Walküre in Bayreuth – Overdonderend en meeslepend

Gehoord: 29 juli 2024, Grosses Festspielhaus, Bayreuth

Door Peter Schlamilch *

‘Alsof ze door onzichtbare geesten worden gegeseld, rennen de zonnepaarden van de tijd weg met de lichte strijdwagen van ons lot; en er zit voor ons niets anders op dan moed te vatten en de teugels vast te houden en nu naar rechts, dan weer naar links, van de steen hier, de val daar, de wielen weg te sturen. Waar het heen gaat, wie weet? Herinnert zich toch nauwelijks waar hij vandaan kwam.’

Johann Wolfgang von Goethe

Zo beschrijft Johann Wolfgang von Goethe in zijn Egmont de grilligheid van het lot, die ook voor hooggeplaatste en machtige personen geldt, en in Wagners Walküre bijna hilarische vormen aanneemt: goden, vaak gedreven door hebzucht of pure onmacht, die hun plannen zien mislukken en onmachtig blijken de loop van de geschiedenis ten goede te keren, en uiteindelijk wanhopig naar Het Einde verlangen, het einde van de wereld, van de geschiedenis, van alles…

 

 

 

Huiveringwekkende stilte

Als Wotan die woorden, das Ende, tot tweemaal toe uitspreekt in Wagners Walküre, die ik onlangs in Bayreuth zag, moet een huiveringwekkende stilte door de zaal gaan, zo één waarin een ieder beseft dat niet alleen zijn eigen leven een zandkorrel in de geschiedenis is, maar dat ook de oneindigheid van de schepping niet meer vanzelfsprekend is, zeker in onze tijden… Die huivering trok helaas niet door de zaal, omdat de regie, voortbordurend op de steriele jetset-wereld uit Das Rheingold, een dag eerder, de personages weer veel frivole lichtzinnigheid had meegegeven, waardoor de goddelijke, magische gaven van de hoofdpersonen, hoe wankel ook volgens Goethe, in geen velden of wegen te bekennen waren.

 

 

Wagners filosofie

Ook de timing van dit toch cruciale moment uit Wagners Ring des Nibelungen hielp niet mee: de stilte die Wagner laat vallen tussen beide woorden Ende was niet ellenlang (zoals Wagner volgens een tijdgenoot mondeling verordonneerde), maar lichtzinnig-kort, waardoor het haast ongemerkt passeerde: iemand had iets wezenlijks van Wagners filosofie hier niet begrepen. Maar dat was dan ook meteen een van de weinige smetten op deze prachtige voorstelling van Die Walküre, waarin Wotan ook ditmaal door de zaal donderde, net als de avond ervoor. Thomasz Konieczny, die met zijn enorme stem en dito vibrato op een voor mij heerlijke manier de zaal vulde. Volgens sommigen te wollig en te onverstaanbaar, maar ik vond het een genot, zo’n authentieke Wagnerzanger die, misschien een beetje ouderwets, zijn enorme rol vanaf begin tot eind uit zijn tenen liet klinken, hart en verstand daarbij niet vergetend. Wàt een inzet en passie… ik zat te genieten, in elk geval.

 

 

Volumineus en mooi

Ook de eerste akte was prima: ongeveer hetzelfde decor als in Rheingold, maar dat stoorde, door de wat romantischer belichting, eigenlijk weinig, hoewel ikzelf altijd graag wat dichter bij het originele kunstwerk wil blijven. Siegmund (Michael Spyres) klonk volumineus en mooi, maar soms wat hees en hij had wel iets betrokkener mogen acteren. Sieglinde, uitstekend vertolkt door Vida Miknevičiūtė zong weliswaar zeer overtuigend en mooi-penetrant, maar met behoorlijk veel vibrato. Ze is voor deze rol wellicht iets te lyrisch, gezien ook haar komende optredens als bijvoorbeeld Chrysotemis Elektra, Amelia Grimaldi Simon Boccanegra, Marguerite Faust en zelfs Gräfin Mariza, hoewel dat ook een kwestie van persoonlijke smaak is, en voor velen die combinaties prima werken.

