83-jarige Martha Argerich blijft een wilde boskat in Bartók
Gehoord: De Doelen, Rotterdam, 26 en 27 september 2024
Door Willem Boone
Unrivaled
Pianiste Martha Argerich heeft het kennelijk naar haar zin in Rotterdam, want precies een jaar na haar laatste optredens met het Rotterdams Philharmonisch Orkest was ze er weer. Het helpt bij haar als ze een persoonlijke band met een dirigent of andere musici heeft en het is duidelijk dat het tussen haar en dirigent Lahav Shani goed klikt. Dan is ze niet wat velen in haar zien: de geniale, maar grillige pianiste die nogal eens kort van tevoren afzegt, maar ‘an unrivaled pianist’, zoals het orkest haar aankondigde. Daar is geen woord te veel van gezegd, want er zijn in de muziekgeschiedenis maar heel weinig pianisten die op hun 83e nog zo moeiteloos hun instrument beheersen. Er is een kort lijstje van legendarische voorgangers die tot het eind al hun pianistische vermogens behielden: Rubinstein, Backhaus, Cherkassky en Ciccolini. Bij die illustere collega’s voegt Argerich zich met gemak en zo zal zij waarschijnlijk de geschiedenis ingaan, want je kunt je niet voorstellen dat haar soepele pianistiek ooit zal gaan haperen. Ditmaal soleerde zij in het Derde Pianoconcert van Bartók. Eén concessie deed zij wel aan haar leeftijd: zij speelde van blad, iets wat ik haar bij een pianoconcert nog nooit heb zien doen. Dat verraadde dat zij zich misschien toch niet helemaal zeker van haar zaken voelde en het heeft er mogelijk ook mee te maken dat zij dit stuk minder vaak uitgevoerd heeft dan sommige andere van haar ‘warhorses’ (Een interessant weetje is dat zij het ooit, in het najaar van 1983, bij ditzelfde orkest had zullen spelen, maar het toen verving door Liszts Eerste Pianoconcert). De vraag is overigens of zij echt op de partituur keek, want na haar inzet van het Allegretto nam haar temperament het direct over en leek zij verder volledig op haar muzikale kompas te vertrouwen.
Bartok 3
Die inzet was precies zoals Bartók het voorschreef: vragend en bijna argeloos. Het maakte duidelijk dat er sinds haar laatste optredens in Rotterdam nog niets veranderd was: direct was daar weer die toon die beurtelings fluwelig en krachtig was, de ongeëvenaarde projectie die ervoor zorgde dat haar klank in alle hoeken van de zaal te horen was en de tijgerachtige attaque. Hoewel haar temperament niet meer zo uitbundig was als in haar jonge jaren, kan de Argentijnse nog steeds overkomen als een ongedurig raspaardje dat er vandoor wil. Dat maakt het voor menige dirigent, orkest of kamermuziekspeler lastig om haar bij te houden. Gelukkig gold dat niet voor Lahav Shani die haar uitstekend begeleidde. De inzet van het Andante religioso was zeer fraai. Deze muziek zou zo in een trieste film passen en straalt een onthechte sfeer uit. Het was de laatste muziek die Bartók componeerde en was als verjaardagscadeau voor zijn tweede vrouw, Ditta Pásztory-Bartók, bedoeld. Hij kon het stuk niet meer voltooien en zijn vriend Tibor Serly schreef de laatste 17 maten. Argerich legde veel eenvoud in de beginakkoorden, maar riep tegelijk een hele wereld aan emoties op. Haar toon leek af en toe van brons en getuigde van haar talent om ieder motief van om het even welke compositie met leven te vullen. Uitbundig was het afsluitende Allegro vivace, typisch voor haar muziek van spelen was het tweede motief, een soort bachiaans fugato: levendig, licht ongedurig en met verende ritmiek. Vooral aan het eind toonde zij zich weer de wilde boskat die zij – gelukkig! – altijd gebleven is. Er volgde een ovationeel applaus dat zij op donderdag beloonde met een solotoegift: het moeilijkste gedeelte uit Schumanns Fantasiestücke opus 12: Traumeswirren. Zo haar vingers al stram geworden waren, dan zou dat in dit stuk genadeloos gebleken zijn, maar haar Schumann sprankelde en toonde eens te meer dat zij zich direct een andere klankwereld op kan roepen.
