Torre del Lago Puccini: Turandot met prachtig verstild einde
Door Peter Schlamilch
Gehoord: 23 augustus 2024, Torre del Lago Puccini
‘Opperste vreugde, paradijs, Eden… 120 inwoners, 12 huizen. Een rustig dorp, met schitterende plekjes tot aan de zee, bevolkt door damherten, wilde zwijnen, hazen, konijnen, fazanten, houtsnippen, merels, vinken. Enorme moerassen, heerlijke en buitengewone zonsondergangen. Bitterkoekjeslucht in de zomer, prachtige lente en herfst. De overheersende wind, mistral in de zomer, zuidwestelijk in de winter. Naast de hierboven genoemde 120 inwoners, bevaarbare kanalen, strohutten, zijn er verschillende meerkoeten, smienten, kleine futen en eenden…’
Krankzinnig mooie liefdesmuzieken
Giacomo Puccini was duidelijk door het dolle heen toen hij het altijd spiegelgladde meer van Massaciuccoli bezocht (bij Torre del Lago), vlakbij zijn geliefde geboorteplaats Lucca, waar hij, naar men fluistert, de helft van alle vrouwen had bezeten. De man van de krankzinnig mooie liefdesmuzieken was tegelijkertijd een geobsedeerde rokkenjager, en daarnaast dol op speedboten en raceauto’s. Hij schreef over zichzelf: ‘Ik ben een machtige jager op wild, operalibretti en mooie vrouwen’.
Gevangenisstraf
Hij was zo bezeten van de vrouwenjacht dat hij zijn dienstmeid, Doria Manfredi, de dood injoeg na beschuldigingen van zijn echtgenote, Elvira Bonturi (die overigens ook niet vies was van overspel), dat Doria een verhouding zou hebben met de grote meester uit Lucca, een beschuldiging die, naar we nu weten, weer net níet waar was. Elvira werd tot gevangenisstraf veroordeeld voor de leugens die ze verspreid had, een straf die Puccini ternauwernood kon afkopen maar hem en zijn familie-eer zeer beschadigden en altijd bleven achtervolgen.
Overspelige en prostituee
In 1903, Puccini was, volgens een uitstekend artikel van operakenner Adrian Mourby, weer eens volledig hoteldebotel, ditmaal op een zekere Corinna, gebeurde het onwaarschijnlijkste aller toevallen: hij kreeg een ongeluk met zijn racewagen, en de dag erop overleed Elvira’s wettelijke wettige echtgenoot, van wie ze nooit was gescheiden, zodat Puccini haar eindelijk zou kunnen trouwen. Hij moest echter wel van Corinna af zien te komen, die hij, na rechercheonderzoek in zijn opdracht, ervan beschuldigde een overspelige en een prostituee te zijn, uit zijn mond overigens nogal hypocriet. De furieuze Corinna dreigde Puccini echter hun verhaal publiek te maken, en de componist werd slechts gered doordat Corinna’s vader werd opgepakt voor pedofilie, waarmee haar verhaal een stuk minder geloofwaardig werd. Toch verteerd door liefdespijn om Corinna, trouwde hij eindelijk met Elvira.
Mourby schrijft in zijn artikel dat er snel weer sprake was van een nieuwe minnares, niet, zoals tot nu toe vaak is beweerd, de eerder genoemde dienstmeid Doria, maar haar sterke en vrijgevochten nichtje, Giulia Manfredi, die, volgens het artikel, Puccini een zoon baarde (die overigens een dochter had die nog leeft, Nadia). September 1908 betrapt Doria Puccini’s stiefdochter Fosca in flagrante delitto met de librettist van La Fanciulla del West, waarop Fosca, bang voor een schandaal, de arme Doria vals beschuldigde van een affaire met Puccini, om ook haar geloofwaardigheid in diskrediet te brengen.
