Behzod Abduraimov is de gedroomde solist voor ‘Rach 3’
Gehoord: Belgian Nationa Orchestra o.l.v. Anony Hermus m.m.v. Behzod Abduraimov, Serie VreindeLOterij Zomerconcerten, Concertgebouw, Grote Zaal, 24 juli 2024
Door Willem Boone
Rachmaninoff
‘Rachmaninoffs muziek bestaat niet meer voor me, hoewel ik vroeger zijn Derde Pianoconcert met dat prachtige begin heb gespeeld. Het klinkt als een improvisatie met miljoenen noten en dat ligt me niet zo’ , zei ooit Claudio Arrau, een van de grootste meesterpianisten van de vorige eeuw. Rachmaninoff was dus duidelijk niet ‘zijn kopje thee’. Toch is ‘Rach 3’ al meer dan honderd jaar niet meer weg te denken in concertzalen en verschijnen er nog steeds met grote regelmaat nieuwe opnames van. En dat terwijl er al zoveel legendarische uitvoeringen van bewaard gebleven zijn. Ook bij concoursen, zeker het Koningin Elisabethconcours in Brussel, is het in de finale bijna altijd ‘succes verzekerd’ als dit Pianoconcert op het programma staat. Niet zelden sleept een pianist de eerste prijs binnen met een uitvoering van juist dit stuk. En het moet gezegd worden: hoewel het lang en vermoeiend voor de solist is, biedt het wel alle kansen om te schitteren. Het vraagt technisch zeer veel, maar het biedt ook momenten van lyriek, naast opzwepende climaxen en een bijna orkestraal aandoende cadens in het eerste deel. Daarnaast is het echt een symfonisch concert, waarbij het orkest een belangrijke rol vervult. Dat mag in alle delen onbeschaamd ‘zwelgen’. Als zowel solist, dirigent en orkest binnen de grenzen van goede smaak blijven, levert dat een meeslepende vertolking op. Dat is helaas niet altijd het geval: soms gaan musici over de schreef door onnodig te vertragen of spelen ze deze muziek van Rachmaninoff sentimenteel, terwijl ze juist – zeker in dit Pianoconcert- een hele krachtige uitstraling heeft. In de programmatoelichting werd de populariteit ervan deels toegeschreven aan de film Shine uit 1996, over de Australische pianist David Helfgott, die tijdens het studeren van dit stuk een ernstige mentale inzinking kreeg. Later keerde hij alsnog terug in de concertzalen om het te spelen en op te nemen, maar zijn uitvoering ervan is verre van ‘episch’ en ontstijgt op geen enkele manier de middenmaat. Er zijn in elk geval veel betere opnames van voorhanden.
Soeverein
De Oezbeekse pianist Behzod Abduraimov is van een geheel ander kaliber: tijdens eerdere optredens (waaronder uitvoeringen van ditzelfde Pianoconcert met het Koninklijk Concertgebouworkest onder leiding van Valery Gergiev en een bejubeld recitaldebuut in dezelfde week in 2017) maakte hij al duidelijk dat hij beschikt over een soevereine beheersing. Toen werd al meer dan eens gesignaleerd dat hij ‘alles kan op een piano.’ Dat is zeker waar, maar toch neemt hij onder de huidige pianovirtuozen een bijzondere plaats in. Hij kan wanneer dat nodig is overrompelend uitpakken en een ronduit orkestraal volume aan de piano ontlokken. Het paradoxale is dat hij desondanks meer indruk maakt met fijnzinnig spel, lange lijnen en een eveneens soevereine beheersing van alle dynamische schakeringen. Wat bij anderen kan ontaarden in pompeus vertoon, blijft bij hem muzikaal, zelfs in de meest frenetieke passages verhardt zijn toon niet. Dat is een prestatie van formaat. Bij hem hoor je wat zoveel musici nastreven: hij stelt zich dienstbaar op, is er nooit op uit om te epateren, maar ondertussen is alles er wel en in optima forma.