Joey Roukens
Het orkest was de avond begonnen met Con Spirito, ouverture voor orkest uit 2024 van de Nederlandse componist Joey Roukens. Getuige de programmatoelichting wilde hij ‘een vrolijk stuk schrijven dat niet flauw of oppervlakkig is.’ Interessant was ook zijn opmerking: ‘Haydn, Weber en Poulenc waren grootmeesters in het schrijven van opgewekte, energieke muziek, maar hedendaagse componisten hebben het verleerd.’ Welnu, in die opzet is Roukens zeker geslaagd: deze Ouverture straalt inderdaad vrolijkheid uit, ook brutaliteit en wat dat laatste betreft, deed het soms denken aan de Ouverture die Bernstein voor Candide schreef. Het orkest speelde in zeer grote bezetting met een uitgebreide slagwerksectie. Het leuke was dat de componist alle groepen van het orkest ‘wat’ te doen gaf en het orkest speelde met verve, enthousiast aangevuurd door Shani. De enige bedenking die je zou kunnen hebben, is dat het tamelijk lang was voor een ouverture: het leek moeilijk aan zijn eind te komen. Aan het eind liet de dirigent Roukens in het applaus delen: laatstgenoemde toonde zich dankbaar, maar reageerde wat verlegen op de ovatie.
Uit de nieuwe wereld
Na de pauze klonk een kraker uit het symfonisch repertoire: de Negende symfonie ‘Uit de nieuwe wereld’ van Dvorak. De inzet van de celli in het Adagio was direct prachtig en het spel in het daarop volgende Allegro molto klonk levendig. Als zo vaak liet Shani het orkest in de intieme gedeeltes als een kamermuziekensemble spelen, daarentegen was het eind van dit deel wel degelijk rapsodisch. Mooi sonoor was de inleiding van het Largo met plechtige koperblazers. De uitvoering van dit deel was wat mij betreft het hoogtepunt van deze uitvoering. Dat was niet in de laatste plaats door de zeer fraaie solo van de althobo, maar eigenlijk in het algemeen door het spel van het gehele orkest. Het zorgde voor een zacht wiegende begeleiding van de althobo en de sfeer die de componist daar oproept is dezelfde als in de beroemde aria ‘to the moon’ uit zijn opera Rusalka. Shani liet het orkest zeer verfijnd pianissimo spelen en dit hele deel was een grote liefdesbetuiging aan de muziek van Dvorak. Het laatste deel, allegro con fuoco, was met recht ‘con fuoco’ en aan het eind trok het orkest alle registers open. Het vormde een klinkend slot van een onvergetelijke avond.
Rush hour
Gehoord: De Doelen, Rotterdam, 27 september 2024
Het was een geweldige gedachte en een geschenk om Martha Argerich voorafgaand aan het symfonische concert van vrijdag samen met Lahav Shani pianoduetten te horen spelen in de late middaguren. Voor zover dat nog nodig was, maakte het duidelijk dat zij inderdaad nog steeds tegen de hoogste technische eisen opgewassen is (en die zijn er volop in de gespeelde stukken van Rachmaninoff en Bartok!) en ook hoe geweldig goed Lahav Shani piano speelt. Net zoals je je kan blijven verbazen over de grenzeloze techniek van Argerich, kan je je steeds weer afvragen waar hij de tijd vandaan haalt om zulk veeleisend repertoire te studeren (net als het Derde pianoconcert van Prokofiev dat hij vorig seizoen in een dubbelrol uitvoerde!): die man is toch bijna uitsluitend (chef)dirigent en hij is toch eerder dit jaar ook nog vader geworden?
Rachmaninoff
Beide pianisten lieten even op zich wachten. Het was fascinerend dat beide vleugels dit keer naast elkaar stonden, waarbij de pianisten met hun rug naar het publiek gekeerd speelden. Zo kon je vanuit de zaal de verrichtingen van beiden goed volgen. De inzet van de Introductie uit de Tweede suite voor twee piano’s opus 17 van Rachmaninoff was niet helemaal gelijk en in het begin leek de akoestiek van de grote zaal de musici parten te spelen. Deze klinkt namelijk anders dan bij een volwaardig symfonieorkest. Er was sprake van echo en het klankbeeld was niet overal optimaal helder. Gelukkig was dit van korte duur en hervonden de musici zich snel: dit eerste deel had in elk geval drive. Dat paste goed bij het optimistische karakter dat deze nog steeds ijzersterke muziek uitstraalt: het was een van de composities die Rachmaninoff schreef nadat psycholoog Nikolai Dahl hem succesvol voor een depressie behandelde. Deze had hij opgelopen na de desastreuze première van zijn Eerste symfonie, waarna hij geen muziek meer schreef. Door de begeleiding van Dahl ontstond echter het succesvolle Tweede Pianoconcert, maar ook de Cellosonate en deze Suite opus 17 en al deze werken getuigen van zijn hervonden optimisme. In het tweede deel, wals, frappeerde het snelle tempo. Daar liet Martha Argerich nog eens zien en horen dat pianospelen voor haar een van de gewoonste zaken is die je maar kunt bedenken. Lahav Shani riep herinneringen op aan een van Argerichs beste duopartners ooit, de betreurde Braziliaanse pianist Nelson Freire met wie zij een van de beste (gelegenheids)pianoduo’s uit de geschiedenis vormde. Freire was zo’n solide, op het oog rustige partner die ondertussen muzikaal en technisch volledig tegen haar opgewassen was, maar die bovendien als een soort ‘moderator’ fungeerde die haar soms al te bruisende temperament in goede banen leidde. En dan ontstaat er iets heel moois: zoals de Franse criticus Alain Lompech het ooit treffend omschreef: beide pianisten worden een derde pianist die nog beter speelt en een optelsom van alle mooie kwaliteiten van ieder individueel is. Hetzelfde gebeurde nu Argerich met Shani speelde: zij kunnen volledig op elkaar vertrouwen. Mooi was trouwens in een rustig moment dat beiden even opzij keken en een blik van verstandhouding uitwisselden. Het eind van deze Wals getuigde van uiterst raffinement. Mooi was ook de Romance en de manier waarop de Argentijnse de melodie vormgaf: zij doet dit op een manier die de luisteraar bijblijft. Shani was wederom een volwaardige partner en de opbouw verliep organisch. Het laatste deel, tarantella, verliep zoals de andere snelle delen: uiterst energiek en levenslustig met spectaculaire ‘volando’s’.
