Rheingold in Bayreuth: muzikaal festijn
Gehoord: 28 juli 2024, Grosses Festspielhaus, Bayreuth
Door Peter Schlamilch
Vijfde aflevering operatour door Europa: Das Rheingold in Bayreuth*
‘Wagners goden zijn personificaties van karaktertrekken van de menselijke psyche, en symbolen van onze spirituele behoeften. In onze reactie op hen geven we, volgens Wagners ideeën, antwoord op wat diep in onszelf ligt.’ (Roger Scruton, 2016)
Heilige Groene Heuvel
Wie Wagner-fan is, zoals ik, en voor de eerste keer de heilige Groene Heuvel oploopt richting het Bayreuther Festspielhaus, voelt Wagners geschiedenis overal om zich heen (ik had die dag ook het graf bezocht, waarop overigens niets te lezen is: ‘De mensen zullen echt wel weten dat ik hier lig,’ schijnt de Grote Meester in al zijn bescheidenheid te hebben gezegd). Ook voelt de bezoeker de druk van Wagners geschiedenis op zich neerdalen: de bouw van het theater, dat door Wagner tegen het eind van zijn veelgeplaagde leven zelf werd ontworpen, mislukte een aantal malen, maar na een valse start in 1876 lukte het dan toch: met Parsifal werd het Festspielhaus officieel geopend.
Vanuit het niets
Het orkest en de dirigent zijn volledig onzichtbaar, om zo min mogelijk af te leiden van het Gesamtkunstwerk dat het genie uit Leipzig probeerde te creëren: muziek, tekst, regie, decor, belichting en kostuums: alles moest samenvallen, en vooral niet gestoord worden door een zichtbaar orkest, wat begrijpelijk is, maar jammer: voor mij maken ook de bewegingen van dirigent en musici deel uit van de intenties van Het Kunstwerk, maar de grote meester zal ongetwijfeld gelijk gehad hebben, toen hij in 1865 al dagdroomde: ‘Oh, mijn onzichtbaar, dieper gelegen, verheerlijkt orkest in het theater van de toekomst…’ Het doel was om niets tussen het publiek en het toneel in te hebben, en was eerder visueel dan acoustisch van aard. En inderdaad, je voelt je als in een bioscoop: in totale duisternis vangt de voorstelling aan, ook niet voorafgegaan door een opkomende dirigent en bijbehorend applaus, wat een schitterend effect geeft. De muziek ontstaat vanuit het niets, ze begint gewoon op het afgesproken tijdstip, en wie binnen zit, zit binnen, wie te laat is, mag het de volgende akte, vele uren later, nogmaals proberen. Geen prachtige versieringen en geen eindeloze loges waarin men even kan wegdromen: alles is functioneel en dient het drama.
Grieks amfitheater
Het doel was de perfectie illusie, een publiek dat niet komt om gezien te worden, maar alleen vanwege het kunstwerk zelf (of dat helemaal gelukt is, valt, zeker in de vele en lange pauzen, zeer te betwijfelen). Geen rangen en standen: iedereen heeft dezelfde, keiharde stoel, als in een Grieks amfitheater.
Reflectieklank
De orkestbak verdween in de diepte, en wie er in kan kijken (vrijwel onmogelijk vanuit de zaal), krijgt bijna hoogtevrees. Hij werd nog tijdens de bouw twee keer vergroot om het gigantische orkest erin te laten passen, en Wagner noemde hem ‘de mystieke afgrond, omdat hij de realiteit van het ideaal scheidde’. Ook letterlijk, want alsof dit alles nog niet voldoende was, bracht hij ook nog een afscherming achter de dirigent aan, om elk licht uit de bak te weren. BR-Klassik, de mooie Duitse site over klassieke muziek, waaraan ook enkele feiten in dit artikel zijn ontleend, stelt dat Wagner daardoor ‘bij toeval’ de prachtige acoustiek in het Festspielhaus heeft gecreëerd, hoewel hij tijdens de repetities van de eerste voorstellingen van Parsifal nog een tweede scherm liet aanbrengen om de strijkers niet te veel te laten overstemmen door de blazers, en waardoor de karakteristieke acoustiek ontstond: geen directe klank, maar een ‘reflectieklank’.
Oerkracht van Wagner
Voordeel is dat de zangers veel makkelijker boven het orkest uit kunnen komen (ze zouden wel tot 10 dB sterker dan het orkest zijn), en dat hun zang als ‘totaalpakket’, samen met de gereflecteerde orkestklank, die nu perfect in balans is, de zaal in wordt geprojecteerd. Dit klinkt misschien allemaal erg ingewikkeld, en je moet het natuurlijk horen om te begrijpen wat er allemaal gebeurt. Dat de klank perfect in balans is, dat is een absoluut feit, en dat de zangers goed hoorbaar zijn ook, vooropgesteld dat ze niet al te kleine stemmen hebben. Een groot nadeel echter wordt in het hierboven genoemde artikel echter niet vermeld: het hele ‘totaalpakket’ is, en dat kan ook bijna niet meer anders, wel een stuk ‘zachter’ dan het in normale theaters klinkt, waar soms horen en zien je vergaat. Wie van dat laatste houdt, en daar reken ik mezelf toe, moet sterk wennen aan de wat verder weg lijkende klank en mist bij vlagen de oerkracht die Wagner mede zo groot maakt: de noten die, als het ware, direct de huid beroeren en doordringen.Bovendien hangt het effect ook sterk van de dirigent af: tijdens het Rheingold onder Simone Young, onderwerp van deze recensie, explodeerde het orkest toch nog geregeld, terwijl de dagen ervoor, in bijvoorbeeld Tristan en Tannhäuser, het orkest echt te zacht was, af en toe.
Spectaculair en volumineus
Young moet haar orkest echter groots hebben aangevuurd (we kunnen het dus niet zien), want niet alleen klonk het spectaculair en volumineus, maar evenzo vaak ook transparant en helder: heel bijzonder. Het orkest is overigens van hoge kwaliteit: vele prachtige solo’s, strijkersgroepen die excellent samenspel vertoonden en een kopersectie om je vingers bij af te likken. En dat allemaal in een vrijwel gesloten orkestbak, waar het een pandemie van geluiden moet zijn, die slechts kunnen ontsnappen door de nauwe spleet tussen publiek en toneel, en waarbij de orkestleden de zangers nauwelijks kunnen horen, nog afgezien van de vele vertragingen in klanksnelheid.
Ingenieus en modernistisch
Alberich werd heel sterk gezongen door Olafur Sigurdarson, zijn mooie stem goed hoorbaar en gemeen-penetrant, hoewel in zijn spel misschien wat gehinderd door alweer een moderne regie, wat natuurlijk best mag, maar de Rijn vervangen door een modern zwembad voegt voor mij niet zo veel toe. Sowieso was de regie van Valentin Schwartz weliswaar ingenieus en modernistisch, maar veel van Wagners romantische beelden kregen we niet meer mee: alles speelde zich af in wat jetset-appartementen, de slechteriken (de beide reuzen Fasolt en Pfafner) komen op in een auto (die vreemd genoeg nooit beweegt), alles gehuld in – op zich – mooie, kleurrijke kleding, die echter geen relatie leek te hebben met het verhaal… ach, we hebben het allemaal al zo vaak gezien: ooit was het misschien best wel vernieuwend, tegenwoordig vooral afleidend.
