Daniele Gatti triomfeert in Concertgebouw

   

Gehoord: 19 november 2024, Grote Zaal Concertgebouw, Amsterdam

Door Peter Schlamilch

 

Schumanns Derde Symfonie, zijn laatste (de Vierde is eerder geschreven) heeft als bijnaam Rheinische, omdat de componist in een euforische stemming was na zijn aanstelling in Düsseldorf (1850) als Stadsmuziekdirecteur, en zich liet inspireren door de machtige rivier, waar hij overigens vier jaar later in zou springen om zelfmoord te plegen. Het verhaal gaat dat hij zich tegen de mannen, die hem redden, probeerde te verweren. Hij overleed twee jaar later in een psychiatrische kliniek, 46 jaar oud.

 

Getroebleerd

Van al dit leed zijn in de Derde Symfonie nog weinig voortekenen: zij begint haast jubelend, en zo zette Daniele Gatti, de oud-chef-dirigent van het Koninklijk Concertgebouworkest die na zijn nog altijd met mysterie omgeven ontslag in 2018 voor het eerst terug was in Amsterdam, de symfonie ook in. Waar hij voor de pauze wellicht nog wat getroebleerd kijkend (of was het concentratie?) de hem zo vertrouwde trap van de Grote Zaal afkwam, liet de grote maestro Schumanns Derde explosief beginnen, zonder overbodige voorbereidingen en opmaten, zoals mindere collega’s nog wel eens doen: precies zoals het hoort!

 

 

Keulse kathedraal

Gatti’s karakteristieke roestvrijstalen stijl is nog intenser geworden: als een granieten rots in de branding, als een maarschalk overziet hij zijn troepen, en is tot in elke vezel van zijn lijf geladen met hoogspanning. Niets gebeurt zonder dat hij het wil, en ook al lijkt zijn imposante lijf onbeweeglijk: wie het geluk had om op het podium te zitten, zag dat zijn ogen voortdurend contact zochten met alle orkestleden, en dat zijn handen geen detail van de partituur onberoerd lieten. Met kleine, soms felle, duidelijke bewegingen kneedt Gatti de muziek zijn richting op, hij boetseert Schumanns geweldige noten tot de Keulse kathedraal aan de Rijn die de componist zo had geïnspireerd en die de dirigent voor ogen heeft: dit zijn de ware muziekgiganten, die niet zomaar de maat slaan, al turend in hun partituur, maar elk detail van die partituur kennen, doorleven en een logische plek geven in het complexe bouwwerk, en alles uit het hoofd.

 

Nieuwe energie

De Sachsische Staatskapelle uit Dresden, waar Gatti al sinds het jaar 2000 te gast is en inmiddels tot chef is benoemd, is dan ook niet zomaar een orkest: opgericht in 1548 heeft het onder Schütz, Von Weber en zelfs Wagner gespeeld, naast modernere grootheden als Böhm, Blomstedt en Haitink. De Derde Schumann is natuurlijk een lijfstuk (Schumann woonde lange tijd in Dresden), maar van routine geen spoor: alsof het stuk onder de handen van Gatti en het orkest ontstond, zo fris en onbevangen klonk het, met vele verrassende wendingen en steeds nieuwe energie en wegen zoekend.

 

 

Schumanns retorica

De strijkers zongen voluit, blazers met geweldige soli, alles bijeengehouden door Gatti’s onwrikbare leiding, die met intense, felle gebaren en veel mimiek de grillige structuur van Schumanns werk blootlegde en vormgaf. De frasering was vrijwel perfect, ook omdat de dirigent haar voorleefde en uitstraalde met het hele lichaam, onmiddellijk overgenomen door het orkest dat Schumanns retorica perfect aanvoelde, en steeds weer nieuwe climaxen en rustpunten creëerde.

 

Onderhuidse spanning

Gatti laat op elk moment de structuur zien, zoals in het vierde deel, waarin hij de stemmen in het orkest perfect aan elkaar doorgeeft en aan laat sluiten. De onderhuidse spanning die Schumann in de machtige en mysterieuze inleiding, die binnen een paar maten van as naar Ges en weer terug moduleert (Schumanns geesteswanen waren al in volle hevigheid aanwezig), had echter voor mij nóg groter mogen zijn.

 

 

Daverend applaus

Groots was de directe aansluiting van het vijfde deel (het Amsterdamse publiek klapt namelijk steevast tussen de delen in), waarin het orkest weer straalde en jubelde. Nog grootser was de toegift die het orkest gaf: heel ongebruikelijk natuurlijk, want die zijn meestal voorbehouden aan de solist voor de pauze. Maar omdat 35 minuten inderdaad best kort aanvoelt voor het deel na de pauze was het Scherzo uit de Tweede Schumann natuurlijk een geweldig idee: het werd er niet zomaar even achteraan gespeeld, nee: het was doorleefd en zeer afgewerkt, waardoor het complete publiek weer op het puntje van de stoel zat en in daverend applaus uitbarstte.

