Salzburger Festspiele – Giulio Cesare muzikaal overtuigend, maar scènisch taai

Le Concert d’Astrée o.l.v. Emmanuelle Haïm, Bachchor Salzburg, Christophe Dumaux (Giulio Cesare), Olga Kulchynska (Cleopatra), Lucile Richardot (Cornelia), Federico Fiorio (Sesto) e.a. Regie: Dmitri Tcherniakov. Gehoord: 26 juli 2025, Haus für Mozart, Salzburg

Door Peter Schlamilch

 

De Salzburger Festspiele bestaan al sinds 1877, maar kwam na een herstart, door onder anderen de schrijver en dichter Hugo von Hofmannsthal en componist Richard Strauss, pas goed op gang. Het festival behoort inmiddels tot de belangrijkste muziekfestivals ter wereld en er treden voornamelijk grootheden op, zoals wijlen Herbert von Karajan, die er decennia dirigeerde. De sprookjesachtige sfeer die in Mozarts geboortestad heerst, draagt natuurlijk sterk bij aan de feestelijke concerten en voorstellingen die er gegeven worden, en de ‘muzikale adel’ is er rijk vertegenwoordigd.

 

Vermoorde echtgenoot

Giulio Cesare in Egitto (1724), over liefde en machtswellust, is wellicht Händels meest geliefde opera. De machtsstrijd om de Egyptische troon loopt als een rode draad door de opera, maar centraal staat natuurlijk het liefdesverhaal tussen Julius Caesar en Cleopatra. Caesar valt als een blok voor de bovenmenselijk verleidelijke tovenarij van Cleopatra, en zij wordt door haar liefde voor Caesar steeds ‘menselijker’. Uiteindelijk lukt het Caesar om aan de kwaadaardige Tolomeo te ontsnappen en maakt hij met zijn geliefde Cleopatra een spectaculaire ‘vlucht naar de vrijheid’. Het componeren van de opera was een moeizaam proces, dat voor Händels doen lang duurde: negen maanden, waarbij hij vele versies maakte en weer verwierp. Ook wie niet zo heel erg van Händel houdt moet erkennen dat de opera waarschijnlijk zijn mooiste muziek bevat, zoals het hartverscheurende duet Son nato a sospirar, waarin moeder en zoon hun zojuist vermoorde echtgenoot en vader bewenen.

 

 

Onnatuurlijke kinderstem

En wie niet zo erg van countertenoren houdt is het natuurlijk altijd weer even wennen, want er hollen er drie van rond op het toneel, want de dagen dat de rol van Caesar nog wel eens aan een bariton werd gegeven (Dietrich Fischer-Dieskau) zijn – helaas – voorbij. Maar de Franse countertenor Christophe Dumaux deed het geweldig, en was expressief in zijn klankvorming en tekstgebruik, wat nog niet zo gemakkelijk is als je steeds in falset zingt. Zijn beroemde aria Empio, dirò, tu sei, waarin hij Tolomeo op fenomenale wijze de mantel uitveegt, voltrok zich in een duizelingwekkend tempo en gebruikte een fenomenale techniek: werkelijk alle coloraturen waren op zijn plaats en klonken egaal en klankrijk. Maar ik zeg het eerlijk: het blijft een vervreemdend effect voor mij, als moderne luisteraar: de grootste heerser van het Romeinse Rijk te horen met een, in onze oren, onnatuurlijke kinderstem. Maar toegegeven: dat ligt aan mij.

 

 

Atoombunker

De Franse mezzosopraan Lucile Richardot (Cornelia) heeft een heel mooie stem, maar produceert, heel verwarrend, een wat ‘manlijke’ geluid. Ze was gekleed in de spuuglelijke kostuums van Elena Zaytseva, die het voor ons compleet onduidelijk maakte waarom Cornelia zo begeerd wordt. Haar zoon Sesto, gezongen door de Veronese (manlijke) sopraan Federico Fiorio, gedroeg zich als een recalcitrante puber, en was, compleet met clichématig achterstevoren gekeerd petje, ook zo gekleed – het bracht ons allemaal mijlenver weg van het oorspronkelijke verhaal, en ook de zangers leken zich er niet in thuis te voelen. Hij zong net als de anderen uitstekend: zijn aria klonk prima, maar door zijn juist heel vrouwelijke geluid (dat hoort eigenlijk niet in de countertenorenwereld!) was ook dat weer erg verwarrend. Bovendien klonk zijn stem nét wat te klein om écht wraakzuchtig over te komen, wat ook aan het acoustisch zeer ongunstige decor lag: een atoombunker met allemaal nissen en gangen die het geluid niet bepaald de zaal in projecteerde.

