Mäkelä en KCO : fenomenaal in Le Sacre du printemps

Koninklijk Concertgebouw Orkest o.l.v Klaus Mäkelä, m.m.v Jean Yves Thibaudet, piano. Werken van: Thorvaldsdottir, Saint Saens en Stravinsky. Gehoord: Concertgebouw Amsterdam, 18 september 2025

Door Willem Boone

 

War horses

Wat men vaak over een artiest als Martha Argerich zegt, namelijk dat ze de wereld rondreist met maar een paar pianoconcerten, geldt voor veel van haar collega’s. Bij Brendel en Pollini was het niet veel anders en ook bij musici als Hélène Grimaud en Jean Yves Thibaudet valt het op. Er is iets voor te zeggen natuurlijk dat je als artiest vooral de stukken wilt spelen waarmee je echt affiniteit voelt, maar aan de andere kant spreekt er weinig artistieke nieuwsgierigheid en zelfs gemakzucht uit als je je steeds met dezelfde stukken presenteert.  Van Thibaudet kan ik me niet anders herinneren in de afgelopen veertig jaar dat hij of de pianoconcerten van Ravel of een van de pianoconcerten van Saint Saens speelt. Bij mijn weten heeft hij bij het Concertgebouworkest nooit een concert van Mozart, Beethoven of Brahms uitgevoerd. Nog interessanter zou het zijn om eens een keer een onbekend concert van bijvoorbeeld Scharwenka, Stenhammar, Moszkovski, Hummel of Kapustin te horen die stuk voor stuk interessante en dankbare composities voor piano en orkest schreven. Het zou toch een buitenkans zijn om die met zo’n orkest en dirigent in zo’n zaal te horen!

 

 

Het is jammer dat de artistieke directie van het orkest niet eens de kans aangrijpt om onbekend repertoire te programmeren. In plaats daarvan trad Thibaudet dus maar weer aan met het Vijfde Pianoconcert van Saint-Saëns, dat hij trouwens al eerder met hetzelfde orkest en Andriss Nelsons speelde. (In de toelichting stond te lezen dat de eerste uitvoering hiervan in 1902 met Willlem Mengelberg en Ferrucio Busoni als solist plaatsvond, daar zou ik dan weer graag bij geweest willen zijn!). Dit concert van Saint-Saëns is bepaald niet onbekend, alhoewel het minder vaak klinkt dan bijvoorbeeld de beroemde concerten van Brahms, Tchaikovski of Rachmaninoff. Maar ook in dit geval, had dan eens het Eerste of Derde Pianoconcert van Saint-Saens gespeeld die zo goed als nooit in een concertzaal klinken!

 

 

Wisselvallig spel

Dit gezegd zijnde, Thibaudet toonde zich een vaardig solist. Het kon liggen aan het timbre van de vleugel of aan het feit dat mijn oren door een verkoudheid nog enigszins dichtzaten, maar het was opvallend dat het aandeel van de solist niet altijd goed hoorbaar was. Zijn inzet van het Allegro animato was tamelijk ingehouden en hij articuleerde niet overal even helder. Als geheel klonk zijn spel wat glad en het versterkte enigszins het onterechte oordeel over deze componist dat hij ‘oppervlakkige muziek schreef.’ In het tweede deel, Andante, was zijn spel krachtiger, hoewel hij ook hier niet het uiterste aan raffinement toonde. Hij wist mooi het effect van de gamelan op te roepen en kreeg daarbij steun van een alert spelend orkest. In het laatste deel, Molto allegro, was het spel van de solist levendig, maar ook hier niet overal even goed gearticuleerd en hoorbaar, terwijl het orkest niet uitgesproken luid speelde. Het eind met een cascade aan octaven was daarentegen indrukwekkend en de ovatie werd beloond (‘Het is weer gelukt’ zei een meneer achter mij) met een toegift: Brahms’ Intermezzo opus 118 nr 2, gespeeld in een constant te hoog tempo. De aanduiding in de partituur is ‘Andante teneramente’, deze uitvoering was misschien wel ‘teder’ qua toucher, maar zeker niet ‘andante’ qua tempo-opvatting. Spijtig, want het verleende de muziek een uitgesproken oppervlakkig karakter.