 

Diavoorstelling

Voor de pauze werd begonnen met Ciel d’hiver van de onlangs overleden Finse componiste Kaija Saariaho, die de ijskoude winterhemel, met priemende, flonkerende sterren, feilloos weet te schilderen, zo ‘plakativ’, zoals de Duitsers zeggen (een slechte vertaling die ik ken is ‘overdreven’), dat je het er bijna koud van krijgt. Dat is dan ook meteen het bezwaar tegen het stuk, dat overigens heel mooi en afgewerkt gespeeld werd: meer dan een korte diavoorstelling wordt het niet, en de statische spanning draagt niet tot het einde: er mist ook aardse zwaarte in het stuk, tenzij het de bedoeling was dat de blik uitsluitend op de hemel werd gericht. Natuurlijk is dit slechts een deel uit een groter werk, Orion uit 2002, en in die context zal het stuk misschien beter te duiden zijn.

 

 

Morbide

Het deel voor de pauze werd afgesloten met het Vioolconcert van Schumann, dat niet zo heel vaak gespeeld wordt, en is omgeven door mysteries: het werd gecomponeerd in 1853 voor zijn vriend, de bekende violist Joseph Joachim, die de muziek echter zo morbide vond (Schumann zou een half jaar later zelfmoord proberen te plegen door in de ijskoude Rijn te springen), dat hij haar niet wilde uitvoeren. Hij achtte de muziek het product van Schumanns gekte en uitputting, en hield het werk om die reden achter, met toestemming van Clara Schumann en haar ‘beschermheer’ Johannes Brahms.

 

Spirituele séance

Joachim deponeerde het manuscript in de Staatsbibliotheek in Berlijn, met de eis dat het tot 1956, 100 jaar na dato, niet gepubliceerd mocht worden. Niets werd er meer van vernomen, totdat twee achternichtjes van Joachim in 1933, tijdens een spirituele séance in Londen, via de stem van Schumann en later die van Joachim het werk op het spoor kwamen. Nadat enkele jaren later meesterviolist Yehudi Menuhin om advies werd gevraagd, werd het werk dan eindelijk gepubliceerd als de ‘ontbrekende schakel’ in de vioolliteratuur. Het schijnt dat één van de achternichtjes de première van het werk nog heeft verhinderd of verstoord.

 

 

Verzorgd en afgewerkt

Wie deze achtergrond kent, luistert natuurlijk heel anders naar het Vioolconcert, uitstekend maar vrij braaf gespeeld door Frank Peter Zimmermann, misschien ook omdat dit het zevende concert was in een uitputtende tournee. Zimmermanns Stradivarius klinkt prachtig, en hij speelt uiterst verzorgd en afgewerkt, perfectionist als hij, naar eigen zeggen, is. Hij is het volstrekte tegendeel van de ijdele, uitbundige concertviolist en dat is zeer te prijzen, maar iets meer contact met het publiek was mooi geweest.

 

Kamermuzikale sfeer

Ook het orkest speelde hier bedachtzaam en integer, met een veel fluweliger klank dan na de pauze: warm, rond en mooi, maar het beet op de belangrijke momenten niet echt door, alsof het zich aanpaste aan de beschaafde klank van de violist. Gatti hield het orkest flink in toom, waardoor een haast kamermuzikale sfeer ontstond. Hopelijk komt hij nog veel vaker naar Nederland, want giganten als hij zijn een genot om te bewonderen.

 

 

Eigen Programmering Concertgebouw

Compliment ook voor de ‘Eigen Programmering’ van het Concertgebouw, want wie weet er eigenlijk dat het Concertgebouw jaarlijks zo’n 400 concerten zélf organiseert, en daarbij dus een enorme speler is in het Nederlandse muzieklandschap? Ook dit concert behoorde daartoe, en wel in de serie ‘Wereldberoemde Symfonieorkesten’, waarin de Wiener Philharmoniker afgelopen september al optraden, en waarin volgend jaar nog het Orchestre de Paris en de Bamberger Symphoniker te beluisteren zijn. Mis ze niet!

Peter Schlamilch

 

Info:

www.concertgebouw.nl

You May Also Like

Niet bij name genoemd Jerusalem Quartet speelt grandioos

Martin Oei: fijnzinnig en discreet pianist

Pianist Nelson Goerner en Koninklijk Concertgebouw Orkest brengen levendige Prokofiev

Pianist Lukas Sternath: fenomenaal modern