 

 

Vlak en afstandelijk

Hunding (Georg Zeppenfeld) acteerde verre van dreigend en imposant, en ook vocaal vond ik hem wat vlak en afstandelijk, lastig te begrijpen in zo’n rol. Dat het beroemde zwaard Nothung was verworden tot een pistool is overigens misschien iets waarvan moderne regisseurs denken dat de jeugd het beter begrijpt, maar het maakt alles te gewoontjes en alledaags: pistolen zien we al in elke politieserie, maar een magisch zwaard niet elke dag.

 

 

Witte spaanplaatwanden

Fricka (Christa Mayer) klonk streng, speelde de kibbelende scènes met haar man, de oppergod, goed uit en heeft een echte ‘Wagnersound’, hoewel ze vrij ouwelijk klinkt, terwijl ze toch over de eeuwige jeugd beschikt (nog wel). Brünnhilde (Catherine Foster) overtuigde wel, maar ook hier had de regie haar te weinig karakter meegegeven om echt van het toneel te spatten, maar wat wil je ook, als je geen betrokken, maar hedonistische zusters hebt gekregen die je in een beautysalon om hulp moet smeken: ook zangers hebben het nodig de sfeer van hun rol in de decors weerspiegeld te zien om optimaal te kunnen presteren: met witte spaanplaatwanden kunnen ze nu eenmaal niet veel.

 

 

Kolkende golven

Ster van de avond, naast een fenomenale Wotan dus, waren ongetwijfeld dirigente Simone Young en het Festspielorchester, dat werkelijk buitengewoon presteerde: grote dynamische contrasten, waarbij de fortissimi niet te zuinig klonken en grote climaxen, die Wagner zo nodig heeft, niet geschuwd werden. Zoals ik al eerder schreef kiest Young steevast de juiste, natuurlijk aanvoelende tempi, laat heel veel details in het orkest horen en schroomt toch niet de sluizen open te zetten, waardoor de voorstelling wordt meegesleurd op kolkende golven van crescendi en decrescendi: een heerlijke Wagnerdirigente.

 

 

Gruwelijk mooie eindscène

Het monsterlijk-witte decor van een schoonheidssalon in de derde akte deed pijn aan de ogen, en het wende niet: alles stond zover af van Wagners origineel dat we het opgaven om ons nog een Walhalla voor te stellen, en we concentreerden ons dus maar op Wagners heerlijke muziek, die gelukkig goddelijk gespeeld en gezongen werd, zeker toen Brünnhilde en Sieglinde met elkaar, nu op orkaankracht, in gesprek gingen: heerlijk gezongen, veel vibrato en volledig expressief. Aan Wotans slotaria, die op zich al eindeloos is, leek maar geen einde te komen, en gelukkig maar: Konieczny was volledig op dreef en vol woede, verdriet, spijt en heftigheid bereikte hij zijn slotnoten, waarbij Wagner hem, in al zijn waanzin, en passant ook nog even de hoge f laat zingen, die meesterlijk klonk, begeleid door een exploderend orkest: een gruwelijk mooie eindscène met een eenzame Wotan, de oppergod die het ook allemaal niet meer weet. De tranen prikten in de oogkassen.

Peter Schlamilch

* Van huis uit zanger en dirigent, ontwikkelde recensent Peter Schlamilch een grote liefde voor de opera. Tijdens zijn muzikale opleiding assisteerde hij vijf jaar de Italiaanse dirigent Claudio Abbado (1933-2014), waarbij hij o.a. nauw betrokken was bij de uitvoering van de opera Elektra van Richard Strauss in Salzburg. Voor De Nieuwe Muze bezocht Schlamilch deze zomer een aantal belangrijke operafestivals in Europa en schreef daar recensies over. Dit is het zevende verslag uit Bayreuth (Walküre).

Info: https://www.bayreuther-festspiele.de/en/programme/programme/die-walkuere/

You May Also Like

Muze van Zuid doorbreekt verwachtingspatronen

Pianiste Fedorova spetterend in Ravel en Brussels Phiharmonic o.l.v. Volkov dansant in Tsjaikovski

Torre del Lago Puccini: Turandot met prachtig verstild einde

Carmen in Verona: een lust voor het oog