Ongedurige pianiste Khatia Buniathishvili heeft haar temperament niet onder controle

Gehoord: Grote Pianisten, Concertgebouw Amsterdam, 25 mei 2025

Door Willem Boone

 

Parallel universum

Je moet de Georgische pianiste Khatia Buniatishvili nageven dat ze allesbehalve saai is, ze doet vrijwel niets zoals haar collega’s. In een recent interview met Loni Verweij in NRC Handelsblad toonde ze zich ervan bewust dat ze met haar opvattingen de meningen verdeelt, zonder dat ze zich daar veel aan gelegen laat liggen (‘Er zijn altijd wel mensen die het niet ok vinden wat je doet, ik heb geleerd me daar niet veel van aan te trekken.’). Een gang langs diverse aan haar gewijde Facebook-pagina’s levert vooral zich steeds herhalende, enthousiaste commentaren op, naast een grote hoeveelheid foto’s. Daarop poseert ze vaak op amechtige, zwoele manier in meer dan suggestieve outfits die vooral een inkijkje in haar décolleté bieden. Het leverde haar de bijnaam ‘De Betty Boop van de piano’ op, naast de vraag of ze nu pianiste dan wel pin-up is.

 

 

 

In haar huidige thuisland Frankrijk maakt ze deel uit van de jetset door vaak in talkshows aan te schuiven of in de vreemdste fotosessies te poseren, zoals zittend aan een vleugel op een luchthaven, omgeven door allerlei vliegtuigen. Het zorgt ervoor dat haar leven en carrière zich in een soort parallel universum afspelen en datzelfde geldt voor haar vertolkingen. Er zijn ook tegengeluiden: haar landgenote, pianiste en eminent pedagoge Elisso Virsaladze noemde haar spel ‘verschrikkelijk’ en ook Jan Wijn, toen ik hem een paar jaar voor zijn dood interviewde, spuwde bijna vuur bij het noemen van haar naam (uit piëteit voor deze overledene zal ik hem niet citeren!). Toen Buniatishvili in december 2024 met het Orchestre de Paris het Tweede pianoconcert van Rachmaninoff speelde, waren de kritieken van Marie-Aude Roux in Le Monde en Alain Lompech op het online forum Backtrack unaniem vernietigend. Laatstgenoemde schreef over haar: ‘Khatia Buniatishvili op zoek naar haar verloren vingers’ (Een verwijzing in het Frans naar Proust met diens ‘A la recherche du temps perdu’).

 

 

Extremiteiten

De Georgische was ooit een grote belofte met haar derde prijs bij het Arthur Rubinstein Concours in 2008 en nog steeds heeft ze een groot potentieel. Je had haar gegund dat ze met een wijze oude meester als Pressler, Bashkirov of Ciccolini had kunnen werken in de hoop dat die haar talent en temperament in goede banen hadden kunnen leiden. Nu is het echter te laat: deze meesters zijn overleden en de pianiste heeft inmiddels haar eigen stijl ontwikkeld, waarbij ze zich niet meer laat leiden door adviezen van collega-musici. Het heeft geleid tot interpretaties die aan elkaar hangen van extremiteiten, maar daarmee houdt ze een systeem in stand: een systeem waarbij ze succes heeft, zowel in concertzalen als op cd, en waarbij ze, al dan niet geholpen door haar looks, net als Lang Lang is verworden tot een superster die overal uitgenodigd wordt.

 

 

Het samenstellen van een recitalprogramma is een kunst op zich, waaraan je een fascinerende studie zou kunnen wijden. Arthur Rubinstein vergeleek het ooit met een maaltijd, die bestaat uit gangen: een hors-d’oeuvre, een hoofdgerecht en een sorbet. Het recitalprogramma dat Buniatishvili gisteravond uitvoerde, was een ratjetoe, zonder enige opbouw of gevoel voor stijl, waarbij langzame, ingetogen stukken afgewisseld werden met virtuoos repertoire. Zij speelde al deze stukken zonder pauze en na een uur was het officiële deel alweer afgelopen. Overigens kondigde ze enige tijd geleden aan dat ze zich van het podium terug zou trekken om zich te wijden aan de opvoeding van haar pasgeboren dochter, maar kennelijk is ze op dat besluit teruggekomen.

