Rachmaninoff en Tsjaikovski bij Maggio Musicale Fiorentino
Gehoord: 19 september 2024, Sala Zubin Mehta, Florence
Door Peter Schlamilch
De Maggio Musicale Fiorentino (‘Florentijnse muzikale mei’) geldt als het oudste (1933) muziekfestival in Italië, en zeker een van de belangrijkste: talloze grote dirigenten traden er op: Richard Strauss, Bruno Walter, Wilhelm Furtwängler, Zubin Mehta, Herbert von Karajan, Riccardo Muti en Claudio Abbado (ik was zelf hier zijn muzikale assistent tijdens zijn legendarische Elektra in 1996, maar dat terzijde). Vele componisten dirigeerden er hun eigen werken, zoals Pietro Mascagni, Richard Strauss, Paul Hindemith, Béla Bartók en Igor Strawinsky. Een van Italië’s meest prestigieuze festivals, dus.
Concertgebouw-achtige kwaliteiten
De Maggio Musicale Fiorentino spelen zich voornamelijk af in mei en juni, maar onder dezelfde noemer worden in de rest van het seizoen ook operaproducties en concerten gegeven, vroeger in het oude Stadstheater aan de Corso Italia (dat telkens weer werd verwoest en moest worden herbouwd), tegenwoordig in de functionele maar wellicht iets té avantgardistische nieuwbouw, waarvan de esthetiek niet door iedereen wordt gewaardeerd. De acoustiek in de concertzaal is prachtig, maar door de langwerpige vorm wel wat apart en op verschillende plekken zelfs totaal verschillend: voorin lijkt de klank te blijven hangen, maar achterin mengt ze zich beter en krijgt Concertgebouw-achtige kwaliteiten.
Opvallend uitgedund
Het concert werd geopend met Rachmaninoffs Tweede Pianoconcert, met een opvallend uitgedund orkest: slechts 4 contrabassen (en navenante bezetting van de andere strijkers) waar men meestal met 6 of zelfs 8 bassen speelt. Na de eerste maten bleek waarom: in samenspel met de piano loopt de totaalklank zo ‘dicht’ (althans, op mijn plek, vrij vooraan), dat een grotere bezetting tot problemen zou leiden en ook niet nodig is: het Orchestra del Maggio Musicale Fiorentino speelt sterk en solide, en de Italiaanse pianist Francesco Libetta evenzo.
Kitscherige dweperigheid
De beroemde inleiding speelde hij opvallend vlot, en zo hoort het ook eigenlijk: niet voor niets schreef Rachmaninoff er Moderato bij, dat weinig met de extreem langzame tempi te maken heeft die andere pianisten doorgaans kiezen: de inleiding heeft in feite hetzelfde tempo als het hoofdthema, maar wie speelt dat eigenlijk ooit zo?
Een goed begrepen begin dus, en ook de rest van dit lastige concert speelde Libetta goed doordacht en technisch uitstekend, waarbij Rachmaninoffs pure romantiek, de soms net niet kitscherige dweperigheid en de fijnzinnige dromerigheid soms iets te kort kwamen. Geen opsmuk en valse idyllen, geen rare, ‘gevoelige’ grimassen ook, gelukkig: Libetta speelt, weliswaar van blad, betrouwbaar en oprecht, met dus soms iets te weinig oog voor de zwijmelende kant van Rachmaninovs noten. Wel had ik de indruk dat de concertvleugel niet helemaal meewerkte: de Steinway had een vrij vlakke klank.
Voluit en gedreven
Het orkest speelde onder leiding van de Veronese dirigent Alessandro Bonato voluit en gedreven, en produceerde bij vlagen een echt Russische klank, hoewel Bonato daartoe niet echt uitnodigde: zijn slag was helaas volkomen parallel (beide handen doen hetzelfde) en weinig expressief, hoewel duidelijk en overtuigend. Hoewel de stille passages écht veel zachter begeleid hadden moeten worden, was het een genot te zien hoe veel instrumentalisten de kleinste details uitdiepten: zo was het vibrato na de pizzicato-noten (geplukt) in de contrabassen steeds expressief en vaak weer nèt iets anders: soms begon het meteen na de noot, maar soms ook één seconde erna, vaak vergezeld van een liefdevolle blik op het instrument. De blazerssoli waren voortreffelijk, vooral in de klarinet.
Schoonheid van Rome en Florence
Wél expressief was de dirigent na de pauze, in Tsjaikovski’s suite uit het Zwanenmeer en Capriccio Italien: mooie werken, maar zeker geen hoogtepunten in het oeuvre van de depressieve Rus, die in al zijn somberheid naar het zonnige Italië was gevlucht en er inderdaad opkikkerde door de Italiaanse volkswijsjes, het warme klimaat, de schoonheid van Rome en Florence, de trompetsignalen van de militairen en de tarantella die hij ‘s avonds zo vaak in de straten zag dansen. Het stuk te horen door het Florentijnse toporkest, op een warme zomeravond in de stad Florence, was natuurlijk magisch, en dirigent Bonato had na de pauze gelukkig wél voor een grote strijkersbezetting gekozen, die, opvallend genoeg, voor een zeer heldere, zij het natuurlijk ook volle klank zorgde, achter- én voorin de zaal.
Banale deuntjes
Het orkest speelde dat het een aard had, en had zichtbaar plezier in de soms banale deuntjes waarmee de componist ons overlaadde. Ook het Zwanenmeer, iets serieuzer van aard, ging de nu wat vuriger dirigent (ook niet meer parallel dirigerend) en het heerlijk op dreef zijnde orkest uitstekend af: uitstekende soli (harp/viool/cello) en dito tempi. Een grotere orkestbezetting zorgt meestal ook voor meer rust en, contradictoir genoeg, een minder gespannen, opener klank, zo ook hier. De boogvoering van de topstrijkers in dit orkest was prachtig: en de vele repeterende op- en afstreken (gemakzuchtiger orkesten doen daar niet aan) verrieden een doordachte aanpak van dirigent of concertmeester: wie zal het zeggen? De hondsmoeilijke loopjes waren vlekkeloos, zoals je van een Italiaans toporkest mag verwachten.
Klasse en kennis
Het Florentijnse publiek was chic, maar niet snobistisch, en liet klasse en kennis zien door niet na elk hoogtepunt in applaus uit te barsten, zoals hier te lande steeds vaker gebeurt. Wie kans ziet de Maggio Musicale te bezoeken moet dat zeker niet laten: hoog niveau en matige prijzen: de operavoorstellingen beginnen meestal al bij 35 euro.
Peter Schlamilch
Info:
https://www.maggiofiorentino.com