Imponerend
Dit alles was direct te horen in het eerste deel, Allegro ma non tanto. De opbouw van het Meno mosso (kort voor de cadens) was opwindend en in de grote cadens (de langste van de twee) zocht Abduraimov het niet in het uitersten. Desalniettemin ontwikkelde hij als gezegd een orkestraal timbre en je vraagt je af hoe iemand deze akkoorden in zijn hoofd krijgt om ze daarna met zoveel gemak te spelen. Het was mooi hoe hij hierna in dynamiek terugnam. Zijn inzet van het tweede deel, Intermezzo adagio, was vooral lyrisch en niet op orkaankracht, zoals bij sommige collega’s. Ook hier imponeerde het cantabile van de pianist. Dirigent Antony Hermus liet het orkest hier zwelgen, al klonken de diverse solistische bijdragen van bijvoorbeeld de fluit en de hoorn niet altijd even subtiel. In het derde deel, Finale alla breve, zette Abduraimov vurig in. Hij is iemand die heel goed weet hoe je het vuur moet laten oplaaien. Ook hier versterkte hij het idee dat hij niet primair een pianoleeuw is, maar eerder een roofdier dat af en toe flink uithaalt. Dat is ook nodig, zeker in dit laatste deel moet een pianist zijn klauwen uitslaan. Rachmaninoff zei over pianist Vladimir Horowitz ooit dat deze ‘zijn Derde pianoconcert met huid en haar verslond.’ De laatste minuten waren vooral opwindend doordat de pianist het idee gaf dat hij desgewenst nog meer kon versnellen. Gelukkig lieten hij, orkest en dirigent zich niet verleiden tot vertragingen in de laatste maten, zoals je vooral bij Russische musici nogal eens hoort. Deze zijn niet door de componist voorgeschreven en hij speelde ze dan ook niet in zijn eigen opname. Helaas klonk het orkest juist in dit laatste deel af en toe rommelig en ging het aan het eind niet helemaal gelijk op met de solist. Dat deed echter weinig af aan de overweldigende indruk die het slot ook nu weer maakte. Weinig pianoconcerten eindigen zo ‘effectief’ als dit stuk, of het zou het Eerste pianoconcert van Tchaikovski of het Tweede of Derde pianoconcert van Prokofiev moeten zijn.
Tchaikofsky
Na de pauze mocht het Belgian National Orchestra schitteren in de Vijfde symfonie van Tchaikovski. De inleiding van het eerste deel, Andante, klonk fraai en in het daaropvolgende Allegro con anima leverde het orkest alert spel, geestdriftig aangevoerd door dirigent Hermus. Daarbij klonk het soms wat luid. Interessant genoeg klonk de muziek eerder gracieus, dan ‘vol morren, twijfel, klagen en verwijten’, termen die de componist zelf gebruikte om deze te kenschetsen. Wat daarnaast opviel, was dat hij zichzelf soms herhaalt in ditzelfde deel. De inzet van het Andante cantabile, con alcuna licenza, was mooi donkerbruin van karakter. De solo’s van de hoorn en hobo hadden net als in de begelding bij Rachmaninoff hier en daar subtieler gekund. Heel mooi was ook het slot met de langzaam ‘uitdovende’ klarinet en strijkers. Het derde deel, Valse, allegro moderato, was een rustpunt tussen de delen waarbij de emoties hoog oplaaiden. Het is ook het kortste deel van de vier en werd gracieus gespeeld. Orkest en dirigent trokken in het laatste deel, Finale: andante maestoso-allegro vivace, alle registers open met slagvaardig, maar soms ook wat pompeus spel. Hermus leidde het orkest vaardig naar het triomfantelijke slot.
Willem Boone
Info:
https://www.harrisonparrott.com/artists/behzod-abduraimov
https://www.concertgebouw.nl/vriendenloterij-zomerconcerten