Nikola Meeuwsen poëtisch in Eerste Pianoconcert van Chopin

 

Gehoord: Amare, Den Haag, 17 januari 2025

Door Willem Boone

 

Mesdag als vibrerende inspiratiebron

Een symfonie in een minuut? Je zou zeggen dat zoiets niet mogelijk is, maar het Residentie Orkest verstrekt met regelmaat aan jonge componisten de opdracht om binnen dat tijdsbestek een symfonie te schrijven. Een sympathiek initiatief, want op die manier kunnen zij hun werk aan het publiek presenteren. Ditmaal ging het om de 21-jarige Thijmen Krijgsman die momenteel aan het conservatorium compositie studeert. Voor aanvang werd hij kort door celliste Justa de Jong geïnterviewd en toen vertelde hij dat de schilder Hendrik Willem Mesdag – die lang in Den Haag woonde – als inspiratie gediend had. Voor hem was het niet noodzakelijk dat een schilderij ‘af’ was; het proces en de interpretatie stonden voorop. In dat licht bezien waren er inderdaad raakvlakken met de One Minute Symphony: Geiser van Krijgsman. Ook dit muziekstuk was niet ‘af’ – voor zover dat al kan bij een stuk van zo’n korte duur! – het leek nog het meest op constante vibraties. Het was knap hoe de jonge componist erin geslaagd was om voor bijna alle instrumenten uit het orkest te schrijven. Ongebruikelijk was dat veel musici bij een forte-uitbarsting schreeuwden. 

 

Introverte Chopin

Daarna trad een andere jonge kunstenaar, de 23-jarige pianist Nikola Meeuwsen, aan voor het Eerste pianoconcertvan Chopin. Van deze componist is bekend dat hij vrijwel uitsluitend voor piano schreef, waardoor de orkestpartijen in zijn twee Pianoconcerten wat grijs aandoen en alleen dienen om de virtuoze en sprankelende pianopartij meer reliëf te geven. Veel solisten gebruiken deze om het muzikale betoog naar zich toe te trekken en dat begint al met de inzet van de piano in het Allegro maestoso. Die is met recht ‘maestoso’ en daarmee kan een solist in een keer de aandacht opeisen.

 

 

Meeuwsen deed dat niet: zijn inzet was dichterlijk en hij leek er niet op uit om te epateren met virtuoos vertoon. Daarvoor valt wat te zeggen, want dit lange eerste deel bevat zeker ook poëtische passages. Het leek er echter op alsof de pianist een erg introverte opvatting van zijn solopartij huldigde, waardoor hij niet helemaal recht deed aan het ‘maestoso’-karakter. Bij de briljantere gedeeltes pakte hij wel zijn moment, maar hij maakte een duidelijk onderscheid tussen ingetogen en extraverte passages, waarbij laatstgenoemde gedeeltes wat energie misten. De samenwerking met het orkest was niet helemaal optimaal, waarbij meermaals de onvast spelende hoornisten opvielen. In het tweede deel, Romanze larghetto verliep het samenspel beter: het orkest speelde delicaat en de pianist voegde zich organisch met een natuurlijk rubato in het geheel. Het deed denken aan een tovertuin die de musici op de punten van hun tenen betraden. Mooi was ook de glashelder gespeelde laatste noot van Meeuwsen tegen de wegstervende orkestklanken.  Het Rondo vivace zette hij levendig, maar met een niet te snel tempo in. Hier had zijn spel de energieke uitstraling die ik iets meer in het eerste deel had willen horen en werd dit pianoconcert het ‘concerto brillante’ wat het eigenlijk is. Hij beloonde de ovatie met een toegift, het choraalvoorspel ‘Ich ruf zu dir’ van Bach/Busoni, waarmee hij zijn klasse nogmaals bewees. Zijn spel was opnieuw ingetogen, maar dat was hier geheel op zijn plaats. Fraai was vooral zijn linkerhand.

 

 

Pärt en Saint-Saëns

Na de pauze klonk allereerst Orient & Occident van Pärt. Het dateert uit 2000, toen hij 65 was. Hij schreef in die tijd muziek die anders klonk dan zijn latere koorwerken, die overwegend vredig van aard zijn. Deze muziek viel onder wat hij zelf ‘tintinnabuli-stijl’ noemt: muziek die klinkt als het geluid van bellen of klokken. Deze wordt gekenmerkt door simpele harmonieën, vaak ook door enkele noten of drieklanken die volgens de componist als bellen klinken.  Of de muziek als bellen of klokken klonk in Orient & Occident is me niet opgevallen, van ‘simpele harmonieën’ was inderdaad sprake en wel van het begin tot het eind. Deze compositie, die overigens alleen door strijkers werd uitgevoerd, bestaat uit een ostinatomotief dat telkens herhaald wordt en dat het stuk ondanks de korte duur van zes minuten een gevoel van eindeloosheid verleent. Over de uitvoering door het Residentie Orkest en dirigent Richard Egarr niets dan goeds, maar het van mij rustig weggelaten mogen worden.

 

 

Daarentegen was het verrassend om de Tweede Symfonie van Saint-Saëns o.l.v. Richard Egarr te horen, die zelden of nooit op programma’s van orkesten staat. Zo er al een symfonie van hem gespeeld wordt, dan is het de ‘Orgelsymfonie´ die overigens een stuk langer is. Het eerste deel begon met een recitatief met fraai gespeelde solo’s van fagot, hobo en eerste viool, waarna het ‘echte’ snelle gedeelte begon, dat met zwier gespeeld werd. De muziek deed niet per se Frans aan en deed bij vlagen aan die van Mendelssohn denken. Een echt langzaam deel had de symfonie niet, het tempo ervan, maar ook de sfeer deden denken aan het middendeel van het Eerste celloconcert van dezelfde componist. Het vormde een intiem moment, waarbij de mooie blazers opvielen. Het derde deel was daarentegen een echt Scherzo en klonk dansant, grappig was het fortissimo-slot. Het laatste deel, Prestissimo, was vooral spiritueel van karakter en deed denken aan Rossini of het laatste deel van de Symfonie van Bizet. Het vormde een wervelend slot van dit concert. Hopelijk kan het Residentie Orkest ook nog eens de Eerste Symfonie van Saint-Saëns op het programma zetten, want die klinkt al evenmin ooit in concertzalen!

Willem Boone

 

Info:

https://www.amare.nl/nl/pQNKPsd/klassieke-muziek-en-opera-in-seizoen-24-25

https://residentieorkest.nl

Video Thijmen Krijgsman: One Minute Symphonie:

https://youtu.be/MPDbl6loG9w?si=hVjzi0WFDlPTyRpx

You May Also Like

De Hangende Tuinen van Babylon

Orkest van de Achttiende Eeuw welluidend en beschaafd

CHANGES – Roctet presenteert nieuwe cd met wereldpremière Theo Loevendie

Een bijzondere avond die niet helemaal op gang wilde komen