Tabea Zimmermann is de personificatie van de altviool
Grote Solisten in de Kleine Zaal. Tabea Zimermann (altviool) en Javier Perianes (piano) spelen Schubert, Kurtag, Clara Schumann, Albéniz, Villa-Lobos, De Falla en Piazzola. Gehoord 30 oktober 2024, Concertgebouw, Amsterdam.
Door Wenneke Savenije
Organische ontwikkeling
Alles aan Tabea Zimmermann (Lahr, (1966) is warm, rond, vloeiend en ruimtelijk. Ze is de personificatie van de altviool, het instrument met de zachtmoedige lage stem, waarop ze al als kleuter begon te spelen. Op haar website staat een filmpje waarin ze als driejarige haar eerste lessen krijgt. Haar broertje speelt piano en haar oudere zusjes viool en cello. Allemaal spelen ze mee in een jeugdorkestje, waarin de kleine Tabea dodelijk ernstig en met ferme streek zit te zagen op haar mini-altviooltje. Zie daar de geboorte van een groot muziektalent, dat zich organisch kon ontwikkelen volgens beproefde wegen: jong beginnen, stimulerende omgeving, meespelen in een jeugdorkest… Op haar 13e werd Zimmermann leerling van Ulrich Koch in Freiburg, later studeerde ze verder bij Sándor Vegh in Salzburg. Ze deed mee aan altvioolconcoursen en won de belangrijkste (o.a. Geneve in 1982, Boedapest in 1984). Op een concours in Parijs won ze een altviool van de hedendaagse vioolbouwer Étienne Vatelot, waarop ze jarenlang speelde. Zimmermann ontpopte in zich tot internationaal gewaardeerde soliste en veelgevraagd kamermuziekspeler en werd vanaf 2002 ook actief als altviooldocent. In het Concertgebouw, waar ze in 2019 ‘artist in residence’ was, heeft ze al vaak opgetreden, de laatste jaren op een instrument van Patrick Robin. Haar repertoire is gigantisch, mede omdat ze veel hedendaagse componisten – waaronder Ligeti, Holliger, Rihm, Lentz, Poppe en Mantovani – wist te inspireren tot nieuwe werken voor de altviool. Maar in welk genre of welke stijl Zimmermann zich ook manifesteert, voorop staan haar klankkwaliteit en haar rijke palet aan klankkleuren waarmee ze de muziek een eigen sfeer en een uniek karakter geeft.
Robuust en sonoor
Gisteravond begon de altvioliste met het stuk dat alle altviolisten op hun repertoire hebben staan: de Arpeggione Sonate van Schubert, die ze met warme zangerigheid en nog altijd die ferme maar vloeiende streek ten gehore bracht. De Spaanse pianist Javier Perianes, die zijn debuut in de Kleine Zaal maakte, bood fraai tegenspel zonder te overheersen. Schubert werd robuust en sonoor uiteengezet in golvende bewegingen. Zimmermann laat de toon vaak opzwellen vanuit een niet of nauwelijks gevibreerde kern, waarmee ze een ruimtelijk effect sorteert. Af en toe ging dat een beetje ten koste van de intonatie, die soms bij aanvang van een frase een fractie te laag was, maar bijtrok naarmate ze intenser vibreerde. Het geheel klonk fraai uitgebalanceerd en muzikaal verantwoord tot in de kleinste details, maar werkelijk spannend of vervoerend werd het net niet.
Eine Blume
Daarna leverde de altviolist solo een indrukwekkende prestatie met Kurtágs In Nomine – all’ongherese uit 2001, een deel uit Signs, Games and Messages dat oorspronkelijk voor althobo solo werd gecomponeerd. Alsof haar bloed energieker begon te stromen dook Zimmermann met passie in de enerverende partituur en toverde met volledige overgave een compleet universum aan zoemende, ronkende, zingende en dansende klanken uit haar instrument tevoorschijn. ‘Eine Blume für Tabea’ schreef de componist boven de noten, en zo klonk het ook: als een openbarstende bloem in fraaie kleurschakeringen.
Gepolijste gezapigheid
Het programma werd vervolgd met de Drei romances voor viool en piano op. 22 (1855) van Clara Schumann in een bewerking voor altviool. Clara componeerde in een ietwat afstandelijke en gemoedelijke romantische stijl, die de oren streelt zonder het hart werkelijk in opschudding te brengen. Zimmermann en Perianes kweten zich gewetensvol en met toewijding van hun taak om alle noten tot hun recht te laten komen, maar het geheel bleef desondanks toch een beetje steken in burgerlijke gezapigheid, uitgedrukt in fraai gepolijste kleurschakeringen.
Zomerstorm op zee
Na de pauze brachten de Spaanse componisten op het programma meer leven in de brouwerij. Leverde de temperamentvolle Perianes in de Tango van Albéniz al het nodige Spaanse vuurwerk, de altvioliste gaf zich nog niet direct gewonnen en verschool zich nog een beetje achter zoetgevooisde melancholie. In de Aria (Cantilena) uit de Bachianas brasileiras van Villa-Lobos, oorspronkelijk geschreven voor sopraan en acht celli en wereldberoemd in de versie van Joan Baez, werd de toon van Zimmermann dieper en expressiever. Haar altviool klonk nu als het machtigste en krachtigste instrument onder de strijkinstrumenten. In de zeven fantasierijke deeltjes van De Falla’s Siete canciones populares espanolas zette het duo op meesterlijke wijze de folkloristische sfeer, het karakter en de intentie van deze poëtische juweeltjes uiteen, die variëren van onstuimige dansen tot ijle bespiegelingen over het leven en de liefde. Daarna stortten Zimmermann en Perianes zich eensgezind op de rauwe en weerbarstige materie van Piazzola’s Le Grand Tango, oorspronkelijk geschreven voor cellist Mstislav Rostropovitsj, die de zaal in werd geslingerd met de ruige kracht en uitbundige vitaliteit van een zomerstorm op zee.
Wenneke Savenije
Fotografie: Marco Borggreve e.a.
Info:
https://www.tabeazimmermann.de/en/