 

 

Eenzijdig en fantasieloos

Cleopatra maakte echter alles goed: wat een heerlijke stem heeft de Oekraïense sopraan Olga Kulchynska, en wat een uitstraling. Haar aanwezigheid, eerst als een straatmeisje, daarna half ontkleed als ‘koningin’, fleurde elke scène op en haar schitterende stem klonk op elk moment vol en rond, open van klank en vooral: zonder veel gedoe, of netter gezegd: zonder veel omhaal van ‘noten’. Ze vulde de immense zaal niet alleen met haar prachtige geluid, maar ook met haar présence – een waar genot, ontsierd door maar één ding: haar aria’s, maar ook die van de meeste anderen, werden steevast verstoord door het geroep, gegrom en soms geschreeuw van de andere aanwezigen op het toneel, en dat zijn er veel in deze regie, omdat de meesten maar wat blijven rondhangen. Sowieso is het hele idee om ons vier uur lang naar een atoomschuilkelder te laten kijken gedoemd te mislukken: de lelijkheid ervan doet pijn aan je ogen, en het toneelbeeld gaat al na een kwartier vervelen, en dan moet je nog een paar uur. Bovendien: hoe groot is de kans dat tijdens of na een luchtalarm zowel Caesar en Cornelia, als Cleopatra én Sesto elkaar tegenkomen in een openbare schuilkelder? Een idioot idee, nog lelijker gemaakt door het (zeer luide en onaangename) luchtalarm waarmee de opera begint en de enorme ‘explosie’ waarmee zij eindigt. Gecombineerd met het voortdurende geschreeuw op het toneel is dit een zeer luide opera, die ook nog heel eenzijdig en fantasieloos wordt belicht.

 

 

Harmonische dramatiek

Vocaal is de voorstelling dus dik in orde, en ook het uitstekend spelende (en opvallend rijk bezette) orkest onder leiding van de Franse pianiste, claveciniste en dirigente Emmanuelle Haïm draagt bij aan een levende en vlotte barokvertelling – Haïm en haar musici kunnen duidelijk met elkaar lezen en schrijven. Ze kiest uitstekende tempi en de balans, zowel in het orkest als die met de zangers, is perfect. Wel miste ik af en toe wat instrumentale diepgang en zouden de contrasten, die best vaak aanwezig waren, nog spannender hebben gekund, en ook had de harmonische dramatiek, die bij Händel zo belangrijk is (denk aan tussendominanten), nog veel grilliger mogen zijn. Toch was Haïm sterk en kundig, kende de partituur als haar broekzak en was sterk betrokken bij de musici.

 

 

Diepere waarheid

Dat het prachtige verhaal van de liefde van Caesar voor Cleopatra en de talloze verwikkelingen eromheen totaal niet uit de verf kwam, lag echter compleet aan de regie en het toneelbeeld van Dmitri Tcherniakov, die allebei elk gevoel voor historie, waarachtigheid of zelfs maar menselijkheid uit de voorstelling sloopten. Urenlang zaten we naar hetzelfde grauwe decor van een schuilkelder te staren, waarin absoluut niets gebeurde, geen enkele relatie met de tekst was te ontwaren en waarin ook de zangers zich zichtbaar ongemakkelijk voelden. Hoe Cornelia en Sesto in deze ‘betonnen’ ellende Händels waarschijnlijk mooiste duet aller tijden, Son nata a lagrimar, zo waanzinnig mooi konden voordragen is mij een raadsel, maar het wonder voltrok zich weldegelijk, ook al was de rest van de regie volkomen statisch, afgezien van de kinderlijke geprojecteerde teksten over de kennelijke ‘noodsituatie’, waar weinigen wat van begrepen. De belichting van louter tl-balken begon na een half uur pijn aan de ogen te doen en de kleding was, vooral bij Cornelia, afzichtelijk. Welke diepere waarheid hier verteld werd was volkomen onduidelijk, maar de zangers redden, zoals zo vaak, de voorstelling met hun inzet en passie.

 

 

Fabelachtig

Absoluut dieptepunt was de suggestie van een incestueuze relatie tussen Sesto en zijn moeder, maar vanaf de pauze, middenin de tweede akte, wordt de voorstelling een waar muzikaal festijn, vooral omdat Olga Kulchynska haar vele aria’s mag zingen. Ze doet dat zó schitterend, fijnzinnig en rondborstig, dat je even alle decors vergeet en met haar mee kan leven, ook tijdens haar treuraria, die natuurlijk weer verstoord moest worden door gebral, gestamp en weer een grote explosie. Haar aria Piangerò is weergaloos – kwetsbaar en zuiver en van een bovenwereldse schoonheid, haar Da tempeste is hemels: niet alleen alle coloraturen zijn puntgaaf, maar ze klinken ook nog warm, zinvol en doorleefd, ondanks het idiote gesleep met allerlei lijken en vele gegil op de achtergrond. Ook het orkest begeleidt steeds fenomenaal: pittig waar nodig, met veel details, zoals tussenstemmen, en zonder de vaak aanwezige angst voor dissonanten. Het koor, dat in deze regie helaas onzichtbaar is, de laatste modegril onder regisseurs, zingt kernachtig en goed, hoewel het Italiaanser mocht klinken. Al met al een fabelachtige muzikale gebeurtenis, ondanks de vreselijke regie.

Peter Schlamilch

 

Info:

https://www.salzburgerfestspiele.at/en/p/giulio-cesare-in-egitto

 

 

You May Also Like

Ana Carmen Balestra: onthoud die stem!

Michael Kelly’s Nozze di Figaro in kamermuziekformaat

Orchestra Sinfonica di Milano – Tjeknavorian analytisch en meeslepend

Opernhaus Zürich – Terfel en Kaufmann laten wanhoop en bloed rijkelijk vloeien in Tosca