Boris Giltburg houdt het best denkbare pleidooi voor Rachmaninoffs Vierde Pianoconcert
Gehoord: Concertgebouw Amsterdam, Grote Zaal, 11 augustus 2024
Door Willem Boone
Nationaal Jeugdorkest moet blijven
Al luisterend naar het Nationaal Jeugdorkest sloeg de schrik me om het hart, want ook van dit ensemble is de toekomst allerminst zeker. Vanaf 1 januari 2025 zal het net als een aantal andere gezelschappen geen subsidie meer ontvangen, waarmee (zoals iemand tijdens het eerste changement publiekelijk aankondigde) de basis van de Nederlandse muzieksector in gevaar komt. Het zou een blamage zijn als het Nationaal Jeugdorkest verdween, want het musiceerde gisteravond op hoog niveau. Nog erger is dat er op die manier een belangrijke kans voor jonge musici zou verdwijnen om ervaring op te doen. Gelukkig lieten de musici zich niet ontmoedigen en onder de enthousiaste leiding van Antony Hermus waren zij direct op dreef in Night flight, het derde deel uit de Eerste Symfonie van Joey Roukens. Met dit stuk wist de jonge Nederlandse componist al in de eerste minuut het hele orkest te mobiliseren. Het had een aanstekelijke drive en de musici speelden alsof hun leven ervan afhing. Volgens de toelichting had Roukens een nachtelijke achtbaanrit voor ogen ‘waarbij lichten en kleuren voorbijschieten en het ieder moment kan ontsporen.’ Dat was duidelijk hoorbaar in de muziek, maar het gebeurde (net) niet. Het slot was – zeker na de opzwepende momenten die eraan voorafgingen – verrassend. De componist toonde zich tevreden over de uitvoering.
Rachmaninoff
Daarna stond het minst populaire van de vijf werken voor piano en orkest van Rachmaninoff, het Vierde Pianoconcert, op het programma. De solist, Boris Giltburg, vertelde na afloop tijdens de ‘Meet & greet with the artists’ dat het bijzonder lastig is om tot een overtuigende uitvoering van dit stuk te komen. Hij doelde daarbij op het samenspel met het orkest. Door de syncopen (‘sycopations’ was het woord dat hij tijdens het interview gebruikte) moeten solist en orkest erop letten om gelijk te blijven. In dat opzicht is het zelfs moeilijker dan het beruchte Derde Pianoconcert, dat langer is en de naam heeft een van de moeilijkste pianoconcerten uit het hele repertoire te zijn. De ontstaansgeschiedenis van deze compositie was problematisch: Rachmaninoff had al tien jaar niets gecomponeerd en toen het Vierde Pianoconcert af was, verwachtte iedereen een nieuw concert met meeslepende melodieën, net als in het Tweede en Derde Pianoconcert. Dat gebeurde niet, want het Vierde heeft nauwelijks melodieën die je mee kunt zingen, behalve die van het Allegro Vivace waarmee het opent. De vorm en structuur zijn wezenlijk anders dan die van de beroemde voorgangers: het bevat twee grote climaxen, in het eerste en derde deel, voor de rest lijkt het op uitgeschreven improvisaties, aldus Giltburg. In de eerste versie was het overigens nog tien minuten langer, maar de componist heeft het later grondig gereviseerd. Desondanks is het ook daarna nooit een publiekstrekker geworden. Als er een compositie van Rachmaninoff is die het nodig heeft om goed verdedigd te worden, dan is het dit Vierde Pianoconcert wel. Gelukkig was dit in alle opzichten het geval: pianist Boris Giltburg kwam als altijd blijmoedig en stralend op om daarna direct met huid en haar in de materie te duiken. Hij beheerst het hele spectrum en deed de componist alle recht met zijn a-sentimentele manier van spelen. Opvallend was zijn heldere toonprojectie. De solist kreeg uitstekend weerwoord van het orkest dat met dezelfde drive speelde als tijdens het werk van Roukens. In het relatief korte Largo wist dirigent Hermus een diepe klank aan het orkest te ontlokken, terwijl de inzet van de pianist bijna beschroomd klonk.
Hij nam echter in het afsluitende Allegro Vivace direct weer het voortouw met elastisch en vurig spel. De melodieën spreken inderdaad niet zo aan, maar de orkestratie is wel uiterst kleurrijk. Het eind was ronduit verblindend en Giltburg maakte duidelijk dat hij op dit moment een van de best Rachmaninoff-vertolkers is met – in dit geval – het best denkbare pleidooi voor het vaak stiefmoederlijk behandelde Vierde Pianoconcert. Dat bewees hij daarna nog eens met zijn toegift, de Prelude opus 23 nr 4, een juweel, waarbij hij leek te fluisteren aan de piano. Het is weer zo’n stuk waarvan de poëzie je elke keer weer naar de keel grijpt.