Bartóks Sonate voor 2 piano’s en slagwerk
De Sonate voor twee piano’s en slagwerk van Bartók is een uiterst gecompliceerde partituur om uit te voeren door het samenspel tussen de vier musici. Als je bij een live uitvoering aanwezig bent, zie je pas hoe gecompliceerd ook de rol van de beide slagwerkers is. Deze Sonate van Bartók staat symbool voor de ‘andere’ Bartók die we vooral kennen: die van hamerende, percussieve momenten, terwijl het Derde Pianoconcert juist opvallend mild en beschouwend van karakter is. De uitvoering door Argerich en Shani met slagwerkers Danny van de Wal en Martijn Boom was fascinerend. Beide pianisten waren eensgezind in hun opvatting, onder meer door de manier waarop ze trillers in het eerste deel, Allegro molto speelden. Het tweede deel, Lento ma non troppo, was mysterieus door de onderhuidse spanning die steeds voelbaar was. Het derde deel, Allegro non troppo, viel op door het elastische tempo en het pianissimo slot was als altijd weer verrassend.
Wat een interessant idee om voor het ‘echte’ concert zo’n rush hour te organiseren en wat een buitenkans om zo’n wereldster als Argerich in een van haar favoriete manieren van muziek maken, kamermuziek, nogmaals op dezelfde avond mee te maken! Hopelijk is ze er volgend jaar weer, bij iemand van haar leeftijd moet je voorzichtig zijn, maar gezien de vorm waarin ze nu verkeert, is het niet eens zo’n vreemde gedachte!
Willem Boone
Martha Argerich en Marco Riaskoff van (helaas) wijlen de Serie Meesterpianisten na afloop eerste concert – foto Gustav Alink
Derde Concert Argerich & Shani
De Doelen, Rush Hour en Avondconcert, Rotterdam, 27 september 2024
Door Wenneke Savenije
Allergrootste
In de ogen van topdirigent en pianist Lahav Shani (35) is de Argentijnse meesterpianiste Martha Argerich (83) de allergrootste. In alle opzichten: muzikaal en instrumentaal. Hij ziet zijn vijftig jaar oudere vriendin en muzikale zielsverwant als een onoverwinnelijke klavierleeuwin, die ook op zeer hoge leeftijd beter en met meer temperament speelt dan alle anderen die gerekend worden tot de Grote Pianisten van deze wereld, inclusief alle mannen, (nog) levend of vaak op stokoude leeftijd overleden. En in mijn ogen heeft Shani, die als pianist en duo partner wat betreft talent, muzikaliteit, slagvaardigheid, pianistiek, integriteit en expressiviteit uitstekend tegen de first lady of de piano opgewassen blijkt te zijn, volkomen gelijk. Het bijzondere van Shani’s vriendschap met Argerich is dat hij haar omringd met liefde en zorgzaamheid. Hij creëert een sfeer van vertrouwen om haar heen, waardoor de van nature niet altijd even evenwichtige pianiste, bekend om haar stemmingen en last minute afzeggingen, zich volkomen veilig voelt. Hij geeft Argerich de ruimte om volledig zichzelf te zijn, zodat ze zonder stress, strubbelingen of verstoringen open kan bloeien in haar diepste essentie als begenadigd musicus aan de vleugel.
