Pianiste Son parelend in Mozart en Antwerp Symphony Orchestra idiomatisch in Dvorak

Pianiste Son parelend in Mozart en Antwerp Symphony Orchestra idiomatisch in Dvorak

Gehoord: Concertgebouw Amsterdam, Grote Zaal, 16 augustus 2024

Door Willem Boone

 

Parelende Mozart

Pianoconcerten van Mozart staan eigenlijk helemaal niet zo vaak op concertprogramma’s: als ik me niet vergis, was het Pianoconcert nr. 22 in es KV 482 van gisteravond het enige dat tijdens de Vriendenloterij-concerten werd uitgevoerd. Pianisten hebben vaak een voorkeur voor de pianoconcerten van Beethoven, Schumann, Chopin, Rachmaninoff, Prokofiev of Tschaikovski. Die bevatten meer noten en leggen niet zo genadeloos ieder foutje als in de transparante structuur van Mozart bloot. Daarnaast vereist bij laatstgenoemde componist het samenspel tussen solist en dirigent het nodige, want het gaat eigenlijk om kamermuziek in een grotere vorm. Nr. 22 vervult een aparte plaats in het oeuvre van Mozart: het eerste deel, Allegro klinkt bijna triomfaal en ook in dit concert nemen de blazers een prominente plaats in. Die van het Antwerp Symphony Orchestra waren al direct fraai en pianiste Yeol Eum Son beantwoordde dat met het voor Mozart zo typische ‘jeu perlé’. Haar loopjes waren parelend en zij speelde met duidelijke articulatie, ook in de linkerhand. Soms klonken er forse accenten en als geheel was haar uitvoering gelukkig niet precieus. Zij toonde al eerder haar affiniteit met deze componist door al zijn Pianosonates op te nemen en – zoals zij tijdens de ‘Meet & greet’ na afloop vertelde – dit concert speelde zij al op haar achtste met een lokaal orkest in Zuid-Korea.

 

 

Mozart schreef voor het eerste en derde deel geen cadensen en Son speelde daarom die van haar zelf. Ze waren enigszins romantisch van karakter en misschien iets te lang voor Mozart, die naar verluidt altijd kort over een van de thema’s improviseerde. Over de cadensen vertelde de soliste nog een aardig verhaal: ze had deze een paar jaar geleden gecomponeerd, maar niet opgeschreven. Nu ze gevraagd werd om nr. 22 opnieuw te spelen, luisterde ze naar een opname van haar eigen uitvoering om ze vervolgens op te schrijven: ‘Ik heb mezelf gekopieerd’ stelde ze tot hilariteit van de zaal vast. Zoals wel vaker in de zomer barstte een deel van het publiek in enthousiast applaus uit (net als na het eerste deel van de Achtste symfonie van Dvořák). De inzet van het Andante was mooi met diepe strijkers en fraaie blazers. De inzet van de pianiste was ingetogen en ook in dit deel toonde zij hoe gelijkmatig haar toucher is. Zij zette het derde deel, Allegro levendig in met een tempo dat niet ‘jachtig’ werd. Aangezien Mozart het thema een aantal keren herhaalt, bracht zij soms omspelende figuraties aan. Haar cadens in het laatste deel deed een beetje aan die van Hummel denken, die voor dit concert cadensen componeerde. Tijdens het applaus klapte Son zelf geestdriftig voor het orkest dat haar uitstekend terzijde gestaan had.

 

 

Dvořák

Het programma maakte melding van een pauze, maar bij binnenkomst stonden er borden waarop juist het tegendeel aangegeven stond. Na het eerste deel ontstond er in de zaal kortstondig onduidelijkheid, maar het grootste deel van het publiek bleef zitten. Er is wel wat te zeggen voor een concert zonder pauze: het zorgt er in elk geval voor dat de spanningsboog niet nodeloos onderbroken wordt. Er was kennelijk alleen geen tijd om de vleugel van het podium te halen, zodat deze tijdens het tweede werk, de Achste symfonie van  Dvořák, bleef staan. In dit overwegend zonnige werk konden orkest en dirigent uitpakken en een ander gezicht laten zien. Dat gebeurde ook direct vanaf het begin met warmbloedige, lage strijkers.

