De Saint-Saëns van cellist Nicolas Altstaedt klinkt letterlijk ‘ongehoord’
Nederlands Kamerorkest o.l.v. Gordon Nikolić spelen werken van Prokofiev, Saint-Saëns en Haydn, m.m.v. cellist Nicolas Altstaedt. Gehoord: 18/1 Concertgebouw Amsterdam.
Door Wenneke Savenije
Avonturier
Hij is de avonturier onder de cellisten: de Frans-Duitse cellist Nicolas Altstaedt (1982), geboren in Heidelberg en opgegroeid in het door groene velden omgeven Noordrijn-Westfaalse stadje Gütersloh, waar jaarlijks een festival plaatsvond voor hedendaagse muziek. Altstaedt, de op zijn zesde begon met cellospelen, hoorde er veel premières en ontmoette er Györgi Ligeti. Thuis werd veel muziek gedraaid en een van zijn eerste leraren speelde vaak barokmuziek, zodat Altstaedt al vroeg in aanraking kwam met de authentieke muziekpraktijk. Harnoncourt werd een van zijn grote idolen, net als de violist Gidon Kremer: ‘Hij creëerde geluid op de viool dat zo persoonlijk was en dat daarvoor niet echt bestond. Het was een nieuwe manier om een snaarinstrument te bespelen. Niemand heeft het op dezelfde manier gedaan. Deze twee figuren waren in mijn jeugd zeer invloedrijke persoonlijkheden.”
Vrijzinnig
Altstaedt studeerde bij Monighetti in Bazel, Boris Pergamenschikow en David Geringas in Berlijn. Daarna ging hij ook nog in de leer bij Eberhard Feltz, die Sjostakvitsj persoonlijk had gekend en de mentor van Altstaedt werd. Zo kon Altsatedt zich ontwikkelen tot de extreem veelzijdige en alom bewonderde cellist die hij geworden is. Een musicus met een fabuleuze technische virtuositeit, die graag over de horizon kijkt en altijd zorgt voor verrassingen in alle genres en stijlen. Niet alleen klinkt hij steevast anders dan alle anderen, maar ook anders dan zichzelf. Zijn spel is gedurfd en radicaal, virtuoos en vernieuwend, warm en lyrisch, gezien vanuit de traditie vaak grensoverschrijdend en altijd opwindend. Bij concerten van Alstaedt hoef je je geen seconde te vervelen. Maar al die ontdekkingsdrang heeft soms ook een keerzijde. Bijvoorbeeld als Altstaedt, die werkelijk alles kan op zijn instrument en soms sneller speelt dan je oren het kunnen volgen, dermate vrijzinnig barokdeviezen op het gebied van vibrato, streken en articulatie vermengd met de romantische speelwijze van de grote cellovirtuozen uit het verleden, dat het verhaal van de muziek er een beetje door verstoord raakt, met als gevolg dat de muziek gemaniëreerd of fragmentarisch gaat klinken.
Spectaculair en onrustig
En juist dat verlangen om elke frase met een open mind tegemoet te treden, die onstuitbare drang om origineel en verrassend te musiceren, deed enigszins afbreuk aan zijn spectaculaire uitvoering van het klassiek-romantische Eerste celloconcert van Saint-Saëns. Niet omdat Altstaedt, die bekend staat als heel bescheiden en beminnelijk, een te groot ego heeft en van alles wil bewijzen, maar vooral omdat hij de muziek van oude en oudere meesters zo graag wil verbinden aan de wetmatigheden van de hectische wereld waarin wij nu leven. En dat is een riskante benadering die afwisselend fantastisch en dan weer wat minder geslaagd uitpakt. Altstaedt opende het werk in zo’n vliegende vaart dat het soms bijna niet meer te volgen was, wat afbreuk deed aan de zeggingskracht van de gejaagde melodieën. Het op hoog niveau musicerende Nederlands Kamerorkest bleek flexibel genoeg om hem daarin te volgen, zodat het concert niet uit de bocht vloog en het sportieve aanzien kreeg van een muzikale hordeloop waarin alle betrokkenen hand in hand over de hindernissen sprongen om precies gelijk de finish te bereiken. Het klonk meeslepend en overdonderend maar ook onrustig en soms een beetje neurotisch, omdat het natuurlijke verloop van het ‘verhaal’ van Saint-Saëns er nodeloos door verstoord raakte, of bij momenten zelfs onverstaanbaar werd. Te midden van al die turbulentie waren er ook prachtige momenten, met name in de langzamere passages waarin Altstaedt zijn lyrische melodieën liet openbloeien vanuit de zachtste pianissimo’s en de instrumentgroepen uit het orkest daar liefdevol op konden reageren. Het geheel klonk als de ‘potentie’ van de een prachtige uitvoering, die nu te weinig uitgewerkt en coherent was om te betoveren. Ontroerend mooi, innig, wijs en bezonken speelde Altstaedt daarna bij wijze van toegift het langzame deel uit Haydns Celloconcert in C.
Diabolisch
Voorafgaand aan Saint-Saëns had het energiek en gestroomlijnd musicerende Nederlands Kamerorkest o.l.v. Gordon Nicolic een charmante uitvoering gegeven van de ‘Klassieke’ Eerste symfonie van Prokofiev, waarin onstuimige hectiek en speelse lyriek hand in had gaan. Het orkest liet het werk met vaart, humor, spitsvondigheid en af en toe een vleugje sarcasme glashelder en ontwapenend tot de verbeelding spreken. Doordat violist Jonian Ilias Kadesha last minute moest afzeggen, zodat Ligeti’s Concert Romanesc kwam te vervallen, had concertmeester Gordon Nicolic besloten tot een ware heldendaad: hij leerde in zeven dagen de razend virtuoze Havanaise voor viool en orkest van Saint-Saëns uit zijn hoofd, die hij lichtelijk nerveus maar met grote allure over het voetlicht bracht. Dat hij het stuk voor de eerste keer speelde was niet te merken, want alles klonk loepzuiver en de vonken spatten ervan af. Er volgde nog een dynamische en gepassioneerde uitvoering van de Symfonie nr. 59 in A ‘Fire’ van Haydn, die alle recht deed aan de inventiviteit van de uitvinder van de klassieke symfonie. Daarop gaf ook het Nederlands Kamerorkest nog een spectaculaire toegift in de vorm van de stormachtig en bezeten gespeelde finale uit Boccherini’s Zesde symfonie in d, op. 12 nr. 4, met de toepasselijke bijnaam ‘La casa di diavolo.’
Wenneke Savenije
Info: