Freischütz in Stuttgart: oude regie herleeft
Gehoord: 22 september 2024, Opernhaus, Staatsoper Stuttgart
Door Peter Schlamilch
Na de oorlog stonden in Stuttgart weinig stenen meer op elkaar: in 1945 was 57,5% van de gebouwen vernietigd en groeide de stad uit tot industriestad met merken als Mercedes en Porche. Het prachtige Staatstheater bleef echter gespaard, en is nu, naar eigen zeggen, het grootste ‘Dreispartentheater’ in Europa, waar dus opera, toneel en ballet vertoond worden.
Stoffelijke resten
Stuttgart is ook de stad waar Carl Maria von Weber, componist van Der Freischütz (1821), een nogal ongelukkige tijd had: hij was er geen musicus maar privésecretaris, en financiële schandalen leidden tot zijn verbanning uit het koninkrijk. Een beetje vergelijkbaar met de levensloop van Richard Wagner, dus, die in Webers werken belangrijke inspiratie vond voor zijn eigen muziekdramatische idealen. Hij zei zelfs dat ‘indien ik Webers muziek niet had gekend, ik waarschijnlijk nooit musicus was geworden’. Het genie uit Leipzig hielp zelfs, uit puur respect, Webers stoffelijke resten overbrengen naar Dresden, waar deze werd herbegraven in 1844.
Duivelse plek in het woud
Weber geldt als de oervader van de Duitse romantische opera, in een tijd waarin de Italiaanse operacomponisten nog oppermachtig waren. Het sprookjesachtige, de verbondenheid met de natuur, de jacht, de overwinning van het ‘goede’, de magie, de schemerige overgangen tussen dag en nacht en het gebruik van Leitmotive: ook Wagner moet hierdoor gegrepen, naast natuurlijk de beroemde Wolfsschluchtszene, ‘waarin Max en zijn duistere jachtgezel Kaspar om middernacht naar een duivelse plek in het woud gaan om de demon Samiel aan te roepen en toverkogels te gieten. Terwijl ze afdalen in de kloof, horen ze een onheilspellend koor van geesten, en tijdens het gieten van de kogels verschijnen helse taferelen. Weber haalde alle muzikale middelen uit de kast om deze griezelscène te verklanken. Daarmee overschreed hij hier en daar de wetten der muzikale schoonheid, tot woede van conservatieve critici’ (Wagnergenootschap).
Cult
In onze moderne oren doet Der Freischütz, die buiten Duitsland nauwelijks meer wordt opgevoerd, nogal kinderlijk aan, maar de voorstelling van regisseur Achim Freyer uit 1980 is in Stuttgart na 44 jaar nog steeds zo geliefd dat zij er nog steeds te zien is. In 1980 was ze echter een regelrecht schandaal: keurige heren schreeuwden door de zaal dat de regie ‘hersen geamputeerd’ was, omdat ze de artificiële, wat karikaturale, niet-realistische stijl van de regisseur niet herkenden, wat logisch is tegen de achtergrond van het traditionele toneelbeeld en dito kleding. Tegenwoordig is de enscenering waarschijnlijk het beste onder cult te scharen, en mij beviel ze best, hoewel de specifieke sfeer van decennia geleden me uiteraard ontging.
Vlot en voortvarend
Wie de grote zaal van dit prachtige, oude theater binnentrad, voelde zich meteen als in een bos, door de aankleding en de vogelgeluiden. Ik vind het altijd een gemiste kans als een operavoorstelling met gesproken woord begint, en ook hier werkte dat vertragend: je zit meteen in een andere sfeer. De ouverture verliep, onder leiding van GMD Cornelius Meister, vlot en voortvarend, en ook het openingskoor klonk met 56 man uitstekend en aanstekelijk. De voortvarendheid stokte enigszins in de ellenlange teksten, die niet altijd soepel verliepen.
Voorbeeldig begeleiden
Jachtopziener Cuno (bas Franz Hawlata) maakte indruk met zijn heerlijke, typisch Duits-boerse bas, geholpen door het prachtige toneelbeeld, de kleurrijke kleding en de mooie belichting, die echter best wat meer standen had mogen gebruiken. Max, de jager die zijn Agathe wil winnen met een voltreffer, en daarvoor toverkogels probeert te bemachtigen, werd uitstekend vertolkt door tenor Kai Kluge, die af en toe misschien iets lyrischer mocht zingen, wat trouwens ook voor veel andere zangers gold: het werd, zangtechnisch, af en toe wel érg Duits. Ook dirigent Meister mocht zo nu en dan wat vlottere tempi nemen en somtijds wat meer muzikale verrassingen inbouwen, hoewel hij zijn Staatsorchester Stuttgart voorbeeldig liet begeleiden: de zangers waren steeds perfect te horen door een dan zacht begeleidend orkest, en waar ze niet zongen ging het orkest ruig tekeer, precies zoals een goede operadirigent dat aangeeft. Vele mooie solo’s in strijkers en blazers sierden de voorstelling, en zelfs met 4 contrabassen in de bak was het orkest, waar nodig, zeer aanwezig.
Ouders met kinderen
Kaspar (David Steffens) zong ook uitstekend, en speelde wat natuurlijker dan de anderen, waarbij vooral de dames zich nogal houterig bewogen in een toch al vrij statische regie, maar misschien hoort dat bij het originele concept van 44 jaar geleden, net als het complete ontbreken van personenregie. (Een collega vertelde me later dat deze regisseur voornamelijk in beelden denkt. Tja…).
Zo moest Agathe (Mandy Fredrich) haar beide aria’s met de rug naar het toneel zingen… misschien een origineel idee, maar wel vervreemdend. Ze zong mooi, maar wat afstandelijk en weinig lyrisch, terwijl haar nichtje Aennchen (de Māori en Pākehā sopraan Natasha Te Rupe Wilson, vrijwel de enige zanger die niet uit de directe omgeving kwam), dat wél deed: heerlijke ronde tonen en met wat meer contact met het publiek, dat door de vele ouders met kinderen duidelijk gewaardeerd werd. Maar ook hier maakte de regie de voorstelling bijna concertant (hoewel we natuurlijk ook blij mogen zijn met een traditionele regie: wat veel hedendaagse regisseurs van Freischütz maken is vaak een gruwel, en soms niet eens geschikt voor kinderen).
Deze opera lééft
Het kinderkoor was heerlijk, en volledig oprecht en authentiek. Het beroemde Jagerskoor werd subliem gezongen door de mannen en kreeg een enorm applaus: deze opera is geliefd in Duitsland!
Johannes Kammler, die met zijn heerlijke, volle bariton Prins Ottokar vertolkte, bracht de meeste ‘zangerigheid’ in de voorstelling, en schudde de zaak scènisch en vocaal lekker op. Wat Wagner, als kind nog, in Der Freischütz zag weet ik niet precies, want de noten zijn over het algemeen heel eenvoudig en, in onze oren, vrij saai, hoewel bepaalde orkestbehandelingen destijds zeker vernieuwend waren. Dat deze opera in Duitsland, en zeker in Stuttgart lééft werd anderzijds ook duidelijk: deze regie wordt gekoesterd als een juweel en dat is prachtig om te zien, en het publiek genoot volop
Peter Schlamilch
Info:
https://www.staatsoper-stuttgart.de/spielplan/a-z/der-freischuetz
* Van huis uit zanger en dirigent, ontwikkelde recensent Peter Schlamilch een grote liefde voor de opera. Tijdens zijn muzikale opleiding assisteerde hij vijf jaar de Italiaanse dirigent Claudio Abbado (1933-2014), waarbij hij o.a. nauw betrokken was bij de uitvoering van de opera Elektra van Richard Strauss in Salzburg. Voor De Nieuwe Muze bezocht Schlamilch deze zomer een aantal belangrijke operafestivals in Europa en schreef daar recensies over. Dit is het zestiende verslag vanuit Stuttgart (Der Freischutz)