Jonathan Fournel speelt meesterlijk in divers repertoire in Muziekgebouw Eindhoven
Gehoord: Muziekgebouw Frits Philips Eindhoven, 14 april 2024
Door Willem Boone
De opbouw van het recital door de jonge Franse pianist Jonathan Fournel was interessant, want het bevatte twee stukken waarin de emoties hoog oplaaien, Schuberts Wandererfantasie en Szymanovski’s Variaties op een Pools volksthema, waartussen Francks Prélude, fugue et variations als een oase van rust fungeerde. Een ander interessant detail van dit programma was dat de levens van deze drie componisten elkaar opvolgden, Schubert leefde van 1797 (in de toelichting stond abusievelijk 1727 als geboortejaar vermeld!) tot 1828, Franck van 1822 tot 1890 en Szymanovski van 1882 tot 1937. Dat zorgde voor een muzikale ‘rondreis’ van anderhalve eeuw.
Orkestrale klank
De pianist opende met de Wandererfantasie van Schubert, geen gemakkelijk stuk om je direct na binnenkomst op te storten. Het verlangt veel virtuositeit van de pianist, maar daarnaast bevat het ook de typische zangerige Schubertiaanse melodieën. Fournel slaagde erin om deze beide kanten te belichten, hij wist ook mooi de eenheid van het stuk te laten horen. Het bestaat weliswaar uit vier delen, maar die gaan vrijwel zonder onderbreking in elkaar over. Hij liet mooi het eerste deel uitklinken, door middel van fraai pedaalgebruik, voor hij het tweede deel inzette. Dat was erg geslaagd door de diepe klank van de akkoorden. Er sprak rust uit zijn spel. Ook in de finale was hij goed op dreef: deze stelt hoge eisen aan de octaventechniek van een pianist. Daar had de Fransman geen problemen mee. Bij alles wat hij speelt, wordt duidelijk dat techniek bij hem middel maar nooit doel is. Hij beschikt echter indien nodig over een indrukwekkende techniek en kan zich dan als een tijger op de toetsen storten. Op zulke momenten weet hij een bijna orkestraal geluid aan de vleugel te ontlokken.
Verblindende uitstraling
Datzelfde vraagt Szymanovski in een aantal van zijn Variaties op een Pools volksthema opus 10. Daaruit wordt wel duidelijk dat de componist zelf een uitstekend pianist was, zodanig zelfs dat hij na de première van deze variaties de gehele cyclus nogmaals als toegift speelde, zoals Fournel na afloop vertelde. Het gaat om een compositie met een bij vlagen verblindende uitstraling die vooral – zoals in dit geval – aan het eind van een recital voor een effectief slot zorgt. Zoals zo vaak bij variaties is er sprake van grote contrasten: zo bevatte het ook lichtheid in snelle gedeeltes in de discant. De pianist wist er goed de vaart in te houden en onderstreepte daarmee het enigszins tegenstrijdige idee dat het om een geheel ging. Een indrukwekkend moment in deze variaties is de Marcia funèbre. De akkoorden over het gehele klavier zwellen aan tot orkestraal volume, wat soms een krachtmeting voor de vleugel kan zijn. Dat werd het nu niet, doordat de pianist uitstekend de klank doseerde. Meesterlijk was de manier waarop hij aan het eind terugnam en aan dit soort details herken je echt grote pianisten. Bewonderenswaardig was ook het slot, je vraagt je af hoe iemand erin slaagt om zulke cascades van noten in zijn hoofd en in zijn vingers te krijgen!
Verstilling
Als gezegd fungeerde Prélude, fugue et variations opus 18 van Franck als een rustpunt. De pianist speelde het in de versie van Harold Bauer, waarin hij zelf enkele wijzigingen aangebracht had. Het gaat om een oorspronkelijk voor orgel geschreven stuk dat deel uitmaakte van de Six Pièces pour le Grand Orgue, maar doet het in deze bewerking goed op piano. Dat komt waarschijnlijk door het overwegend rustige tempo. Fournel speelde het mooi, vooral de Prélude, andantino piacevole klonk lieflijk.
Aan het eind toonde het publiek zich zeer enthousiast en als toegift volgde het bekende Siciliano uit de Fluitsonate BWV 1031 van Bach in de bewerking van Wilhelm Kempff, een prachtig verstild moment na de hoog opgelaaide emoties in de muziek van Szymanovski.
Willem Boone
Info:
https://www.muziekgebouweindhoven.nl