Dat las je tijdens het Rush Hour al af aan de manier waarop Argerich en Shani samen het podium op liepen en zich achter de twee vleugels zetten om zich als vier handen uit één menselijk lichaam, zonder twijfels of aarzelingen, eendrachtig en trefzeker, op de partituren van Rachmaninoff en Bartók te storten. Wat Argerich muzikaal ook deed, gestuurd vanuit haar altijd weer verrassende temperament en unieke verbeeldingskracht, Shani volgde haar zonder moeite, ondersteunde haar muzikale invallen maar gaf zelf ook nieuwe impulsen aan de magistraal vertolkte partituren van Rachmaninoff en Bartok. Het duo speelde niet alleen met een benijdenswaardige instrumentale virtuositeit en muzikale vanzelfsprekendheid, maar ook met aanstekelijk plezier. Rachmaninoff, die bij minder goede uitvoeringen nog wel eens langdradig of zelfs kitscherig kan gaan klinken, leefde tijdens de heldere en sprankelende uitvoering die Argerich en Shani gaven van zijnTweede suite voor twee piano’s opus 17 op met een vitaliteit en levendigheid die de componist daadwerkelijk gevoeld moet hebben toen hij dit werk schreef, net nadat hij een zware depressie te boven gekomen was. Bartóks Sonate voor twee piano’s en slagwerk oversteeg het niveau van een ritmisch prikkelend en muzikaal onstuimig spektakelwerk en klonk, door de briljante uitvoering van Argerich en Shani en zeker ook dankzij de slagvaardige slagwerkers, als een fascinerende reis door de ruimte, waarbij lawaaierige passages uit het heelal werden afgewisseld met verstilde visioenen.
Tweede avondconcert
Minsten zo prachtig en naar het schijnt nóg beter dan de avond ervoor speelde Argerich op vrijdag het Derde pianoconcert van Bartók. Nadat Shani en het Rotterdams Philharmonisch met een vitale uitvoering van Joey Roukens’ (1982) Ouverture Con Spirito – volgens de maker een stuk met een dolzinnige sfeer ‘als een kermis met een spiegelpaleis vol vervormde beelden’ – opnieuw hadden laten horen dat deze originele en veelzijdige Nederlandse componist de moeite van het beluisteren meer dan waard is, viel Argerich zonder enig spoor van vermoeidheid voor de tweede keer aan op de weerbarstige materie van Bartóks Derde pianoconcert. Met onweerstaanbare oerkracht verklankte ze beide hoekdelen, waarin de syncopische ritmes van de muziek uit de Balkan een hoofdrol spelen. Argerich fascineerde doordat het wel leek alsof ze de noten uit graniet losbeitelde om ze vervolgens woest en onstuimig met elkaar te laten dansen zonder de overkoepelende structuur van dit werk geweld aan te doen. Maar het mooiste klonk de peilloze diepgang en onmetelijke eenzaamheid van het Adagio religioso, waarin het fijngevoelige en integere spel van Argerich associaties wekte met de wijze woorden van De kleine prins van Antoine de Saint-Exupéry, die vanaf een verre planeet in de onbegrensde kosmos de grenzen van tijd en ruimte probeert te overbruggen met wijze en liefdevolle woorden. Argerich creëerde pure magie in klanken. Shani en het Rotterdams Philharmonish Orkest omlijstten haar spel in de hoekdelen met ritmische vaart en fonkelende sonoriteit, en in het spirituele langzame deel met een orkestrale stralenkrans vol subtiele kleurnuances. Er volgde nog een ontwapenende toegift door Argerich en Shani samen achter één vleugel van een deel uit Ravels Ma mère l’Oye.
Na de pauze leefden Shani en zijn orkest zich net als de avond ervoor uit in een spectaculaire uitvoering van Dvoraks Symfonie nr. 9 ‘Uit de Nieuwe Wereld’, waarin alle instrumentgroepen uit het orkest zich inspanden om hun geboren leider zo goed en welluidend mogelijk te volgen. Dat lukte, met als enige smet op het geheel dat de blazers (met name de fluiten) soms net niet helemaal zuiver waren. Maar voor het overige speelde het orkest subliem, klonk de overbekende partituur als nieuw, schitterden de koperblazers, ontroerden de melancholieke solo’s van de althobo, leefden de strijkers zich uit in Slavische melodieënrijkdom en wist Shani van de eerste tot de laatste noot spannende, feilloos getimede verhaallijnen uiteen te zetten om Dvoraks Negende symfonie te laten trillen, ronken en zinderen als nooit tevoren. Het programma wordt vandaag nog een keer herhaald in het Théâtre des Champs-Elysées in Parijs.
Wenneke Savenije
Martha Argerich en Lava Shani na het concert, foto Gustav Alink
Info:
https://www.rotterdamsphilharmonisch.n