Bij pianist Jonathan Fournel klinkt alles muzikaal
Gehoord: 25 februari 2025, Schouwburg & Concertzaal Tilburg
Door Willem Boone
‘Echt’ pianospel
Als je de jonge Franse pianist Jonathan Fournel het Italiaans Concert van Bach hoort spelen, kan je je bijna niet voorstellen dat Bach op een piano zo’n vijftig jaar geleden onderwerp van discussie was. Toen begon ik me voor klassieke muziek te interesseren en werd er nogal eens fronsend gekeken als iemand Bach op piano uitvoerde. Gelukkig zijn de tijden veranderd en hoewel ik geen adept van het motto ‘Het instrument doet er niet toe’ ben, mag Bach van mij op piano altijd, zeker als het zo muzikaal gespeeld wordt als door deze jonge Fransman. Bij hem klonk deze muziek vanzelfsprekend en dat geldt voor alles wat hij doet. Net als Igor Levit onlangs speelt hij ‘echt’ piano: veerkrachtig en muzikaal, zonder zich daarbij te hoeven forceren. In het langzame deel straalde zijn interpretatie rust uit met een mooi contrast tussen de zachte begeleiding in de linkerhand en de melodie in de rechterhand. Het afsluitende Presto nam hij gelukkig niet te snel, met voldoende aandacht voor de polyfonie, vreugde en energie die deze muziek altijd weer uitstraalt.
Brahms
Fournel bewees al meermaals zijn affiniteit met de muziek van Brahms, van wie hij zo overtuigend het Tweede pianoconcert bracht tijdens de finale van het laatste Koningin Elisabeth Concours in Brussel en dat hem uiteindelijk de eerste prijs opleverde. Deze keer voerde hij de Drie Intermezzi opus 117 van dezelfde componist uit. Dat is ander repertoire dan de Eerste en Derde pianosonate en de Händelvariaties die hij tijdens eerdere concerten op zijn programma zette. Het gaat om ‘herfstige’ muziek, waar de componist vol melancholie terug lijkt te kijken op zijn leven. Vreemd genoeg spelen pianisten zeker dit opus vaak in een te langzaam, om niet te zeggen ‘slepend’ tempo, kennelijk in een poging om diepgang te suggereren. Over het eerste Intermezzo zei een van Fournels leraren, Avedis Kouyoumdijan, tijdens een masterclass op het Kamermuziekfestival Schiermonnikoog vorig jaar enigszins ironisch dat de tempoaanduiding niet ‘andante tuberculoso’ was, wat op overdreven langzame tempi wees. Daaraan maakte deze pianist zich zeker niet schuldig, integendeel, hij speelde in het ‘juiste’ tempo, met een tedere klank die goed bij Brahms paste. De enige kritiek die je erop zou kunnen hebben, was wellicht dat hij erg behoedzaam te werk ging, alsof hij op zijn tenen liep. Het wees op een zekere onwennigheid en toen ik hem na het concert sprak, vertelde hij dat deze muziek nog niet lang op zijn programma staat. Zijn interpretatie bevatte al veel moois, maar kan nog verder uitkristalliseren.
Szymanowski
De Variaties op een Pools thema opus 10 van Szymanowski voerde hij daarentegen al eerder overtuigend uit, zowel tijdens recitals als onlangs op cd. Als geheel maakt deze reeks variaties een verblindende indruk en het is jammer dat ze niet vaker op recitalprogramma’s prijken, te meer daar ze pianisten alle kansen bieden om te schitteren. De Marche funêbre is monumentaal van karakter en de Fransman bouwde deze mooi op. Het was indrukwekkend om hem een kolossale klank te zien en horen spelen, zonder dat hij daar ogenschijnlijk veel voor hoefde te doen. Dat was uiteraard schijn, maar hij is gelukkig geen pianist die wil imponeren met uiterlijk vertoon en overbodige bewegingen. Mooi was hoe hij aan het eind van deze variatie de klank weer liet ‘uitdoven’. De laatste fortissimo akkoorden stonden als een huis en vormden een indrukwekkend slot.
Liszt
De Sonate in b klein van Liszt blijft, hoe vaak ook gespeeld, een toetssteen voor iedere pianist. Niet alleen in technisch opzicht (hoewel veel conservatoriumleerlingen al zo goed spelen dat ze dit stuk bij aanvang van hun studie al op hun repertoire hebben!), maar vooral muzikaal gezien. Als er een sonate is die verbrokkeld over kan komen, dan is het wel die van Liszt, althans als de uitvoerende geen hechte greep op de materie heeft. De pianist vertelde na afloop van het recital dat ook hij op uiterst jonge leeftijd begon dit stuk te studeren (op zijn dertiende!), maar er destijds niet veel van begreep, het terzijde legde en er lange tijd niet aan begon, om het pas onlangs weer tevoorschijn te halen en het totaal anders te ervaren. Hij benadrukte dat het gevaar op de loer ligt dat je te veel opgaat in een bepaalde passage om daardoor de grote lijn uit het oog te verliezen. Die is er in dit stuk van het begin tot het eind, als een gigantische boog. Het is mooi om te zien dat hij daar nu juist geheel in slaagde: alle passages overtuigden op hun beurt, maar – en dat was het knappe van zijn lezing – maakten onmiskenbaar deel uit van een overkoepelende visie op het geheel. Net als bij het repertoire dat hij voor de pauze gespeeld had, klonk alles vanzelfsprekend en hij verleende Liszt een gevoel van noblesse, dat deze componist zeker niet altijd in zich heeft. Het is lang geleden dat ik zo’n muzikale versie van dit meesterwerk gehoord heb. Daarbij is het moeilijk om aan te geven wat de meeste indruk maakte: de manier waarop hij het Grandioso opbouwde, de dalende pianissimo loopjes, kort voor de Fuga, de octavenpassages in de stretta (waarbij ik het jammer vond dat hij aan het eind daarvan het rechterpedaal snel weghaalde, aangezien dit tot een monumentale klank kan leiden!) of de uiterste concentratie aan het eind. Het vormde alles bij elkaar een episch relaas. Minstens zo indrukwekkend was de stilte aan het eind, nadat de laatste noot geklonken had.
Fournel speelde als toegift het Siciliano van Bach/Kempff dat een fraai sereen slot vormde na de hoog oplaaiende emoties van Liszt.
Willem Boone
Info:
https://jonathanfournel.com/about
https://www.schouwburgconcertzaaltilburg.nl
*Dit recital werd rechtstreeks opgenomen door Radio 4 en zou terug te luisteren moeten zijn via de website.