Pianiste Yeol Eum Son tijgerin in Rach 3, Residentie Orkest in grote vorm
Gehoord: Amare, Den Haag, 22 december 2024
Door Willem Boone
Svendsens Romeo & Julia
Het was een aardige gedachte van het Residentie Orkest om Romeo en Julia te programmeren, dit maal niet van Tsjaikovski, maar van Johan Svendsen, van wie je zelden muziek in een concertzaal hoort. Zijn compositie had wel iets gemeen met die van zijn beroemde collega: ook hier klonk eerst een sfeervolle opening, waarna de gemoederen alsnog hoog oplaaiden. En ook dit maal eindigde het epos pianissimo. Het werd met verve gespeeld onder de enthousiaste leiding van Kwamé Ryan en het was een plezier om naar deze warm georkestreerde muziek te luisteren.
Rach 3
Daarna trad pianiste Yeol Eum Son aan voor wat nog steeds als een van de grootste uitdagingen geldt: het Derde pianoconcert van Rachmaninoff. De Zuid-Koreaanse is echter niet bang uitgevallen, want drie dagen ervoor had ze nog een zwaar recitalprogramma in het Muziekgebouw aan het IJ in Amsterdam gespeeld, om ‘meteen’ de volgende dag maar ‘even’ in Rach 3 te soleren. Ze deed direct alle recht aan de tempoaanduiding ‘Allegro ma non tanto’. Wat haar uitvoering zo aantrekkelijk maakte was dat ze de partituur op een ‘veelkleurige’ manier benaderde: soms was dat bijna ingetogen, zoals in de mooie cantabilemelodie, ongeveer drie minuten na het begin. Maar wanneer nodig sloeg zij ook haar klauwen uit, als een ware tijgerin. Dat gebeurde onder meer in de korte cadens, die klonk als een improvisatie. Het was indrukwekkend om te horen wat voor volume ze wist te bereiken. Dirigent en orkest volgden haar op de voet en de strijkers speelden het begin van het Intermezzo adagio op intense wijze. Later in datzelfde deel liet Kwamé Ryan de strijkers ‘zwelgen’: voor sommige muziekliefhebbers is dat wel eens te veel van het goede, maar als het met overgave gebeurt, zoals in dit geval, kan je er niet onverschillig onder blijven. Son speelde in dit tweede deel met verfijning, soms ingetogen, en viel op door haar sonoor klinkende bassen. Bewonderenswaardig was haar toon die nergens verhardde en een uitstekende projectie had, zodat deze overal in de zaal goed te horen was en in de climaxen met gemak boven het orkest uitkwam. Je kan horen dat ze veel Mozart gespeeld heeft (ze nam onder andere al diens 18 Pianosonates op), want haar spel heeft soms een bijna Mozart-achtige intimiteit. De coda van het derde deel, alla breve, was ronduit opwindend. Ik heb dit pianoconcert met enige regelmaat gehoord, ook tijdens dit seizoen, en nogal wat keren had ik daarbij het gevoel: ‘Hoe goed dit ook gespeeld is, het heeft “het” niet of niet helemaal.’ Daarmee bedoel ik dat je aan het eind van je stoel geveegd wordt en dat de muziek je naar adem doet happen. Dat gebeurde dit keer wel en dat is een overweldigende, bijna té intense ervaring. Het greep me naar de keel en dat betekent dat het een hele goede uitvoering was waarin alles klopte! De ovatie voor soliste, orkest en dirigent was alleszins verdiend.
Tsjaikovski
Na de pauze bracht het orkest de Eerste Symfonie, ‘Winterdromen’ van Tsjaikovski, wat toepasselijk in dit jaargetijde was. De dirigent liet het orkest zingen in het eerste deel, allegro tranquillo. De inzet van het tweede deel, Adagio cantabile ma non tanto, klonk inderdaad als een droom. Als zo vaak bij deze componist had de muziek een sterk choreografisch karakter en zag je als het ware de balletdansers voor je. Dat gevoel werd versterkt door de ‘golvende’ strijkers en de pizzicati op de bassen. Opvallend waren de mooie solo’s van fluit, hobo en fagot. De intonatie van de hoorns was daarentegen soms onvast. Ryan ging op een gegeven moment zo op in de muziek dat hij in een intense passage zonder baton dirigeerde. In het derde deel, Allegro scherzando giocoso, gebruikte hij deze wel weer. Het beginthema van dit deel doet denken aan een zuchtje wind, aan het eind herneemt Tsjaikovski het thema op de pauken. In het laatste deel, allegro maestoso, kwam het voltallige orkest aan bod, ook de trombones en trompetten die tot dan toe niet veel te doen gehad hadden. De coda is effectief, hoewel soms misschien iets te spectaculair geschreven. Het vormde een stralende afsluiting van een concert met dirigent, soliste en orkest in grote vorm!
Willem Boone
Info: