Radio Philharmonisch sterk in Wagemans’ Labyrint

Gehoord: 25 januari 2025, NTR ZaterdagMatinee, Concertgebouw, Grote zaal, Amsterdam*

Door Peter Schlamilch

 

Je zult maar hedendaags componist zijn en de grote genieën uit het verleden over je schouder voelen meekijken, hun eeuwige noten door je hoofd horen gonzen en in een tijd leven waarin, door een gebrek aan een uniforme stijl, je ook nog eens je eigen klanktaal moet bedenken. Dat alles terwijl je opdrachtgevers niet meer de koningen en bisschoppen van weleer zijn, die je absolute fans waren, maar ambtenaren en andere overheidsfiguren die je constant om ‘vernieuwing’ en ‘maatschappelijke relevantie’ vragen.

 

‘Haveloze vluchtelingen’

Hoe dat bij de NTR ZaterdagMatinee werkt weet ik natuurlijk niet, maar feit is dat de wereldpremière van Peter-Jan Wagemans’ Labyrint, in opdracht van die NTR ZaterdagMatinee, alles met de viering van het 750-jarig bestaan van de stad Amsterdam te maken had, en het programmaboekje over de ‘haveloze vluchtelingen, die van buiten komen’ repte. Hoewel de importantie van de NTR ZaterdagMatinee voor Nederlandse componisten moeilijk overschat kan worden, leiden politiek getinte opdrachten meestal niet tot hoge kunst, enkele uitzonderingen daargelaten.

 

 

Gravitas

De componist gaf zelf al toe dat hij zijn aanvankelijke idee, om de melodie van Aan de Amsterdamse grachten te gebruiken, had verlaten, ‘omdat dat niets werd’. Een waarschijnlijk uitstekende intuïtie, maar wat overbleef was een nogal gedateerde cantate over een 8-jarig jongetje dat angstig verdwaalt in de grote stad, en een Zieneres die hem van bijzondere kennis voorziet, hoewel die niet veel verder reikt dan haar advies aan de jongen om ‘te gaan spelen’. Ze werd vertolkt door koorlid Esther Kouwenhoven, die met haar mooie, ranke en ijle sopraan maar net boven het daar iets te sterk begeleidende orkest uitkwam. Bovendien had ik, Verdi- en Wagnerfan die ik ben, bij een Zieneres een mezzo of alt verwacht, die vaak toch wat meer natuurlijke gravitas aan de teksten kunnen verlenen.

 

Moederliefde

Ook voor de spreekteksten had ik persoonlijk een bas-bariton gekozen, maar ik zal wel ouderwets zijn. Koorlid Pieter Hendriks kweet zich uitstekend van zijn taak, hoewel ik van de teksten maar heel weinig begreep: pretentieus en hoogdravend, op het gedeelte na natuurlijk, waarin plotseling een vogeltje verscheen, dat moeite had met poepen. Het ontaardde in wartaal, zeker toen bleek dat alleen de moederliefde ‘dat wonder voor elkaar krijgt’. Het wonder van het poepen? Schiet mij maar lek. De meeste componisten zijn duidelijk geen begenadigde tekstschrijvers, een enkele uitzondering als Wagner daargelaten, hoewel ook daar de meningen niet eensluidend zijn.

 

Hommage aan Andriessen

Wagemans’ cantate begint met een lange reeks snelle, dolende (labyrint!) unisono-loopjes in zestiende notenwaarden, hetgeen sterk aan de klassieke muziek uit de jaren ’70 en ’80 doet denken, en daarmee direct gedateerd aandoet. In het programmaboekje worden ook de orkesten uit die tijd genoemd die Louis Andriessen, een held van Wagemakers, toen oprichtte: De Volharding en Hoketus. Ik kreeg een déjà vu. Ook de muziek die volgde kon me maar niet bekoren: de Wagnertuba’s, een prachtinstrument, maakten geen echt verschil in de klankkleur, die sowieso al erg duister en zwaar was met 25 contrabassen, celli en altviolen, zonder violen dus (naast hout, koper en veel slagwerk). Ook een hommage aan Andriessen, maar wel één die de klank erg log maakte.

 

 

Kolkende klankblokken

Het Groot Omroepkoor zong als vrijwel altijd fenomenaal, perfect in balans, spatgelijk en zuiver, ook al waren de noten soms behoorlijk atonaal (maar zeker niet altijd). De verstaanbaarheid was matig, maar dat lijkt eigenlijk altijd wel het geval met Nederlandse teksten. Veel geroep en getier, het hoort allemaal bij moderne muziek, maar de electronische ‘koorecho’s’, terwijl het orkest doorspeelt, waren wél bijzonder, zeker later, toen dat effect in de a capella-gedeelten werd herhaald. Het Radio Filharmonisch Orkest speelde de eindeloze notenzoektocht met veel inzet en verve, en redde het stuk uiteindelijk door zijn meesterlijke inzet. De Russische dirigent Stanislav Kochanovsky leidde met heldere en trefzekere slag koor en orkest door de kolkende klankblokken.

 

 

Schemerig verstopt

Na de pauze deed hij dat evenzo, hoewel Bruckners Nulde Symfonie veel overzichtelijker en eenduidiger is, ook al reageerde de eerste dirigent aan wie de arme en toch al onzekere componist zijn werk stuurde met de harde opmerking ‘dat hij het eerste thema niet kon vinden’. Waarschijnlijk een bittere sneer, want dat thema is prima te ontwaren, ook al is het wat schemerig verstopt in een zacht strijkerstremolo en is de ‘inleiding’ maar twee maten, waardoor misschien verwarring ontstond.

 

 

Duitse bolide

Omdat Bruckner het werk niet goed genoeg vond, streepte hij het door op zijn lijst van symfonieën en heet het tegenwoordig de ‘Nulde’, maar het was een uitstekend idee van de ZaterdagMatinee het werk eens te laten horen, want zo vaak gebeurt dat niet. Ook dat is, naast het verstrekken van compositieopdrachten, een belangrijke taak van de NTR. Kochanovsky bleef even helder dirigeren als voor de pauze, hoewel ik het uitstekend spelende RFO nu wel wat meer vrijheid en ruimte had gegund: de miskende en wanhopige Bruckner schrijft in deze Nulde soms bijna Mahleriaanse climaxen met aanduidingen als fff, de overtreffende trap van ‘zeer sterk’. Kochanovsky bleef schijnbaar beheerst en gecontroleerd, en leek zich nergens te willen laten gaan. Hij begrensde het orkest als een Duitse bolide, die gemaximeerd is op 250 km/u, terwijl ze 350 aankan: altijd nog indrukwekkend, maar meer is mogelijk en soms nodig.

 

Voor eeuwig verstoord

Af en toe begrijp je waarom Bruckner ontevreden was over deze symfonie: niet alle invallen zijn geniaal en soms lijkt hij zijn draai niet te kunnen vinden. Toch geweldig om haar eens in de concertzaal te horen, en de klank van het RFO was heerlijk: verzadigd, soms rauw en dan weer van fluweel, maar altijd spanningsvol. In het eerste deel presteerden koper en hout op topniveau, net als de strijkers. Het prachtige tweede deel kenmerkte zich door een subtiel en fijnzinnig lijnenspel in hout en hoorn, en behield zoveel spanning, dat het één bezoeker te veel werd en in de allesbeslissende generaalpauze, vijf maten voor het einde van dit deel, met een enorme klap zijn telefoon liet vallen. Orkest noch dirigent gaven een krimp, maar de zachte climax van dit mooie langzame deel was wel voor eeuwig verstoord.

 

Schrijnende climaxen

Het Scherzo had een voorbeeldig tempo en prima energie, hoewel de notenstorm bij vlagen nog meer mocht gieren, razen en beuken, want ook hier schrijft de componist soms fff voor. Van Bruckners karakter mogen we dan misschien een bescheiden, sereen en soms timide beeld hebben, zijn noten zijn dat bepaald niet altijd: dit derde deel moet exploderen, en dat deed het niet.
Het vierde deel was, na een werkelijk adembenemende inleiding, weer prachtig diep van toon en rond van klank: dit orkest kan écht Bruckner spelen. Magische momenten en schrijnende climaxen ontbraken dan misschien, maar deze toch doorleefde Bruckner was een genot voor het oor.

* Deze recensie betreft de live-versie in de zaal. De concertregistratie kan, door de opnametechniek, uiteraard afwijken.

 

Info:

https://www.omroepmuziek.nl/ntrzaterdagmatinee/

 

You May Also Like

De Hangende Tuinen van Babylon

Orkest van de Achttiende Eeuw welluidend en beschaafd

CHANGES – Roctet presenteert nieuwe cd met wereldpremière Theo Loevendie

Een bijzondere avond die niet helemaal op gang wilde komen