audi liet het doek daar gelukkig dicht en viel het publiek niet lastig met allerlei onbenulligheden, zoals zijn collega’s vaak doen: chapeau!

 

Modulatiemaat

Het ridderkoor begon opvallend timide (mede door de storende, afzichtelijke kledij), maar raakte steeds meer op dreef, tot een heerlijke climax aan toe, en de cruciale ‘modulatiemaat’ (van C naar es, je moet het maar kunnen) voor ‘Den sündigen Welten’ werd door Fischer briljant begrepen door de hoge ces in de eerste hoorn extreem te benadrukken: dan begrijp je Wagner! Titurel was wat klein en soms onzuiver, maar Amfortas’ grote aria was huiveringwekkend en indringend: pijn en verdriet klotsten de zaal in… ik merkte dat ik met open mond zat te luisteren, en wanneer was dát voor het laatst?

 

Oudemannensauna

Van decor in de tweede helft van deze eerste akte had ik echt meer verwacht: het was in feite niet veel meer dan een variant op het bos uit de eerste helft, en ook de magische Graalsonthulling was weinig soeps: de ‘ridders’ onthullen feitelijk zichzelf en staan dan naakt voor God (goddank in naaktpakken en niet echt, zoals een avond later in Tosca)? Waar is God dan? Zonder bijzondere belichting en regie was het helaas niet meer dan een oudemannensauna, waarin ze, zoals gezegd, transseksueel leken, maar, ook zoals gezegd, daar heb ik even de ogen gesloten, want voor de lelijkheid van de wereld hoef ik thuis slechts uit het raam te kijken. Het slotbeeld was wél mooi: de bomen die treurig hun takken lieten zakken, hoewel dat niet spectaculair genoeg was om Wagners droomwereld te verbeelden. Parsifal acteerde schitterend naïef, en de Stem uit de Hoogte (Emily Sierra) was prachtig.

 

 

Bijna smerig maar zeer goed

De tweede akte begon met een geweldige, heerlijk-gemene, boerse en valse Klingsor (Jochen Schmeckenbecher), bijna smerig maar zeer goed gezongen, uitstekend acterend en met perfecte dictie: een ideale Klingsor, en ook Kundry was weer geweldig. Haar aria was beeldschoon: intens, innig en overtuigend. Haar kus transformeert zich prachtig van moederlijk naar verleidelijk. Wat een actrice is dit, naast een geweldige sopraan: de woorden ‘Da traf mich Sein Blick’, waarin ze beschrijft hoe doordringend Christus haar vanaf het Kruis zou hebben aangekeken, gingen door merg en been.

 

Speelgoeddolkje

Parsifal zong inmiddels niet naïef meer, maar manlijk en wanhopig en speelde heel sterk, ook al had hij geen Speer te bemachtigen, maar een soort speelgoeddolkje van de kermis. De Bloemenmeisjes waren mooi (om te horen, ook hun naaktpakken waren vreselijk, net als het spuuglelijke, witte decor), het orkest, na een iets te sterke inleiding, wonderzacht. Ook hier bewees dirigent Fischer Wagners dramatiek volledig te begrijpen: in de laatste maten laat hij de none-voorhouding heel sterk klinken (ook al is die, naar mijn smaak, onbegrijpelijk fragiel en zacht georkestreerd in slechts één fluit en een hobo, een voorhouding die ook sterk aan het slotaccoord van Bachs Mattheüs-Passion doet denken), hoewel het laatste accoord van de akte zeker feller had gemoeten.

 

 

Huiveringwekkende, haast lege muziek

De derde akte begon ook weer geweldig in het orkest, schitterende strijkers en koper, en gelukkig weer zonder regiefrutsels: alles draaide om de huiveringwekkende, haast lege muziek, die in de handen van het Bayerisches Staatsorchester als pure Wagner klonk. Het decor was hetzelfde als in de eerste akte, met dien verstande dat nu alles op zijn kop stond, en in zwart-wit was uitgelicht. Tja, het kan allemaal, in het huidige operabedrijf…

Gurnemanz leek wat vermoeid geraakt, hij klonk nu totaal anders dan in de eerste akte. Was dat een wens uit de regie, of was zijn stem écht afgemat door de eerdere prestaties? Hij klonk een beetje naar Schubert, maar de soms erg trage tempi van de dirigent hielpen hier ook bepaald niet mee. Jammer ook van zijn moderne outfit, die niet passend was en elk decorum aan Wagners belangrijke verhaal ontnamen.

 

 

Allesverscheurende aria

Parsifal kwam op in een soort dikmaakpak (geloof ik, het was allemaal niet om aan te zien), en bewoog zijn enorme kont hopeloos heen en weer. Zijn slotzinnen waren weergaloos, ingeleid door dezelfde schitterende klokken die ook in de eerste akte klonken, waarna de ‘Tweede Verwandlungsmusik’ weer geweldig klonk uit de orkestbak. Helaas ‘verwandelde’ er niets in het toneelbeeld, maar Amfortas redde de akte met zijn allesverscheurende aria, waarin hij alles gaf, niets en niemand spaarde (ook zichzelf niet) en deze Parsifal tot een onvergetelijke gebeurtenis maakte, afgesloten door een werkelijk hemels gezongen en gespeeld naspel, waarin de Dom van Siena steen voor steen muzikaal werd geschilderd, precies zoals Wagner het bevolen had. Wagner had het laatste woord van deze muzikale wonderavond.

Peter Schlamilch

 

* Van huis uit zanger en dirigent, ontwikkelde recensent Peter Schlamilch een grote liefde voor de opera. Tijdens zijn muzikale opleiding assisteerde hij vijf jaar de Italiaanse dirigent Claudio Abbado (1933-2014), waarbij hij o.a. nauw betrokken was bij de uitvoering van de opera Elektra van Richard Strauss in Salzburg. Voor De Nieuwe Muze bezocht Schlamilch deze zomer een aantal belangrijke operafestivals in Europa en schreef daar recensies over. Dit is het negende verslag vanuit München (Parsifal)

You May Also Like

Muze van Zuid doorbreekt verwachtingspatronen

Pianiste Fedorova spetterend in Ravel en Brussels Phiharmonic o.l.v. Volkov dansant in Tsjaikovski

Torre del Lago Puccini: Turandot met prachtig verstild einde

Carmen in Verona: een lust voor het oog