Daniel Reuss dirigeert helder gearticuleerde late Stravinsky

Gehoord: Cappella Amsterdam en Noord Nederlands Orkest o.l.v. Daniel Reuss m.m.v. solisten,30 november 2024, Muziekgebouw aan ’t IJ, Amsterdam

Door Emanuel Overbeeke

 

Minder bekende Stravinsky 

Igor Stravinsky (1882-1971) mag dan gelden als een van de grootste componisten van de twintigste eeuw, volgens velen zelfs de grootste, veel van zijn stukken hoort men zelden. Het meest gespeeld zijn de drie vroege balletten op Russische onderwerpen (Vuurvogel, Pétrouchka, Sacre du printemps), al aanzienlijk minder worden zijn werken uit zijn neoclassicistische periode uitgevoerd (ook al zitten er toppers bij zoals Octet, Psalmensymfonie, Symfonie in drie delen) en vrijwel nooit zijn composities uit zijn laatste twintig jaar. De hoogste tijd voor het programma van Cappella Amsterdam en het Noord Nederlands Orkest met vrijwel alle werken voor koor (met soms een orkest erbij) en enkele voor orkest met solist, zodat ik na jaren opnieuw live kon luisteren naar Threni, Requiem canticles, a capella koorwerken als The dove descending breaks the air, Introitus in memoriam T.S. Eliot, werken voor solist en ensemble (In memoriam Dylan Thomas en Elegy for J.F.K), twee door Stravinsky geïnstrumenteerde liederen van Hugo Wolf en twee korte instrumentale In Memoriams (Double canonen Epitaphium). Stravinsky verklaarde ooit dat zijn late werken meer zijn bestudeerd dan uitgevoerd. Dat was half een grap, dus ook half serieus maar toch helemaal juist.

 

 

Intens en onverbiddelijk

De onbekendheid van deze stukken heeft allerlei redenen. Stravinsky negeert bewust een welluidend sentiment en zoekt en vindt zijn kracht in het compacte, onverbiddelijke, de intensiteit van de ascese en het compromisloos volgehouden meedogenloze. Stravinsky was decennialang geen vriend van de Duitse romantiek, om maar te zwijgen van het typisch Duitse sentiment, noch van Franse zwier en elegantie, noch van elementen uit volksmuziek die een toeristische presentatie krijgen. Om al die redenen moet hij na 1951 gefascineerd zijn geweest door de twaalftoonstechniek van zijn jarenlange antipode Schönberg. Dat hij met de toepassing ermee wachtte tot na Schönbergs dood, kan niet alleen met diens dood te maken hebben. Deze techniek, op zijn manier toegepast, versterkte zijn neiging de intensiteit te zoeken in de ijzigheid, de ontroering in het ritueel en de emoties in het bovenmenselijke. Schönbergs expressionisme combineerde hij met een vormgevoel dat bewust anti-Duits is. Toen men de late stukken van Stravinsky begon te bestuderen, had men tot lang na zijn dood vooral oog voor de eigenzinnige manier waarop de componist met twaalftoonstechniek omging. Minstens zo sprekend voor de late werken is de enorm toegenomen compactheid, de liefde voor kamermuzikale bezettingen, de grotere neiging tot polyfonie en de sporen van Stravinsky’s interesse in oude muziek. Stravinsky’s late stijl, met name zijn Threni en Requiem canticles, vormt zijn meest rigoureuze breuk met de Centraal-Europese traditie, terwijl tegelijk de stukken niets zoekends of onzekers hebben. De behandeling van ritme, harmonie en instrumentaal is even sterk en persoonlijk als in elk ander werk van Stravinsky. Hoe ondoordringbaar de taal voor een ‘doorsnee klassieke muziekliefhebber’ ook mag zijn, weinig composities zijn zo krachtig.

 

 

Catharsis

Om de luisteraar niet meteen in dit diepe te gooien, begon het concert met twee korte koorwerken, gebaseerd op gezangen uit de Russisch-orthodoxe liturgie. Das was niet alleen omdat alle werken in chronologische volgorde geprogrammeerd stonden, het paste in de opbouw van relatief vertrouwd en eenvoudig naar de mentale climax van Threni en Requiem canticles. Wat de concertbezoeker daarbij zeer hielp was de heldere, articulerende directie van Daniel Reuss, waardoor Threni ondanks het monochrome karakter van een concessieloos half uur geen moment verslapte. Die uiterste concentratie kwam ook zeer van pas in Requiem canticles dat veel korter is dan de meeste requiems (het duurt een kwartier) en juist daardoor veel meer werkt als catharsis. Het verklankt niet de angst van de stervende, niet het verdriet van nabestaanden, niet de wetenschap dat de overledene nu bij god is, maar bereidt voor op een nieuw leven. Of zoals Elmer Schönberger in zijn inleiding zei: ‘Na deze slotmaten kun je er weer tegen’. Traditionele doodsklanken (klokken spelen atonale akkoorden) gaan daarin hand in hand met de zekerheid van de eeuwigheid plus de wil hier te zijn. Na 75 minuten weerbarstigheid van het beste soort en gelukkig zonder pauze klonk de vertrouwde emotionaliteit van de liederen van Wolf bijna als van een andere planeet.

Emanuel Overbeeke

 

 

 

Info:

Wie er vrijdag in Groningen en zaterdag in Amsterdam niet bij kon zijn, krijgt twee herkansingen: maandagavond 2 december op radio 4 en over enige maanden nogmaals met de cd die de afgelopen dagen gemaakt is. Reuss’ vorige Stravinsky-cd met Les Noces, de Mis en de Cantate plus het concert van zaterdag smaken naar meer.

You May Also Like

Kippenvel bij Rudi Stephans opera Die ersten Menschen

Canellakis verbindt heden, verleden en toekomst in Requiem van Brahms

Simone Youngs verzadigde Zesde Bruckner maakt indruk bij Concertgebouworkest

Verzorgd spel en voorbeeldige articulatie van pianiste Angela Hewitt