Haenchens Vierde Bruckner indrukwekkend bij Nederlands Philharmonisch Orkest

Gehoord: 12 januari 2025, Concertgebouw, Grote zaal, Amsterdam

Door Peter Schlamilch

 

Wie beseft dat Schumanns eerste lyrische noten in zijn Pianoconcert in a (maat 4) voor zijn innig beminde vrouw Clara staan (de C-B-A-A zijn in het Duits C-H-A-A, een verwijzing naar de letters in haar Italiaanse naam CHiArA), begrijpt ook de interpretatie van de Kroatische pianist Dejan Lazić beter: hij speelde Clara’s naam zo teder en intiem dat hij bovendien ook alleszins recht deed aan de opvallende tempoaanduiding, Allegro affettuoso (vrolijk met affectie), de liefdevolle boodschap die Schumann boven de noten schreef.

 

 

Eerste kus

Lazić’ voortreffelijke techniek en prachtige toucher lieten hem nergens in de steek, hoewel Schumanns gekte, die naast diens enorme hartstochten toch ook niet gering was, soms te weinig uit de verf kwam. Het hele deel had wat mij betreft net iets monumentaler en vooral energieker gemogen: het eerste forte-accoord (mét accent in het complete orkest) is toch de oerknal van waaruit het hele concert zou moeten ontstaan, en dat begin was opmerkelijk breed en weldadig, terwijl die eerste maten waarschijnlijk toch de blikseminslag van Schumanns liefde op het eerste gezicht voor Clara symboliseren, of in ieder geval toch hun eerste kus.

 

 

Welluidend en subtiel

Hoe het ook zei, Lazić koos duidelijk voor de poëtische uitleg van Allegro affettuoso, en dat ging uitstekend: de overname van de piano van de uitstekend gespeelde blazersinleiding ging vlekkeloos en sloot nauw aan, waaruit bleek dat de pianist dirigent Haenchen had weten te overtuigen van zijn zoet-romantische interpretatie, die het hele eerste deel de sfeer bleef bepalen. De geweldige, zeer wrange dissonant in maat 14 (de E tegen de F) werd door Lazić vrijwel weggepolijst in zijn dromerige, van veel kleuren voorziene voordracht, die mij soms iets te schwärmerischwerd, maar altijd welluidend en subtiel was, waardoor een prachtige, intieme lezing van de partituur ontstond. Alsof Clara het zélf speelde, wat ze in werkelijkheid ook vaak deed (Schumann zelf had zijn vingers geruïneerd met allerhande zelfbedachte mechaniekjes).

 

 

Ferne Geliebte

Niet dat Lazić geen power in huis heeft, verre van: zijn geweldige linkerhand overstemt heel soms zelfs zijn rechter, waardoor een prachtig-rijke, volle en diepe klank ontstaat, maar dus altijd met dat droombeeld van die ‘ferne Geliebte’voor ogen, hoewel die benaming bij weer een heel andere componist thuishoort (Beethoven). Haenchen dirigeerde helder en dienstbaar, en gaf pianist en orkest alle ruimte voor uitstekend samenspel in een mooie dialoog, daarbij steeds vurig aangevoerd door concertmeester Ionel Manciu.

 

 

Florestan en Eusebius

Het tweede deel was in de piano fijnzinnig en bij vlagen verstild, het NedPho begeleidde genuanceerd en – eveneens – poëtisch. De overgang naar het derde deel verliep soepel en wat volgde klonk energiek en in een prima tempo van Haenchen, waarbij de hemiolen in het tweede thema bedrieglijk-soepel verliepen (hemiolen klinken als een andere maatsoort, terwijl dat niet zo is). De race naar de slotaccoorden, in de laatste 10 bladzijden of zo, was mooi opgebouwd, maar tegelijkertijd wat voorspelbaar: ik had Schumanns gekte hier toch wel wat pregnanter willen horen. Of, om het in diens eigen termen te verwoorden: Florestan (zo noemde Schumann zelf de extroverte, robuuste, gepassioneerde, uitbundige en soms impulsieve kant van zijn karakter) had, zeker in de slotmaten, Eusebius (volgens Schumann zijn doordachte, reflectieve, dromerige, romantische, kwetsbare, liefdevolle en warme kant) wel wat sterker mogen weerstreven.

 

 

Gedreven en gedecideerd

Florestan was gelukkig volop aanwezig in Bruckners Vierde Symfonie, hoewel de schuchtere Oostenrijkse ‘plattelandscomponist’ met dat soort termen weinig ophad: Haenchen liet de beroemde (én gevreesde) hoornsolo niet piano (zacht) maar minimaal mezzoforte inzetten, een stuk sterker dan de weidse zonsopkomst die de componist voor ogen had. Misschien een onbewuste compensatie voor de soms ál te romantische Schumann van voor de pauze? Wie weet. Oh nee, toch niet, want in de reprise, nu samen met de derde hoorn, klonk het niet anders. Die directe, bijna rauwe aanpak werkte in ieder geval prima, en het publiek dat zich opmaakte voor een ‘stevige’ Bruckner werd niet teleurgesteld. Haenchen, toch ook alweer 81, nam duidelijk meer leiding en dirigeerde gedreven en gedecideerd. Het orkest reageerde direct, waardoor een echte Bruckner-klank ontstond, wat die dan ook moge zijn.

 

 

Betekenisvolle pauzen

Een sterk, zuiver, stralend en homogeen koper bracht de kracht die het stuk nodig heeft, hout en strijkers waren zeer op dreef en steeds alert op de prachtige en grote dynamische verschillen die Haenchen aanbracht. Het tweede deel, breed uitgesponnen, ‘zoemde’ heerlijk en was mooi van sfeer en opbouw, en het derde deel klonk als een echte jachtpartij die nergens verveelt, met veel zichtbaar speelplezier in het orkest. Ook hier gaf Haenchen het orkest alle vertrouwen, stuurde steeds maar dwong nooit, op de achtergrond steeds die ijzeren overtuiging van iemand die de partituur, en alle versies en varianten ervan, op zijn duimpje kent en zelf van talloze extra speelaanwijzingen heeft voorzien. Haenchen ontrafelt de structuur van de stukken feilloos en bouwt ze op waar nodig, de vormdelen vaak duidelijk afgebakend door betekenisvolle pauzen en het orkest origineel gepositioneerd, met twee groepen contrabassen van elk 4 spelers aan weerszijden, om zodoende een nog diepere, ademende klank te bereiken. Hij was niet voor niets ooit zanger! Een gedenkwaardige Bruckner van een echte maestro.

Peter Schlamilch

 

 

Info:

https://orkest.nl/nl/home

 

You May Also Like

De Hangende Tuinen van Babylon

Orkest van de Achttiende Eeuw welluidend en beschaafd

CHANGES – Roctet presenteert nieuwe cd met wereldpremière Theo Loevendie

Een bijzondere avond die niet helemaal op gang wilde komen