Indrukwekkende, gebiedende stem
De Rijndochters waren alle drie fraai en overtuigend, Fricka (Christa Mayer) was een uitstekende, temperamentvolle ruziezoekster, hoewel iets meer expressie in de mimiek best hadden gemogen, en Wotan had, eenmaal uit zijn bed geschreeuwd door zijn vrouw, een stem als een kanon: Tomasz Konieczny donderde en galmde dat het een lieve lust was, precies zoals Wagner hem zich had voorgesteld, waarschijnlijk. Met een enorm indrukwekkende, gebiedende stem vult hij de gigantische zaal, uitstekend-driftig, maar vaak ook edel, begeleid door het onzichtbare orkest, dat een echte ‘Wagnerklank’ afgaf: vol en breed, maar ook rijk aan zeer goed afgewerkte details. Simone Young heeft hier hoorbaar hard aan gewerkt, en met geweldig resultaat, en ook haar tempi bevallen eigenlijk altijd goed.
Intrigerend en konkelend
Freia (Christina Nilsson) klonk heerlijk, angstig en wanhopig, messcherp ging haar verdriet door merg en been. Je moet misschien van haar stemgeluid houden, maar ik deed dat volop: veel expressie en radeloosheid: heerlijk! Loge (John Daszak) speelde en zong geweldig: uiterst verstaanbaar, indringend en altijd intrigerend en konkelend: een genot om naar te kijken en te luisteren.
In de volgende scène zien we wat kinderen tekenen, er is een ontvoerd jongetje dat (waarschijnlijk) het Rijngoud moet voorstellen en nog allerlei andere regievondsten waar eigenlijk niemand in was geïnteresseerd: Wagner had het allemaal al zó goed opgeschreven… nieuwe ideeën moeten minimaal een verbetering opleveren, en dat deden ze voor mij in elk geval meestal niet. Wel mooi dat veel details in de regie hun oorsprong vonden in de muziek.
Vaart en richting
Veel werd goedgemaakt door een zinderend zingende en spelende Mime (Ya-Chung Huang) en een weer geweldig zingende Alberich, ditmaal vol-expressief en imponerend, weer vlot en dynamisch begeleid door Simone Young, die eigenlijk de hele voorstelling veel vaart en richting gaf. Ze begrijpt de acoustische beperkingen van de orkestbak als geen ander, en vult steeds met grootse gebaren (die we, nogmaals, niet zien maar wel horen) het hele theater.
Goede personenregie
Erda (Okka von der Damerau) gaf donker en met veel autoriteit haar wijze raad aan Wotan, in uitstekend spel begeleid door het eerder genoemde jongetje. Dat de grote, imposante godenburcht, het Walhalla, een kleine, draagbare piramide bleek te zijn verbaasde niet in deze regie, hoewel het toch teleurstelde. De goede personenregie verzachtte veel, en de Rijndochters zongen, net als in het begin, weer sterk en overtuigend, terwijl Wotan op de achtergrond wat John Travolta-achtige dansjes uitvoerde. Het zal allemaal ongetwijfeld een diepe betekenis hebben gehad, maar meer dan kinderlijke opluchting zagen we er niet in, maar misschien was dat ook wel genoeg. Wagner zei het immers al: ‘De angst voor Het Einde is de bron van alle liefdeloosheid, en die angst ontstaat daar, waar zelfs de liefde verbleekt’. Liefdeloos was deze voorstelling echter niet, integendeel: muzikaal uitermate geslaagd, en met veel overgave gezongen en gedirigeerd.
Peter Schlamilch
Info:
https://www.bayreuther-festspiele.de/programm/auffuehrungen/das-rheingold/
*Van huis uit zanger en dirigent, ontwikkelde recensent Peter Schlamilch een grote liefde voor de opera. Tijdens zijn muzikale opleiding assisteerde hij vijf jaar de Italiaanse dirigent Claudio Abbado (1933-2014), waarbij hij o.a. nauw betrokken was bij de uitvoering van de opera Elektra van Richard Strauss in Salzburg. Voor De Nieuwe Muze bezocht Schlamilch deze zomer een aantal belangrijke operafestivals in Europa en schreef daar recensies over. Dit is het vijfde verslag uit Bayreuth (Rheingold).