Scala van Milaan – Rigoletto fraai, maar te ondramatisch gezongen

 Giuseppe Verdi Rigoletto. Koor en orkest van het Teatro alla Scala o.l.v. Marco Armiliato. Met Galeano Salas (Duca), Amartuvshin Enkhbat (Rigoletto), Regula Mühlemann (Gilda), Gianluca Buratto (Sparafucile). Regie: Mario Martone. Gehoord: 7 oktober 2025, Teatro alla Scala, Milaan. 

 

Door Peter Schlamilch

Giuseppe Verdi’s relatie met het Teatro alla Scala in Milaan was complex, en werd gekenmerkt door zowel artistieke triomfen als persoonlijke en professionele spanningen. Verdi’s carrière kreeg een vliegende start met de première van zijn opera Oberto, Conte di San Bonifacio (1839) in de Scala, die redelijk succesvol was. Dit markeerde het begin van zijn band met het theater, waar zijn derde opera, Nabucco (1842), een nog groter succes werd en Verdi’s reputatie als een rijzende ster bevestigde.

 

 

Onprettig behandeld

Er waren ook meningsverschillen: Verdi was een perfectionist en had sterke opvattingen over hoe zijn opera’s uitgevoerd moesten worden. Hij botste regelmatig met de Scala over de keuze van zangers, orkestkwaliteit en ensceneringen en vond dat het theater soms onzorgvuldig omging met de uitvoering van zijn werken, wat leidde tot frustraties. Ook had Verdi het gevoel dat hij niet altijd eerlijk behandeld werd in onderhandelingen over vergoedingen en contracten – Verdi was ook een zakenman en wilde controle over de opvoering van zijn werken, wat soms leidde tot spanningen met theaterdirecties. Daarnaast stond de Scala onder invloed van de Oostenrijkse autoriteiten (Milaan maakte destijds deel uit van het Oostenrijkse rijk), wat leidde tot strenge censuur. Verdi, die vaak politieke en controversiële thema’s in zijn opera’s verwerkte, vond dit beperkend. Na de première van zijn opera I Lombardi alla prima crociata (1843) in de Scala, die gemengde reacties kreeg, volgde een periode waarin hij La Scala enige tijd meed en zijn opera’s elders liet opvoeren, zoals in Florence en ook Venetië, waar in 1851 Rigoletto in première ging.

 

 

 

Patriottische en humanistische thema’s

Na een periode van verwijdering in de jaren 1840 en vroege jaren ‘50, verbeterde Verdi’s relatie met de Scalageleidelijk, en in de latere jaren van zijn carrière, vooral met opera’s als Otello (1887) en Falstaff (1893), keerde hij er triomfantelijk naar terug. Rigoletto bleef in deze periode een vast onderdeel van het repertoire van de Scala, vaak opgevoerd met de beste artiesten van de tijd.

Verdi’s latere betrokkenheid bij La Scala ging verder dan componeren. Hij was bijvoorbeeld betrokken bij de oprichting van de Casa di Riposo per Musicisti (een rusthuis voor musici) in Milaan, wat zijn verbondenheid met de stad en haar culturele instellingen toonde. De Scala is meer dan een theater – het is een symbool van Italiaanse cultuur en een ontmoetingsplaats voor de culturele elite. Verdi’s opera’s, waaronder Rigoletto, speelden in op de sociale en politieke spanningen van het Risorgimento, de beweging voor Italiaanse eenwording. Zijn werken resoneerden met het publiek in de Scala, dat vaak gevoelig was voor de patriottische en humanistische thema’s in zijn muziek.

 

 

Puntgaaf en wonderschoon

De opvoering van Rigoletto die ik daar meemaakte was in veel opzichten prima, vaak zelfs mooi, maar ontroerend werd ze vreemd genoeg niet. Of vreemd – het moderne decor, bestaande uit ofwel een Amerikaanse jet set-villa ofwel een achterbuurt met veel staal en witte keukentegeltjes, bood net te weinig houvast om de handeling, die eigenlijk alleen tegen de achtergrond van het Mantua uit de 16e eeuw goed te begrijpen is, te volgen. Rigoletto heeft geen bochel meer, en ziet er net even te patent uit om te verklaren waarom hij de nar zou zijn, terwijl zijn dochter, gekleed in spijkerbroek en T-shirtje, nou ook weer niet zó aantrekkelijk is dat iedereen voor haar zou vallen. Daar komt bij dat de Mongoolse bariton Amartuvshin Enkhbat (Rigoletto) weliswaar geweldig zingt (net als vorig jaar in Verona), maar van acteren te weinig kaas heeft gegeten. Galeano Salas geeft de Hertog uitstekend vorm en zijn stem zingt alle beroemde aria’s, zoals Questa o quella, moeiteloos, puntgaaf en wonderschoon, net zoals hij twee maanden eerder Alfredo in Verona’s La traviata zong.