Petrouchka met orkestchoreografie
Na de pauze klonk er een mededeling dat het eerste deel van het concert ontsierd was door een doordringend piepgeluid van een gehoorapparaat (de avond ervoor bij het recital van pianiste Marie Ange Nguci was het al niet anders!), dat ik dit keer gelukkig niet gehoord heb. Het orkest kon zijn klasse bewijzen in Petrouchka van Stravinsky. Direct na het begin kwam de celestaspeler van de linker trap af met een ballon in zijn hand. Ik dacht even dat hij misschien de pop Petrouchka uitbeeldde, maar dat was niet zo. Even daarna begonnen de twee harpistes over het podium te rennen en bewogen de orkestleden ritmisch hun hoofd. Er was een regisseur op de orkestchoreografie (Peter Leung) losgelaten, die er kennelijk voor gekozen had om het ballet tijdens een concertuitvoering vorm te geven. Antony Hermus vertelde tijdens de Meet & greet dat men hier een hele dag op geoefend heeft. Zonder direct afwijzend tegenover een dergelijk initiatief te staan, vroeg ik me vrijwel de hele uitvoering af: ‘Waarom? Wat voegt het toe?’ Natuurlijk is Petrouchka als ballet gecomponeerd, maar in dit geval hinkte men op twee gedachten. Als je het als ballet wilt brengen, dan verwacht je dansers. Maar in een concertzaal met een dirigent en orkestleden die dan weer eens (kortstondig) gaan staan, dan weer eens over het podium rennen om een dansje uit te voeren, het ziet er visueel aantrekkelijk uit, maar het leidt ook af. Dat was jammer, want het orkest was uitstekend in vorm met fraaie solo’s op trompet, fluit en fagot en vaak spannend spel, zoals in Bij de Moor. Het alerte spel en de enthousiaste leiding van Hermus trokken wat mij betreft genoeg de aandacht en hadden deze kunstgrepen niet nodig gehad. Hij vertelde naderhand dat Petrouchka misschien nog moeilijker is dan Le Sacre du Printemps, omdat eerstgenoemd ballet uit louter overgangen bestaat. Volgens de dirigent zagen de orkestleden tegen de orkestchoreografie op, omdat het buiten hun comfortzone lag. Toen ze meer gewend waren aan het idee, kwam het de muziek alleen maar ten goede Het moet gezegd worden: de uitvoering was uitstekend!
Two nice guys
Na het concert vond er een Meet & greet in de drukbezochte Spiegelzaal plaats, waarbij presentator Christiaan Kuyvenhoven solist en dirigent aankondigde als ‘the two nicest guys in classical music.’ Beide musici vormen al geruime tijd een goed team, Giltburg vertelde dat zijn eerste optreden met orkest in het Concertgebouw met Hermus was. Toen hem gevraagd werd wat de beste eigenschap van de dirigent was, antwoordde hij dat deze dezelfde aandacht voor repetities van een pianoconcert als voor een orkestraal werk heeft. Dat is lang niet altijd het geval en het zorgt voor een gevoel van veiligheid, waarbij je paradoxaal genoeg op het podium juist de teugels kunt laten vieren. Hermus vertelde op zijn beurt dat Giltburg een zeer inspirerend solist is: iemand die over elke noot nagedacht heeft, maar altijd logisch is in zijn benadering.
Daardoor is het makkelijk om hem te begeleiden. Het gesprek kwam ook op de voorgenomen plannen om subsidies, waaronder die voor het Nationaal Jeugdorkest, stop te zetten. Hermus is als artistiek adviseur nauw bij dit orkest betrokken en wees erop hoe belangrijk de ervaring is die jonge musici opdoen: ze leren naast musiceren ook omgaan met moeilijke situaties, geven en nemen, problemen oplossen. Hij voorspelde dat het Nederlandse muziekleven de gevolgen zal ondervinden als het systeem van muziekscholen, educatie en jeugdorkesten in elkaar stort. Daarom riep hij iedereen op om de petitie tegen deze plannen te tekenen (*1) en te doneren.
Willem Boone
Teken de petitie!
*1 zie https://denieuwemuze.nl/teken-de-petitie-steun-jong-talent-om-de-liefde-voor-klassieke-muziek-te-laten-voortbestaan/