 

 

Tweedeling

Het zorgde voor een tweedeling: enerzijds langzame composities, waarbij ik het ontluisterend vond dat ze er vrijwel steeds in slaagde om als het ware over de muziek heen te spelen en daaraan een gevoel van oppervlakkigheid te verlenen. Haar toon was daarbij zelden geaard of legato en door de ongedurigheid die haar eigen is, bouwde zij ook in bijvoorbeeld de Prelude opus 28 nr 4 van Chopin of de Consolation nr 3 van Liszt het momentum te vroeg op. Nog erger was dit in de Impromptu opus 90 nr 3 van Schubert, waarbij zij in hele frases amper te horen was. Het deed ronduit slijmerig en onoprecht aan, hetzelfde gold voor de (ingekorte?) bewerking van Air uit de Orkestsuite nr 3 van Bach.

Anderzijds waren er de snelle, virtuoze composities. Deze pianiste heeft een temperament dat zo overstelpend is dat ze een collega als Martha Argerich doet verbleken tot een verlegen muurbloempje. Zodra er in de partituur ‘presto’ of ‘prestissimo’ staat, gaan alle stilistische en dynamische voorschriften het raam uit en maakt zich een bijna angstaanjagende bezetenheid van haar meester. Dat bleek al direct uit het Scherzo nr 3 van Chopin, waarbij diens aanduiding ‘presto con fuoco’ veranderde in ‘prestissimo volando’.  Hele passages in octaven in de linkerhand en de ‘watergolfjes’ in de rechterhand waren amper hoorbaar door de afwezigheid van iedere toonprojectie. Bij deze pianiste doet zich het merkwaardige fenomeen voor dat zij minder goed hoorbaar is, naarmate ze luider speelt. In alle agitatie ging er zo’n 70% van de klanken verloren, die ook nog vaak gesmoord werden in het rechterpedaal. Ook Chopin’s Polonaise héroique speelde zij in een ridicuul snel tempo, zodat het ontaardde in een karikatuur van het origineel. De beruchte octaven in de linkerhand vielen nauwelijks meer op en doordat ieder gevoel voor heroïek ontbrak, had je aan het eind het gevoel: ‘Waar heb ik nou eigenlijk naar zitten luisteren?’, maar eigenlijk gold dat voor mij voor het hele programma…

 

 

Klankenbrij

Bach’s Prelude en fuga in a BWV 842 in de bewerking van Liszt verging het niet veel beter. De fuga miste helderheid en halverwege haalde Buniatishvili ineens enorm uit met haar linkerhand, die net als bij Chopin’s Polonaise opus 53ontaardde in een brij van klanken. Het recital sloot af met de Tweede Hongaarse Rapsodie van Liszt in de bewerking van Horowitz. De pianiste verschoot al direct aan het begin haar kruit door niet de tijd te nemen om te fraseren, maar door over de muziek heen te spelen. Daarbij gingen ook grapjes in de schrijfwijze van Liszt verloren. Het eind ontaardde in een soort oververhitting die smakeloos overkwam, maar het als te verwachten bij het publiek goed deed en zorgde voor een ovatie.

Er volgden drie toegiften, waarvan de eerst het bekende Adagio uit het Concert in d klein BWV 974 van Bach was. Ook hier gold wat mij betreft dat deze pianiste nauwelijks in staat is om met eenvoud te spelen en de muziek voor zichzelf te laten spreken. De tweede toegift was uiterst merkwaardig, de coda uit de Zesde Hongaarse Rapsodie(waarom niet de hele rapsodie gespeeld?), die geheel in octaven geschreven is en waar je als pianist een zaal mee op zijn kop kan zetten. Dat gebeurde nu ook, maar vooral doordat het een en al effectbejag was door de genoemde snelheid en het gebrek aan helderheid. Ten slotte speelde zij Clair de lune van Debussy en ook hier stoorde me haar versnelling aan het eind die er ondanks haar fraaie pianissimo’s voor zorgde dat de magie niet overkwam.

 

 

Ik houd aan dit recital een gevoel van frustratie over: een pianiste die muzikaal op een onbevredigend niveau speelde en mij er niet van heeft kunnen overtuigen dat ze een ‘groot pianiste’ is, maar die intussen overal binnengehaald wordt als een superster. Het doet denken aan wat Nelson Freire over haar zei. Hij liet zich niet vaak over collega’s uit, maar als hij iets zei, was het bijna altijd de spijker op zijn kop: ‘Ze doet denken aan een leeuw in de arena. Hij wil daar niet zijn, maar kan niet ontsnappen. Uiteindelijk doet hij wat men van hem wil.’

Willem Boone

 

Info:

www.concertgebouw.nl

You May Also Like

De Mozart van Nikola Meeuwsen sprankelt

Michael Kelly’s Nozze di Figaro in kamermuziekformaat

Ana Carmen Balestra: onthoud die stem!

Orchestra Sinfonica di Milano – Tjeknavorian analytisch en meeslepend