 

 

Archora

Het KCO opende de avond met Archora, een compositie uit 1977 van de IJslandse componiste Anna Thorvaldsdottir. Gezien het ontstaansjaar was het niet eens zo heel erg recent en zoals de mevrouw naast mij zei, klonk het minder eigentijds dan je zou kunnen verwachten. Het ging om een tamelijk lange compositie van twintig minuten, die zeker aan het eind enkele valse anticlimaxen bevatte. In het hele stuk was nagenoeg geen melodie te herkennen: het bestond grotendeels uit lang aangehouden akkoorden van strijkers en slagwerk, waarvan een dreigend om niet te zeggen apocalyptisch effect uitging. De drie delen gingen zonder onderbreking in elkaar over en aan het eind was de sfeer lichter van toon. Het orkest wist onder Mäkelä goed de spanning vast te houden, maar het meest indrukwekkend was nog de minuut stilte na afloop!

 

 

Stravinsky’s Sacre

Het ‘pièce de résistance’ van de avond was echter Le sacre du printemps van Stravinsky (Mijn buurman zei bij de opkomst van Mäkelä: ‘Nu gaat het gebeuren!’). Het is verbazingwekkend hoe modern en revolutionair deze balletmuziek ruim 110 jaar na de tumultueus verlopen première in Parijs nog steeds overkomt. Een echt overrompelende uitvoering van dit stuk is iedere keer opnieuw een ervaring die je de adem beneemt. Direct de bekende inzet van de fagot vanuit stilte was al indrukwekkend, net als de diverse solo’s binnen het orkest, zoals die van de fluit en de spatzuivere koperblazers. Maar eigenlijk was er steeds binnen het orkest een constante alertheid, waardoor het op het scherp van de snede speelde.

 

 

Als ik twee sterke punten van deze uitvoering mag aangeven, dan waren dat enerzijds de onderhuidse spanning. Deze was continu aanwezig en zorgde ervoor dat er ook in de rustige gedeeltes eenzelfde intensiteit lag als onder de uitbarstingen. Anderzijds was er ritmisch ijzersterk spel in de vorm van een consequente puls. Het riep duidelijk voor de geest dat het hier gaat om balletmuziek. Als er dansers aanwezig geweest waren, zouden zij Mäkelä waarschijnlijk dankbaar geweest zijn, want op deze tempi viel goed te dansen. De genoemde puls werkte zo aanstekelijk dat ik merkte dat ik vrijwel de hele tijd met mijn rechtervoet meebewoog. De virtuositeit van het orkest was fenomenaal, aangevoerd door Mäkelä, die vaak de vuist van zijn linkerhand balde en bezwerend ten hemel hief. In zijn geestdrift wist hij het gehele orkest mee te krijgen.

 

Topprestatie

Na het adembenemende slot van het eerste deel, Danse de la terre, klonk het begin van het tweede deel (Le sacrifice), de Introduction juist heel intiem met strijkers en gedempt spelende blazers. Het spel was ongelooflijk verfijnd en transparant, hoewel ook hier – net als bij de compositie van Thorvalsdottir – een gevoel van constante dreiging onder de ogenschijnlijk rustige muziek lag. Zeker in dit tweede deel viel op dat de strakke ritmiek ook iets onverbiddelijks had.

Als geheel was dit een uitvoering door orkest en dirigent waarbij alles klopte. Bij het ovationele applaus zette Mäkelä terecht veel van de musici in het zonnetje, maar eigenlijk had ieder orkestlid een topprestatie geleverd!

Willem Boone

Foto’s: Marco Borggreve, Eduardus Lee e.a.

 

Info:

www.concertgebouworkest.nl

You May Also Like

Cellist Julien-Laferrière en pianist Fournel zijn aan elkaar gewaagd

Cecilia Bartoli en Lang Lang samen in Concertgebouw

Stoelriemen vast – bubbels uit de kast!

Ensemble Modern enerverend magisch met Paxton en Poppe