Geslaagde Ariadne bij Reisopera mag komischer

Gehoord: 1 februari 2025, Stadsschouwburg, Utrecht

Nog te zien op: 4, 8, 11, 15, 25 en 27 februari, 2 maart 2025.

Door Peter Schlamilch

 

Wat een zegen is het, dat we in Nederland naast de Nationale Opera (DNO) ook nog drie andere plekken hebben waar met veel passie en liefde opera wordt ‘gemaakt’: Opera Zuid, Opera Spanga en de Nederlandse Reisopera, die momenteel een serie van Richard Strauss’ Ariadne auf Naxos op de planken brengt, logenstraffen telkens weer Tacitus’ beroemde uitspraak Frisia non cantat. De geschiedenis van de Reisopera is roerig en fusierijk, maar het gezelschap weet, met ongetwijfeld uiterst beperkte financiële middelen, mooie operatitels voor een breed publiek toegankelijk te maken en te presenteren in zalen waar DNO niet kan komen. Een prachtige traditie die nooit verloren mag gaan.

 

 

Nagalmtijd

Eigenlijk is het niet helemaal eerlijk om een operavoorstelling in de Utrechtse Stadsschouwburg te beoordelen: het in 1937 door architect Willem Dudok ontworpen gebouw op het Lucasbolwerk is karakteristiek en markant (of je nu van zijn stijl houdt of niet), maar de acoustiek in de grote zaal is, ondanks verschillende renovaties ervan, niet ideaal. Waar de nagalmtijd in, bijvoorbeeld, het Amsterdamse Concertgebouw 2,2 seconden is (met publiek), lijkt me in Utrecht, proefondervindelijk, één seconde al een ruime schatting.

 

 

Fragiel weefsel

Bovendien is Strauss’ orkestratie heel specifiek: waar vrijwel geen enkele componist het aantal strijkers exact vastlegt, omdat die vaak ook te maken heeft met de acoustische omstandigheden van een specifieke zaal, schreef de Münchense meester het aantal strijkers heel precies voor. Zes violen, vier altviolen, 4 cello’s en 2 contrabassen, allemaal omstandig gediviseerd, een heel doorzichtig maar ook fragiel weefsel, zeker in combinatie met een bijna Mozart-achtige blazersbezetting, veel slagwerken en toetsen, en héél veel solisten: maar liefst 15 zangers en één spreekrol vechten zich een weg naar het voetlicht.

 

 

Hoogkomische momenten

Toch wist de uiterst ervaren dirigent Jac van Steen (1956), die talloze orkesten in heel Europa dirigeerde, de balans bewonderenswaardig in de hand te houden, enkele zachte passages na de pauze uitgezonderd. Ook voegde hij een extra cello toe om de klank wat ‘smeuïger’ te maken, wat vooral na de pauze, waar Strauss’ muziek wat lyrischer wordt, goed lukte. Ook Van Steens uitstekende tempi vielen in de smaak, hoewel de opera wat moeizaam op gang kwam, maar dat lag vooral aan de regie, die de vele hoogkomische momenten soms te weinig benutte.

 

 

Psychologisch-realistische traditie

Decors, kostuums en belichting waren mooi en sfeervol, en de regie van de Zweedse Sofia Jupither is ook helemaal niet verkeerd: iedereen weet wat hem of haar te doen staat, maar juist datgene wat haar, volgens het programmaboek, zegt te fascineren, namelijk de interactie tussen de personages in een psychologisch-realistische traditie van Strindberg, kwam niet helemaal uit de verf. Het leek of, wellicht ook door tijdgebrek (passend bij de handeling), de personenregie wat was verwaarloosd, want we zagen hele kwartieren waarin de zangers, die op het toneel stonden terwijl ze even niets te doen hadden, zich geen houding wisten te geven, laat staan interacteerden.

 

Hondstrouwe Ariadne

Enerzijds een zegen, trouwens, want hoe vaak worden we niet afgeleid door eindeloos gefröbel op de achtergrond, dat afleidt van de handeling. Maar in deze opera, waarin juist het toneelelement zo overheerst, miste ik wat diepgang in de personages. De strijd tussen hoge en lage kunst, waar deze opera over gaat, en waarin de hondstrouwe Ariadne wordt ‘overspeeld’ door de frivole Zerbinetta, had veel sterker naar voren mogen komen, bijvoorbeeld wanneer Strauss de Componist laat zingen over de ‘heilige kunst der muziek’: ‘Wie heeft je gezegd dat je mij in deze [lage] wereld moest trekken? Laat me bevriezen, verhongeren, verstenen in de mijne!’

 

 

Humoristische uitbarstingen

Ook de, in potentie, dolkomische scènes in de proloog, hadden wat meer slapstick mogen hebben. De uiterst serieuze operazangers op het toneel wordt gevraagd om, wegens tijdgebrek, allerlei delen van de klucht die later op de avond gepland stond, te incorporeren in de dramatische sterfscène van hun voorstelling, zodat de van liefdesverdriet stervende Ariadne bruusk wordt gewekt door Bacchus (de god van de wijn) en zijn kompanen: wel de laatste personen die ze op haar eenzame eiland verwachtte. Wie de tekst leest ziet meer aanknopingspunten voor humoristische uitbarstingen, maar nogmaals: de regie was lang niet slecht en het was natuurlijk al een genot dat elke verwijzing naar woke-gedoe ontbrak.

 

 

Onteerd

Niet dat de voorstelling saai was, integendeel: de cast was grotendeels uitstekend. Martijn Sanders (Muziekleraar) en Kharim Amier (Huismeester) begonnen uitstekend aan hun woordenstrijd, waarbij Sanders’ prachtige bariton de zaal direct welluidend vulde, elk woord volledig verstaanbaar. Ook de Componist (Dorottya Láng) wist vocaal sterk te overtuigen, hoewel zijn (eigenlijk: haar, want het is een Hosenrolle) acteerprestaties wat furieuzer hadden gemogen: hij is immers onthutst door het feit dat zijn prachtige, dramatische opera zal worden onteerd door een komisch naspel.

 

 

Ster van de avond

Zijn duet met Zerbinetta (Juliana Zara) was fenomenaal, niet in de laatste plaats door de heerlijk zingende Californische sopraan Zara: wat een gemak, wat een elegantie, maar ook zeggingskracht en inlevingsvermogen. Haar hondsmoeilijke aria later op de avond klonk ook vlekkeloos en weldadig, waarbij ze in de zeer vele hoge noten en coloraturen steeds warm en indringend bleef, voorwaar geen sinecure in de wat droge acoustiek (gelukkig hielp het uitstekend acoustisch gevormde decor goed mee). Ze was de ster van de avond, een plek die ze echter moest delen met de Nederlandse sopraan Annemarie Kremer, die haar Ariadne doordringend, maar steeds warm en intens zong, waarbij ze, net als Zara, haar personage echt tot leven wist te wekken. Haar duet met Bacchus, aan het eind, was weergaloos.

 

 

Liefdevol tot heroïsch

De drie nimfen deden het uitstekend, en ook hun komische tegenhangers uit de opera buffa deden het prima, net als Manuel Günther als Dansmeester, die met zijn prachtige, slanke tenor elke uithoek van de schouwburg wist te bereiken. Dat laatste gold zeker ook voor die andere ster van de avond, Daniel Frank (Bacchus), de rockzanger die eerst bariton en daarna tenor werd, en bovendien zowel Tamino (Zauberflöte) als Parsifal zingt (het laatste kan ik me nog het beste voorstellen). Zijn krachtige stem draagt niet alleen als een heldentenor, maar doordringt ook, is zuiver en heerlijk van karakter, met kleuren van liefdevol tot heroïsch. Een uitstekende casting.

 

 

Zegen

Het slottafereel, waarin iedereen uiteindelijk gelukkig in de liefde wordt, was traditioneel en onopgesmukt, en juist daarom prachtig en sterk ontroerend. Wat een zegen is het dus dat je zomaar in Utrecht, Enschede of Doetinchem (en nog veel meer) naar de opera kunt, en daar de topwerken uit het repertoire kunt beluisteren, die kundig en liefdevol tot stand worden gebracht, in een tijd waarin veel klassieke cultuuruitingen onder zware druk staan. Chapeau!

 

Peter Schlamilch

Persfoto’s Marco Borggreve

 

 

Info & tickets:

https://reisopera.nl/programma/ariadne-auf-naxos

You May Also Like

De Hangende Tuinen van Babylon

Orkest van de Achttiende Eeuw welluidend en beschaafd

CHANGES – Roctet presenteert nieuwe cd met wereldpremière Theo Loevendie

Een bijzondere avond die niet helemaal op gang wilde komen