 

 

De dirigent, Eduardo Strausser, leidde met vaste hand en stond ook stil bij de intieme momenten en het was bewonderenswaardig hoeveel affiniteit dit orkest met het Tsjechisch idioom heeft. Hij antwoordde na afloop op de vraag van presentator Christiaan Kuyvenhoven wat dit werk voor hem betekent: ‘Twee woorden: blijdschap en natuur.’  Dat laatste was zeker in het tweede deel, Adagio te horen, waar Dvořák  de belangrijke motieven vaak aan de fluit geeft. Het orkest speelde dit deel ronduit dansant en dat gold nog sterker voor het derde deel, Allegretto grazioso, dat inderdaad alleszins zwierig en gracieus klonk. De inzet van het afsluitende Allegro ma non troppo begon met een forse inzet van de koperblazers. De dirigent kneedde de klank van de lage strijkers en bracht een puls aan die hij consequent gedurende dit hele deel volhield. Zoals in de programmatoelichting te lezen stond, luister je naar verschillende volksdansen en ‘waan je je af en toe in een dorpsschuur waar de plaatselijke fanfare losgaat.’ Mooi waren daarbij de contrasten: in het midden schrijft  Dvořák een intiem intermezzo voor, waarna hij het voltallige orkest alsnog uit laat pakken. Eduardo Strausser liet het orkest beurtelings glanzen en vurig spelen, waarmee hij een zeer geslaagde uitvoering van deze symfonie afsloot.

 

 

Meet & greet

Ook dit keer was de meet & greet in de Spiegelzaal druk bezocht. Het gesprek met soliste en dirigent leverde een paar interessante uitspraken op: zo vertelde de pianiste dat ze van Mozart houdt omdat ‘wat hij schrijft perfect is: er is niets meer nodig en er hoeft niets geschrapt te worden.’ Ze beschouwt het Pianoconcert nr. 22 als ‘enigszins vermoeiend, het is niet exuberant, soms erg ingetogen en in het laatste deel schrijft hij vaak hetzelfde, zodat je soms moet improviseren om voor variatie te zorgen.’ Toen een bezoeker in het publiek vroeg hoe lang ze voor deze uitvoering gestudeerd had, antwoordde ze dat ze twee dagen geleden begonnen was met oefenen, ‘want ik speelde vorige week een ander concert en een recitalprogramma.’ De dirigent vertelde op zijn beurt dat deze Achtste symfonievan Dvořák geen echt scherzo bevat en dat de componist dit schreef nadat hij de Vijfde symfonie van Tchaikovski gehoord had, die overigens geheel anders van karakter is.

 

 

Iemand anders wilde weten hoe het was om de lange trappen in de Grote Zaal af te dalen, waar dachten de musici dan aan? Son antwoordde dat het haar wel goed uitkwam: de trap is lang en tegen de tijd dat je op het podium staat, ben je aan de zaal gewend. Strausser vertelde daarentegen dat hij erg verlegen is en dat voor hem het motto ‘hoe korter, hoe beter’ gold. Beide musici hadden overigens geoefend in trappen lopen! De dirigent vertelde ook over zijn ‘innerlijke saboteur’ die er nogal eens voor zorgt dat hij niet tevreden is, maar tot grote hilariteit van de zaal zei hij daarna: ‘Musici brengen veel tijd buitenshuis door, moeten uren oefenen en veel reizen, maar toch is het nog steeds beter dan werken!’

Willem Boone

Foto’s: Marco Borggreve e.a.

Info:

http://www.yeoleumson.com

https://www.concertgebouw.nl/vriendenloterij-zomerconcerten

You May Also Like

Muze van Zuid doorbreekt verwachtingspatronen

Pianiste Fedorova spetterend in Ravel en Brussels Phiharmonic o.l.v. Volkov dansant in Tsjaikovski

Torre del Lago Puccini: Turandot met prachtig verstild einde

Carmen in Verona: een lust voor het oog