In het meer verdrinken
Daarop maakte Elvira de dienstmeid, Doria, pal voor de Villa aan het meer, op slechts enkele passen van het huidige openluchttheater (3000 plaatsen), openlijk uit voor ‘hoer’ en ‘slet’, en riep de omstanders toe dat ze een ‘snol was die achter mijn man aanzit’ en dat ze haar ‘vroeg of laat in het meer zou verdrinken’. Dat ze zelf 17 jaar met Puccini had samengewoond terwijl ze nog getrouwd was geweest, was ze wellicht even vergeten.
Regie weldadig klassiek
Hierop volgde de beroemde zelfmoord van de arme dienstmeid, een zelfmoord die grote gelijkenis vertoont met die van Liù in Turandot: ze kon zich niet verdedigen zonder haar nichtje en haar meester, voor wie ze grote bewondering (in Turandot zelfs liefde) koesterde, te verraden. Puccini zal vast aan haar hebben teruggedacht toen hij, vele jaren later, Liù portretteerde in Turandot, een Turandot die ik onlangs zag in Torre del Lago Puccini, vlak bij de plaats delict, dus. Die Turandot begon met een prachtig toneelbeeld van regisseur Pier Luigi Pizzi, die ook de mooie kostuums voor zijn rekening nam. Zijn regie is overigens weldadig klassiek en zonder veel gezeur en overbodige ‘diepere boodschappen’: de teksten en noten van Puccini zijn natuurlijk al diep genoeg.
Superstereofonisch
Zoals alle voorstellingen in Torre del Lago Puccini vond ook deze plaats tegen de achtergrond van een enorm videoscherm, dat in vrijwel alle voorstellingen mooi, kundig en effectief wordt ingezet, en gelukkig nergens stoort. Door gebrek aan veel theatertechniek in de open lucht is zo’n scherm natuurlijk een uitstekende oplossing, die tevens voor wat acoustiek op het toneel zorgt, en dat is nodig omdat, naar mij werd toevertrouwd, de zangers geen ‘headset’ hebben om versterkt te worden, maar het moeten doen met de microfoons die zich, bijna onzichtbaar, op het toneel bevinden. Daardoor wordt de versterking, die absoluut noodzakelijk is omdat er geen enkele natuurlijke acoustiek in het gigantische openluchttheater is, meer dan perfect: ze is niet alleen volkomen natuurlijk en nauwelijks ‘hoorbaar’, maar ook ‘superstereofonisch’: ik weet niet precies hoe men het voor elkaar krijgt, maar het geluid van de (bewegende) zangers en de orkestleden komt steeds exact uit de richting van de plek waar ze zich bevinden: een groot compliment aan de technici!
Prachtig en soms fluisterstil
Dirigent Renato Palumbo dirigeert betrokken en vurig, veel vuriger in ieder geval dan zijn collega van de dag ervoor (La Bohème). De koorleden (eigenlijk te klein bezet met 60 man) doen het uitstekend, hoewel de dirigent ze niet allemaal gelijk weet te krijgen, ook omdat hij ze weinig aandacht geeft.
Ook het orkest, dat met 4 (!) contrabassen (sommige orkesten doen het met 12) véél te klein is, doet wat het kan: de zee- en meerlucht maken het zeker niet makkelijk om steeds zuiver te spelen, maar het lukt ze meestal geweldig: het orkest klinkt voller dan gisteren, hoe moeilijk dat ook is: men moet zich realiseren dat je de schaarse 4 contrabassen, 6 celli, 8 altviolen en 10 c.q. 12 eerste en tweede violen niet zomaar kunt ‘bijversterken’: ‘non è la stessa pasta’ (dat is niet hetzelfde deeg), zoals iemand me snedig toebeet, en zo is het. Ik snap dat een orkest duur is en de cultuurbudgetten in Italië altijd onder vuur liggen, maar nu klinkt het nét te ielig, en dat ligt puur aan de aantallen, en zeker niet aan de spelers of de technici. Het kinderkoor klonk prachtig en soms fluisterstil.
