Bychkov excelleert in symfonie van verzet en verlies
Koninklijk Concertgebouw door het Koninklijk Concertgebouworkest o.l.v. Semyon Bychkov Symfonie no. 7, Opus 60 ‘Leningrad’ – Dmitri Sjostakovitsj, gehoord: 27 april 2025, Het Concertgebouw
Door Mark Doorn
Dmitri Sjostakovitsj’ Zevende symfonie, de ‘Leningrad‘, is uitgegroeid tot een van de grote iconen van de twintigste-eeuwse muziekgeschiedenis. Lang gepresenteerd als een muzikaal antwoord op de nazi-belegering van Leningrad, openbaart de ware geschiedenis van het werk zich als veel complexer. Sjostakovitsj begon de symfonie nog vóór het beleg van zijn geboortestad in 1941 en zijn eigen beschouwingen wijzen eerder op een requiem voor een vernietigde stad en voor de slachtoffers van geweld en onderdrukking, dan op louter patriottische triomf. Door politieke druk en propaganda raakte het werk echter omgeven door een hardnekkige mythologie die vaak voorbijging aan zijn diepere, tragische betekenis. Vandaag wordt de ‘Leningrad’-symfonie steeds vaker gehoord als een universele aanklacht tegen terreur en verwoesting en als een aangrijpend eerbetoon aan menselijke veerkracht – niet alleen in Leningrad, maar overal ter wereld waar vrijheid met voeten wordt getreden.
Tragedie vol bitterheid en sarcasme
De ware kracht van dit werk schuilt in zijn ambiguïteit, zijn bitterheid en zijn onuitgesproken verdriet, die alleen in de juiste uitvoeringen volledig tot hun recht komen. Sjostakovitsj heeft zich in het verleden vaak uitgesproken over de interpretaties door de verschillende dirigenten. Zo was hij, hoewel dankbaar, niet enthousiast over de uitvoering van Arturo Toscanini in Carnegie Hall in de zomer van 1942, omdat Toscanini volgens de componist de kern van het werk volledig had gemist: ‘Toscanini speelde mijn symfonie als een monument, maar vergat dat het ook een tragedie is, vol bitterheid en sarcasme. Zijn uitvoering was bewonderenswaardig, maar vreemd aan mijn bedoeling.’
We kunnen alleen maar een wilde gok doen naar hoe Sjostakovitsj de uitvoering van vandaag zou hebben ervaren. Het publiek was in elk geval razend enthousiast en beloonde orkest en dirigent met een minutenlang, terecht daverend applaus.
Het levensverhaal van dirigent Semyon Bychkov, geboren en opgegroeid in Leningrad, is nauw verweven met de muziek van Dmitri Sjostakovitsj. Opgeleid aan het Conservatorium van Leningrad onder de legendarische pedagoog Ilya Moesin, ontwikkelde Bychkov een diepe affiniteit met het Russische symfonische repertoire. Zijn verlangen naar artistieke vrijheid leidde tot zijn emigratie naar de Verenigde Staten in 1975, waar hij zijn internationale carrière voortzette. Sinds zijn debuut in 1984 is Bychkov een regelmatige en gewaardeerde gastdirigent bij het Koninklijk Concertgebouworkest. Zijn interpretaties worden geroemd om hun intensiteit en precisie, waarbij hij de emotionele diepgang van de muziek volledig tot uiting wil brengen en daarvan mochten wij vandaag getuige zijn.
De dreiging sluipt binnen
Bychkov opent overtuigend maar gedecideerd en houdt ons nog even in de sfeer van het alledaagse leven in Leningrad anno 1941. Dan sluipt de dreiging binnen met het beroemde ‘invasie thema’ en groeit als een onheilspellend motief dat zich langzaam ontvouwt, een gestage mars, met een hoofdrol voor de kleine trom, richting geweld en verwoesting. Ondanks Bychkov’s zeer voorwaartse slag speelt het orkest uitermate precies en transparant en laat zich van haar allerbeste kant horen. De diverse solisten in het orkest laten horen waarom juist zij in dit fenomenale orkest spelen, maken elke nuance goed hoorbaar en leggen de sfeer van het openingsdeel goed bloot. Het is niet alleen het beeld van oorlog ver weg, maar ook een metafoor voor het sluipende kwaad dat iedere samenleving kan ondermijnen. Aan het eind van deel 1 heeft Bychkov het orkest alle haar registers al open laten trekken, maar het kruit blijkt nog lang niet verschoten. Het publiek lijkt het openingsdeel, getuige het lichte geroezemoes in de zaal, even te moeten verwerken.
Dans op de rand van de afgrond
Bychkov vervolgt met een scherzo dat schijnbaar lichter van toon is, maar onder het dansante oppervlak hoor je de ironie en voel je de bittere spot. Hier wordt de menselijke geest getoond die, zelfs onder druk, blijft leven, denken en dromen – maar ook wordt de groteske vervorming van die dromen hoorbaar. Sjostakovitsj geeft in het hele werk veel ruimte aan de solo blazers en de verschillende secties om juist die gedachten en dromen te vertolken. Zo omspeelt de fluitsectie, begeleid door de harpen, richting het einde van het tweede deel de sombere gedachten van de basklarinet, waarna er nieuwe hoop doorklinkt in de prachtige melodie van de klarinet. Die hoop is slechts van korte duur, want het deel eindigt weer in ironie en melancholie die de opmaat vormt tot het derde deel, een diep elegisch adagio, vol rouw en herinnering.
Klaagzang voor een verloren wereld
Het Adagio vormt het hart van de symfonie: een ingetogen klaagzang voor alles wat verloren is gegaan, voor de mensen en het menselijk fatsoen dat werd weggevaagd door oorlog en tirannie. Er ontvouwt zich een verbluffend mooi klanklandschap, dat door de musici tot in de fijnste nuances wordt uitgediept. Het orkest treft perfect de weemoedige ondertoon en de ingehouden spanning die het Adagio zo aangrijpend maakt. Met een ademende, bijna fluisterende dynamiek en een scherp gevoel voor timing wordt elke frase geladen met betekenis. De tederheid, het verdriet en de veerkracht die in Sjostakovitsj’ noten besloten liggen, komen hier volledig tot hun recht. Een uitvoering die niet alleen technisch uitmunt, maar vooral diep raakt.
De zware weg naar overwinning
De finale begint gespannen en worstelend, alsof leven en dood elkaar bevechten. Uiteindelijk baant zich een thema van hoop en wederopstanding een weg naar voren. Toch blijft de triomf dubbelzinnig: niet euforisch, maar zwaar bevochten en melancholiek – een overwinning die weet wat er is opgeofferd. In de uitvoering door het KCO onder leiding van Bychkov met indrukwekkende kracht en helderheid neergezet. De enorme bezetting aan koper geeft het slotdeel een monumentale glans, zonder dat het log of zwaar wordt. De opbouw naar de triomfantelijke climax is meesterlijk gedoseerd: telkens wordt spanning opgebouwd en weer subtiel teruggenomen, tot de muziek zich uiteindelijk volledig ontvouwt in een overweldigende eruptie van klank. De balans tussen grandeur en onderliggende melancholie blijft scherp voelbaar, wat de uitvoering zowel meeslepend als gelaagd maakt.
Voor wie op deze zonnige zondagmiddag had gehoopt op een rustig, voortkabbelende matinee, kwam bedrogen uit. Alle eer en dank aan de geweldige musici van het Koninklijk Concertgebouworkest en maestro Bychkov voor deze blijvende herinnering!
Mark Doorn
Info: