Maria João Pires sereen en genuanceerd bij Concertgebouworkest

Gehoord: 11 december 2024, Grote Zaal Concertgebouw, Amsterdam. Herhaling: 15 december, 20.15, Concertgebouw (laatste kaarten!)

Door Peter Schlamilch

 

We kennen allemaal de nachtmerrie die meesterpianiste Maria João Pires doorstond toen ze, vele jaren geleden, ook in het Concertgebouw, het verkeerde pianoconcert van Mozart had voorbereid en daar pas tijdens het concert, met 2000 man publiek, achter kwam. Alles werd gefilmd, en zo weten we dat ze na haar aanvankelijke afgrijzen het concert uit haar feilloze geheugen vlekkeloos wist te spelen. Riccardo Chailly was de dirigent van dienst, die haar, met typisch Italiaanse sprezzatura, tijdens de orkestinleiding probeerde op te monteren met de hilarische woorden: ‘Maar je hebt het vorig jaar nog gespeeld…’

 

Boeddhisme

Ze was terug op dezelfde plek, niet voor het eerst, en weer met Mozart, nu KV 271, het ‘Jeunehomme-concert’. Ouder en wijzer, en teruggekomen op haar meerdere besluiten om de muziekwereld de rug toe te keren, ‘omdat de internationale klassieke muziekcultuur haar tegenstond, omdat ze er niet van houdt om in de spotlights te staan, omdat ze een hekel had aan de piano of omdat ze gewoon even wat anders aan haar hoofd had’. Ze heeft sterke banden met het boeddhisme, een religie die het moment zélf koestert: het leven in het nu, en niet in het verleden of de toekomst.

 

 

Dansant en sprankelend

Haar spel is, in haar 80e levensjaar, innemend, poëtisch en bijna rustgevend. Zo was het tweede, langzame deel van Mozarts concert van een peilloze diepte, waarin ze een welhaast perfecte, onophoudelijke dialoog met het orkest voerde, nooit ijdel, altijd volledig gericht op Mozarts meesterwerk, en met een fluwelen en contemplatief toucher dat de ziel beroerde en je bijna deed vergeten hoe moeilijk Mozarts muziek eigenlijk is, in al haar schijnbare eenvoud.

Ook in dat andere langzame stuk, dat wonderbaarlijke menuet in het slotdeel (dat daar eigenlijk helemaal niet thuishoort), was Pires op haar best: ragfijn, helder, sereen en genuanceerd: een feest voor het oor. Haar cadensen, de originele van Mozart, waren betoverend: alsof de componist zelf aan het improviseren was.

 

 

Scherpe randjes

In snellere delen was Pires echter ook poëtisch, terwijl Mozart daar toch echt een andere toon aanslaat: hoewel de naam Jeunhomme niets met ‘jongeling’ of zoiets van doen heeft, was Mozart dat op het moment van componeren wel: slechts 21 jaar oud en vol hybris en levenslust, zeker na al zijn buitenlandse reizen en ontmoetingen met vorsten en musici. Pires speelde ook in het eerste deel opvallend mild van toon, en ook het tempo had van mij iets hoger en vooral wat sprankelender gemogen: dirigent Iván Fischer liet het Koninklijk Concertgebouworkest een schitterende, maar verbazend zachtaardige, fluweelzachte klank produceren die mij echter te zoet-romantisch in de oren klonk.

 

 

Heilig vuur

Mozarts scherpe randjes, die overal in de partituur te vinden zijn, leken met een nagelvijltje te zijn verzacht en afgerond, wat velen in de zaal beviel, maar mij niet helemaal: te ver af van Mozarts grillige, springerige en altijd verrassende invallen. Er zijn bladzijden waarop zowel p, pp, f en fp voorkomen: van die ongekende grilligheid merkten we bijna niets en dat was jammer: het is één van de kenmerken van Mozarts muziek, die daardoor van karakter verandert. Beeldschoon van klank, maar het heilige vuur bleef uit.

 

 

Vertrouwde nest

Ook Dvořáks Achtste Symfonie, die na de pauze klonk, was beeldschoon van toon, ook doordat Fischer het orkest zo duidelijk en soepel leidde dat de muziek als vanzelf de zaal instroomde: volkomen natuurlijke tempi in bij vlagen oprecht Boheemse sferen, die de Hongaarse dirigent natuurlijk als geen ander aanvoelt. De uitgebreide cellomelodie waarmee het werk opent (geniaal verdubbeld door klarinetten, één fagot en twee hoorns) is één van de krachtigste symfonische openingen uit de literatuur: in drie delen opgebouwd sleept ze je – schijnbaar moeiteloos – in een paar maten mee van g-mineur via Bes naar As (voor de kenners: de verlaagde tweede trap van de toonsoort en dus bepaald niet alledaags), om daarna net zo gemakkelijk weer terug te keren op het vertrouwde nest van de toonsoort G, die nu echter majeur geworden is.

 

 

Doorwrochte fraseringen

Een complete harmonische reis (nog afgezien van de knotsgekke zinsbouw van eerst 6, dan 5 en dan weer 6 maten, waar perioden van steeds 4 maten de ‘standaard’ zijn) die werkelijk hemels klonk, maar waarin tegelijk te weinig aandacht was voor al die spannende harmonische wendingen en doorwrochte fraseringen. En dan hebben we het nog niet eens over de talloze dynamische aanwijzingen, zoals de messa di voce’s (aanzwellen en zachter worden), portati(breder spelen) en natuurlijk de algemene aanwijzing espressivo (expressief) die Dvořák erbij zette. Natuurlijk is elke muziek een expressie van íets, maar als een componist dat apart benadrukt is er wat speciaals aan de hand: de spelers moeten hun hart op het podium leggen, midden in de plas van hun bloed, zweet en tranen. Dat gebeurde te weinig helaas, hoewel dat door de onwaarschijnlijke klankschoonheid misschien minder mensen opviel: het applaus was enorm, na afloop.

 

 

Wars van ijdelheid

Fischer dirigeert helder, uitnodigend en rond, met een natuurlijk gevoel voor de stroom van de muziek. Hij zit nergens in de weg en stuurt op overtuigende manier zijn musici aan: duidelijk is te zien dat ze ‘lekker kunnen spelen’ onder zijn leiding, en dat is al heel bijzonder. Fischers directiestijl is wars van ijdelheid en wil de muziek zo eerlijk mogelijk tot zijn recht laten komen, waarbij hij niet de behoefte heeft om overdreven climaxen of juist rustmomenten in te bouwen: hij laat de muziek voor zich spreken en dat is prachtig. Maar soms verlang je naar meer passie en opzwepende stuwingen, zoals de bevrijdende trompetten in de reprise van het eerste deel, die, ook hier, schitterend gespeeld werden, maar bevrijdend? Nee. Het heeft een sterke ‘doe maar gewoon’-mentaliteit die bij Dvořáks bescheiden karakter goed past, maar minder bij zijn expressieve muziek.

 

 

Laatste oordeel

Het tweede deel kenmerkte zich door uitzonderlijk mooie houtblazers (de fluit was de hele avond al geweldig) en het derde was nog beter: echt Tsjechisch, echt Dvořák, met veel Boheemse kleuren in een ruisende, zeer ontspannen en homogene wals. Klasse!

Het vierde deel werd geopend met een onvergetelijke trompetsolo (van beide trompettisten in een perfect unisono, nog lang niet zo makkelijk) en een beeldschoon, verstild pianissimo bij de reprise, maar ook hier: waar is het heilige vuur in de sterkere passages, en waar zijn de beroemde gillende tremolo’s en mordenten in de hoorns (en sommige houtblazers) die met een hels kabaal in de meeste uitvoeringen, live en op cd, het hele orkest overstemmen als in het laatste oordeel? Fischer lijkt ze niet belangrijk te vinden, en dat is jammer, want Dvořák schrijft niet alleen maar lieflijke, ronde klanken, maar ook bijtende (mordent = mordere = bijten) en soms cynische muziek. Het zal de tijdgeest zijn, waarin we allemaal lief voor elkaar moeten zijn. Maar grote componisten zijn meestal niet zo lief.

 

 

Eensgezinde toewijding

Veel klankschoonheid ook in het korte openingsstuk van de avond, Zwerftochten door het woud van Alphons Diepenbrock (1862-1921), die als componist volledig autodidact was, al schreef hij vele mooie werken. Een mooie keus om deze compositie weer eens voor vergetelheid te behoeden, en prachtig passend bij Dvořák. De invloeden van Wagner en Debussy zijn overal merkbaar, hoewel climaxen uitblijven: haast impressionistisch schildert Diepenbrock de zwerftocht, zonder echt ergens aan te komen, in prachtige, milde kleuren, en dirigent en orkest waren vol eensgezinde toewijding om dit prachtige werkje recht te doen. Het heilige vuur zat hem woensdagavond in de innige klankschoonheid, niet in de grote gebaren.

Peter Schlamilch

 

Info:

www.concertgeboworkest.nl

www.concertgebouw.nl

You May Also Like

Kippenvel bij Rudi Stephans opera Die ersten Menschen

Canellakis verbindt heden, verleden en toekomst in Requiem van Brahms

Simone Youngs verzadigde Zesde Bruckner maakt indruk bij Concertgebouworkest

Verzorgd spel en voorbeeldige articulatie van pianiste Angela Hewitt