Prettige rafelrandjes
Calaf (de Frans-Tunesische tenor Amadi Lagha) zingt prachtig, lyrisch en sterk en houdt zijn hoge noten, die duidelijk zijn forte zijn, extreem lang aan, misschien wat overdreven, maar tjonge, wat klinken ze lekker!
De Chinese sopraan Chunxi Hu, prachtig gecast in de rol van Liù, ontroert en betovert met haar heerlijke sopraan, en haar eerste aria is dan ook beeldschoon. Calafs antwoord (Non piangere, Liù) heeft wat prettige rafelrandjes maar overtuigt volledig met zijn wederom lang aangehouden noten.
Masculiene bariton
Ping, Pang en Pong doen het prima, waarbij vooral bariton Pietro Spagnoli de show steelt: een enorme toneelaanwezigheid gecombineerd met een Gianni Schicchi-achtige, heerlijk masculiene bariton: die zou ik wel eens in een hoofdrol willen horen!
Het decor is eenvoudig, strak, abstract maar leidt nergens af (op zich al een zegen, in onze tijden), het orkest begeleidt heel mooi, teder en genuanceerd.
Schok
Een schok gaat door het auditorium als Altoum, de Keizer van China opkomt: De Torinese counter-tenor Danilo Pastore heeft een enorm cv en is vast een briljante barokspecialist, maar in een Puccini-opera heeft hij weinig te zoeken, en een counter-tenor heeft Puccini bij mijn weten nergens opgeschreven. Vast een ideetje van dirigent of regisseur, maar niet een met een erg gelukkige uitwerking.
Gevangen en verstrikt
De opkomst van Turandot (Anna Pirozzi) is prachtig, volledig gevangen en verstrikt in haar sluier, en ze zingt sterk en ijzig, zoals de rol verlangt. Haar intonatie lukt niet altijd even goed, maar in deze ondankbare rol in de open lucht moet je ook vergevingsgezind zijn, af en toe. Ze wordt gered door een zeer mooi zingende Calaf en dito koor.
Nessun dorma
In de derde akte is de belichting, die overigens de hele avond heel mooi was, wel érg wit voor een angstige, duistere nacht, maar Nessun dorma wordt mooi en gevoelig gezongen, de eerste strofe wat zachter en de tweede voluit, met een geweldige en volledig zelfverzekerde voorlaatste noot. Chapeau!
Schitterend en aangrijpend
De voorstelling stopt bij de dood van Liù, het moment dat Puccini stierf, en zelf ook niet goed meer uit het verhaal kwam. Zijn vele (gedocumenteerde) smeekbeden aan zijn librettisten mochten niet baten om hem van betere teksten te voorzien, die het plotselinge smelten van de ijsprinses geloofwaardiger moesten maken. Normaal vind ik het einde op deze plek niet zo bevredigend, maar dirigent Renato Palumbo maakte zoiets aangrijpends van de slotscène, dat de opera als vanzelf ‘oploste’ in de sprookjesachtige Luccese nacht: na de schitterend en aangrijpend gezongen én gespeelde dood van Liù hield hij het applaus lang tegen, waardoor koor en solisten schijnbaar eindeloos de tijd namen om in een trage rouwmars het podium te verlaten, een emotionele en overtuigende afsluiting van een prachtige avond.
Peter Schlamilch
Info:
https://www.vivaticket.com/it/tour/70-festival-puccini-2024/131?culture=en-gb
* Van huis uit zanger en dirigent, ontwikkelde recensent Peter Schlamilch een grote liefde voor de opera. Tijdens zijn muzikale opleiding assisteerde hij vijf jaar de Italiaanse dirigent Claudio Abbado (1933-2014), waarbij hij o.a. nauw betrokken was bij de uitvoering van de opera Elektra van Richard Strauss in Salzburg. Voor De Nieuwe Muze bezocht Schlamilch deze zomer een aantal belangrijke operafestivals in Europa en schreef daar recensies over. Dit is het veertiende verslag vanuit Rome (Turandot)