 

 

Ondramatisch

De Italiaanse bas Gianluca Buratto (Sparafucile) zingt zijn lage noten uiterst doordringend en dreigend, maar ook de rest van zijn register is indrukwekkend. En Gilda? Tja, de Zwitserse Regula Mühlemann zingt bij vlagen beeldschoon, maar of deze rol nu ideaal is voor een sopraan met een sterke achtergrond in het Mozart-repertoire, weet ik zo net nog niet – het klinkt soms wat Duits en een tikje kelig, en haar techniek voor Italiaanse coloraturen laat haar soms in de steek, zoals in de grote aria van Gilda. Niet dat het ook maar enigszins onaangenaam is om naar haar te luisteren, integendeel, maar soms voel je dat er iets niet helemaal past. Het kan ook komen doordat dirigent Marco Armiliato, die ik vier dagen erna in een vurige Tosca zou horen, hier allerminst vurig was: hij dirigeerde erg ondramatisch, bijkans traag en weinig contrastrijk, terwijl deze opera het juist daarvan moet hebben.

 

 

Marxistische revolutie

Ook de regie is wat onduidelijk: waarom zou Gilda haar ontvoerders niet zien aankomen? Het toneel wordt immers fel verlicht, op zich heel vreemd in deze avondlijke scène, net zo vreemd als dat Rigoletto zijn eigen huis niet herkent, even fel verlicht, zoals eigenlijk de gehele avond dat het geval is. Regisseurs denken al snel dat het publiek dat allemaal wel door de vingers ziet, maar iets van logica en coherentie hebben we echt wel nodig. En zo is er meer: het gezochte einde, waarin de regisseur ‘het volk’ bloedig laat afrekenen met de ‘hoge heren’, komt erg uit de lucht vallen en is bovendien in strijd met de strekking van de opera, waarin de ‘kleine man’ uiteindelijk altijd het onderspit delft. Ik snap dat er regisseurs zijn die de marxistische revolutie met smart afwachten, maar die kunnen beter hun eigen opera schrijven dan andermans werk voorzien van ideeën die er niet in passen: dan wordt het vlees noch vis.

 

 

Schitterend gezongen

Het mannenkoor zingt prima en professioneel, maar negeert wel érg gemakkelijk veel van Verdi’s staccatopuntjes, accenten en rusten, zoals in het koor Zitti, zitti, maar ook in een aria als Possente amor (Hertog) noteerde Verdi veel meer diacritische tekens dan we hoorden. Ook in het orkest heerste geen echte ‘vroege’ Verdi-stijl, wat ik vooral wijt aan de dirigent, die, zoals ik al opmerkte, veel meer gevoel lijkt te hebben voor Puccini dan voor dit repertoire.

 

 

De storm met echte regen op het toneel was een prachtige vondst, en de slotscène werd eindelijk emotioneel, maar hoe kan het ook anders bij het aangezicht van een vader met zijn dode kind, op de geweldige klanken van Verdi? Toch wordt ook hier soms te routineus geacteerd, en het regisseursteam krijgt uiteindelijk veel boe-geroep te verduren. Toch was deze avond er ook een om te onthouden, want er werd grotendeels schitterend gezongen, en wie af en toe de regie wilde verdringen en in de enorme zaal van de Scala even omhoogkeek, kon niet anders dan zich even diep gelukkig voelen – hier liep ooit de grote Verdi, ook niet altijd even content, maar wel in het schitterende hart van de Italiaanse en mondiale operawereld.

Peter Schlamilch

 

You May Also Like

De Mozart van Nikola Meeuwsen sprankelt

Michael Kelly’s Nozze di Figaro in kamermuziekformaat

Ana Carmen Balestra: onthoud die stem!

Orchestra Sinfonica di Milano – Tjeknavorian analytisch en meeslepend