Verdi-festival Parma: Otello maakt indruk

Giuseppe Verdi Otello.Filharmonica Arturo Toscanini o.l.v. Roberto Abbado. Coro del Teatro Regio di Parma. Met Yusif Eyvazov (Otello), Ariunbaatar Ganbaatar (Jago), Davide Tuscano (Cassio), Mariangela Sicilia (Desdemona), Natalia Gavrilan (Emilia) e.a. Regie: Federico Tiezzi. Gehoord: 5 oktober 2025, Teatro Regio, Parma

Door Peter Schlamilch

 

Giuseppe Verdi sprak met veel trots en zorg over zijn opera Otello, die hij als een van zijn meesterwerken beschouwde. Hij zag Otello als een stap voorwaarts in zijn compositorische stijl, waarbij hij traditionele operavormen losliet voor een meer doorlopende, dramatische structuur. Hij schreef aan een vriend: ‘Otello is geen opera in de gebruikelijke zin; het is een drama dat volledig in dienst staat van de tekst en het verhaal.’ Verdi’s bewondering voor Shakespeare was grenzeloos: hij noemde hem ‘de grote meester van het menselijk hart’. Verdi vond Otello een van Shakespeares meest intense tragedies en wilde met zijn opera recht doen aan de psychologische diepgang van personages zoals Otello en Jago, en zei ooit: ‘Het is een werk dat je dwingt om de ziel van de mens te doorgronden.’

 

 

 

Destructieve kracht van bedrog

Hoewel aanvankelijk wat terughoudend om Otello te componeren – hij was al in de zestig – zei hij na voltooiing: ‘Ik heb alles gegeven wat ik had. Als Otello geen succes is, zal het niet aan mijn inspanning liggen.’ Na de première in 1887 in de Milanese Scala was Verdi overweldigd door het succes. Hij schreef in een brief: ‘Het publiek begreep wat ik probeerde te doen. Ze voelden de storm van Otello’s ziel.’ Verdi zag Otello als een hoogtepunt in zijn carrière, een werk waarin hij zijn artistieke visie volledig kon verwezenlijken. Hij benadrukte vaak dat de opera niet alleen over liefde en jaloezie ging, maar ook over de menselijke natuur en de destructieve kracht van bedrog. En juist die kant benadrukt de regie van Federico Tiezzi, voornamelijk door het toneel te ontdoen van allerlei historische taferelen, maar te voorzien van sobere, strakke beelden, zoals de opgezette roofdieren in de achtergrond, die duidelijk maken dat het ook in deze opera weer homo homini lupos is. Helaas voegde het toneelbeeld ook niet veel sfeer toe, maar je bent als operarecensent tegenwoordig al blij als de beelden niet afleiden van het verhaal, of daar zelfs haaks op staan, en dat was hier gelukkig niet het geval.

 

 

 

Donderend en teder

Roberto Abbado, de neef van de beroemde Claudio Abbado, zet een spectaculaire openingsscène neer met vlotte tempi en een groot en goed zingend koor (aan de snelle vierkwartsmaten die hij tussendoor sloeg moest ik even wennen, maar die hadden vast een reden). De Filharmonica Arturo Toscanini (de grote dirigent werd in 1867 in Parma geboren, vandaar) speelde zeer adequaat en genuanceerd, met veel aandacht voor de evenzovele kleuren en stemmingen die Verdi al direct in de openingsminuten aanbrengt. Otello’s (Yusif Eyvazov ) eerste inzet, Esultate!,klinkt vol en krachtig, en dat zal de rest van de avond niet meer veranderen: een geweldige stem die de rol met gemak aankan, die veel ontzag verspreidt, maar op de tedere momenten soms wat vrijer en vooral gevoeliger had mogen zijn, en op de dramatische nèt wat heftiger. Maar Eyvazov levert een topprestatie in deze extreem zware rol, die uniek is door de combinatie van vocale kracht, emotionele diepgang en een vrijwel constante aanwezigheid op het toneel – ook Verdi zelf erkende de uitdaging en schreef de rol met het idee dat alleen een uitzonderlijke tenor deze kon vertolken, en zei ooit dat Otello ‘een stem nodig heeft die zowel donderend als teder kan zijn, een stem die het hart van het publiek kan breken.’

 

 

 

Koor in topvorm

Dat laatste gebeurde bij mij niet helemaal, maar het scheelde niet veel, zeker niet toen de Zuid-Italiaanse sopraan Mariangela Sicilia (Desdemona) zich bij hem voegde: prachtig van klank en expressie, aanvankelijk wat fragiel en kwetsbaar, geheel passend bij haar zuivere en toegewijde karakter – haar liefde voor Otello is oprecht, en ze blijft hem trouw, zelfs wanneer hij haar beschuldigt van ontrouw. Haar naam is afgeleid van het Griekse dysdaimonia (ongeluk), en door haar vibrato-gebruik kondigt Sicilia haar tragische einde misschien al aan, wie zal het zeggen?

 

 

Ariunbaatar Ganbaatar (Jago) en Davide Tuscano (Cassio) zijn vrijwel perfect voor hun rollen: de eerste is vals, gemeen en puur slecht, en zo zingt en speelt hij ook, zeker in het Drinklied, waarin ook het koor in topvorm is. Cassio is het volledige contrast en zingt zijn tenorpartij helder, zuiver, fel maar ook naïef, precies zoals zijn personage door Verdi geschilderd is.

 

 

Liefdesverdriet

Het decor is, als gezegd, sober en doeltreffend, en de enorme vallende gordijnen zijn een prachtige vondst. De gitaren en mandolines in het ‘Huldekoor’ in de tweede akte klinken prachtig, net als het koor en het kinderkoor. Het toneelbeeld is nog steeds heel sober, maar door het kleurgebruik een mooi contrast met de donkere rest, die na de pauze wat tegenvalt: vooral de kleine ‘doos’ waarin Desdemona haar onterechte einde vindt, komt wat uit de lucht vallen en hoewel we de symbolische claustrofobische isolatie begrijpen, wordt het toneel eigenlijk te klein en te Ikea-achtig voor de explosie van emoties die het drama daar kent. Haar Salce-aria, het treurige lied van de vrouw die sterft van liefdesverdriet, was prachtig, net als het daaropvolgende Ave Maria, het laatste gebed in haar leven, hoewel Sicilia misschien nèt iets teveel vibrato gebruikte om helemáál jong, onschuldig en puur te zijn.

 

 

Stervende ongeluksheld

De moordscène zelf verloopt opvallend ondramatisch en de regie laat ons hier in de steek, omdat er eigenlijk weinig gebeurt. Ook de belichting, die zich de hele avond al perfect naar de handeling heeft gevoegd en haar constant heeft ondersteund, laat het hier afweten: van avondlicht is geen sprake met al die felle witkleuren, en het binnensluipen van Otello is ook verre van heimelijk. De ontknoping tussen Jago en Otello verloopt nèt te terloops om de avond echt helemaal bevredigend af te ronden, en dat ligt dan aan de regie, die te weinig actie biedt om helemaal te kunnen meeleven met de gestorven Desdemona en de stervende ongeluksheld. Aan Roberto Abbado en het orkest lag het zeker niet: die zetten een prachtige, emotionele puntgave Otello neer waar het publiek terecht ovationeel en langdurig voor applaudisseerde.

Peter Schlamilch

 

You May Also Like

De Mozart van Nikola Meeuwsen sprankelt

Michael Kelly’s Nozze di Figaro in kamermuziekformaat

Ana Carmen Balestra: onthoud die stem!

Orchestra Sinfonica di Milano – Tjeknavorian analytisch en meeslepend