Vladimir Jurowski indrukwekkend in Bruckners Eerste

 

Gehoord: 4 december 2024, Grote Zaal Concertgebouw, Amsterdam. Herhaling: 8 december 14.15 uur, Concertgebouw Amsterdam.

Door Peter Schlamilch

  

Vladimir Jurowski, de boomlange Rus uit Moskou, maakt alleen al door zijn wapperende manen en priemende blik de nodige indruk: hij is geen lachebekje, zoveel is duidelijk. Zijn interpretatie van Mozarts 40e symfonie, afgelopen woensdag in het Concertgebouw, was dan ook doodserieus waar enige lichtvoetigheid toch best op zijn plaats is, hoewel Mozart ook zeker de onverwachte grilligheid van het leven portretteert, met name in het laatste deel.

 

 

Pasteltinten

Het Concertgebouworkest (KCO) speelde Mozarts meesterwerk staande, zoals veel authentieke orkesten dat ook doen, zoals laatst nog het Orkest van de 18e Eeuw. Maar voor een authentieke uitvoering is veel meer nodig, als dat je doel is natuurlijk, en dat was niet zo: uiteraard geen tijdsgetrouwe instrumenten (logisch), maar ook weinig authentieke fraseringen, tempi of dynamieken: een buurvrouw in het publiek zei me dat ze veel pasteltinten voor zich zag, en dat was geen gekke omschrijving.

 

 

Oude grammofoonopnamen

Maar bij Mozart denk je meestal niet aan pasteltinten, maar juist eerder aan felle kleuren en verrassende contrasten, maar daarmee wilde Jurowski duidelijk niet schilderen woensdagavond: het eerste deel verliep in een gemoedelijk tempo, waarbij het tweede thema zelfs nog vertraagd werd, wat ik me alleen nog van oude grammofoonopnamen herinner. Er is best iets voor te zeggen, maar het werkte, door de al vrij langzame context, voor mij niet. Ook de articulatie, frasering en dynamische contrasten hadden wat mij betreft wat pittiger gemogen, hoewel Jurowski de heerlijke fagotsolo’s lekker vol en rond liet klinken.

 

 

Agogiek

Het tweede deel was uitstekend op tempo, lekker vlot in tweeën gedirigeerd, hoewel het door de vele onderverdelingen soms wat onrustig aandeed: meer ademing en langere lijnen hadden niet misstaan, en ook de agogiek (de plaatsing van accenten binnen een bepaalde lijn) had kunnen meehelpen aan een wat wiegender cadans. Jurowski besteedde gelukkig veel aandacht aan de retorica, die zo belangrijk is in dit deel, maar ook de rest van de symfonie: vraag- en antwoordspel waren dik in orde (ook door de gespreide positie van eerste en tweede violen), en het KCO klonk wonderschoon. Jurowski kan prachtige, diepe stilten laten vallen als de muziek die voorschrijft: er wordt dan écht even nagedacht en zijn generale pauzes zijn geladen met spanning.

 

Volslagen gekte

In het derde deel nam Jurowski weer een uitstekend tempo, maar gaf ook hier weinig richting en sturing: veel meer dan takteren deed hij niet, hoewel wél steeds met die veelbetekenende blik. Hij liet het trio langzamer spelen, een oude traditie waar Mozart weinig van moest hebben en die mij ook niet zo bekoorde. Ook in het vierde deel, weer lekker vlot, in hele maten gedirigeerd, was het tweede thema weer een fractie langzamer dan de rest, wat echt onnodig is: de extra ‘rust’ is door Mozart al mee gecomponeerd en hoeft niet nog door een langzamer tempo verdubbeld te worden. De volslagen gekte van dit deel ontbrak helaas, zoals bij de hoge hoorninzetten en bij het geniale ‘tremolo’ op de Gis, vlak voor de reprise (wat zal Mozart daar een lol gehad hebben, want wie bedenkt in een stuk in g-klein een episode in cis?), die even, kort, ontsnapt naar de a om dan weer te moeten terugkeren: Jurowski gaf daar een eigen draai aan de partituur door dat tremolo zacht te laten beginnen en dan aan te laten zwellen. Tja. Het wordt vaker gedaan, maar dat crescendo staat er echt niet en met Mozart heeft het dan weinig meer te maken.

 

 

Bruckner-klank

‘Zo koen en trots ben ik nooit meer geweest, ik componeerde als een verliefde nar’, zei Anton Bruckner, terugkijkend op zijn Eerste Symfonie, en inderdaad: vooral het eerste deel is onconventioneel-grillig en komt bij eerste beluistering nogal fragmentarisch over. Het is misschien niet voor niets geweest dat hij de symfonie uit 1868 ruim 20 jaar later reviseerde: ik ken die revisie niet, maar misschien ware het beter geweest om die op de lessenaar te zetten, omdat de originele versie, die afgelopen woensdag gespeeld werd, erg ‘ongepolijst’ overkomt. Het KCO speelde echter geenszins ongepolijst: met volle inzet en overgave ontstond een heerlijke, wat mij betreft typische Bruckner-klank die het orkest zo eigen is.

 

Brucknerfeest

Door de inzet van de orkestleden werd het een waar Brucknerfeest: strijkers vol en krachtig, en de blazers op hun best. Alleen een bevrijdende climax bleef uit, waarschijnlijk door Bruckners nog onervaren schrijfstijl, al hielp de kleine, haast verbeten slag van Jurowski ook niet mee: hij controleert vrijwel elke maat en geeft weinig vrijheid voor de intuïtie en het gevoel van het orkest, en dat is jammer. Het tweede deel was een Bruckner-adagio ten voeten uit: de geweldig gespeelde, peinzend-dreigende inleiding in de strijkers en hoorn werd net zo dreigend en plastisch gedirigeerd, waarbij opviel dat Jurowski wel erg veel in de partituur tuurde. Bijzondere muziek, richtingloos en zoekend, maar al volop de Bruckner zoals we hem van zijn latere symfonieën kennen, en weer in die weldadige, heerlijke Concertgebouwklank.

 

 

Grootse apotheose

In het daaropvolgende, Dvořák-achtige Scherzo klonk het KCO op z’n best: uitstekende solo’s, volkomen homogeen en alles op één doel gericht. De uiterst onregelmatige zinsbouw verliep vlekkeloos en ook hier werd het Trio langzamer gespeeld, maar nu mocht het van de componist, en het werkte voorbeeldig: prachtige blazerssolo’s en strijkers om te zoenen.

In het laatste deel verdween ook de wat krampachtige slag van de dirigent, hoewel hij beheerst en haast ongenaakbaar bleef leiden. Gelukkig nam het orkest het heft in eigen hand en liet het publiek alle hoeken van de partituur zien: als een wervelende furie stormde het door de muziek heen, liet zich door niets en niemand afremmen of blokkeren en creëerde een grootse apotheose van Bruckners eersteling, die het volop waard is om gehoord te worden.

Peter Schlamilch

 

Let op!

Herhaling van dit concert op zondag 8 december in Het Concertgebouw!

 

Info & tickets:

https://www.concertgebouw.nl/concerten/3301047-vladimir-jurowski-leidt-bruckners-eerste-bij-het-concertgebouworkest

You May Also Like

Kippenvel bij Rudi Stephans opera Die ersten Menschen

Canellakis verbindt heden, verleden en toekomst in Requiem van Brahms

Simone Youngs verzadigde Zesde Bruckner maakt indruk bij Concertgebouworkest

Verzorgd spel en voorbeeldige articulatie van pianiste Angela Hewitt