Indringende Kundry redt ontheiligde Parsifal in Essen

 

Opera: Richard Wagner – Parsifal. Essener Philharmoniker o.l.v. Andrea Sanguineti. Solisten: Robert Watson (Parsifal), Bettina Ranch (Kundry), Sebastian Pilgrim (Gurnemanz), Ralf Lukas (Amfortas), Karel Martin Ludvik (Klingsor), Andrei Nicoara (Titurel) e. a. Regie: Roland Schwab

Gezien: 18 april 2025, Aalto-Theater, Essen, Duitsland. Nog te zien op 18 en 29 mei, 6 juni 2025

Door Peter Schlamilch

 

Vorige week schreef ik al over het bijzondere Duitse operalandschap, waarin elke provinciestad wel zijn eigen theater lijkt te hebben en daar apetrots op is, hoewel de financiële problemen legio zijn. Des te prijzenswaardiger is het dat Aalto-Theater Essen een complete Parsifal op de bühne brengt – hoewel de stad met haar bijna 600.000 inwoners natuurlijk best groot is, ondervindt ze ook veel concurrentie van de naburige theaters in het Ruhrgebied. Veel Nederlanders brengen een bezoek aan operatheaters aldaar, zoals Düsseldorf, Duisburg, Wuppertal, Hagen en dus Essen, vanwege de vaak uitstekende, niet al te modernistische regies, de meestal geweldige vocale en instrumentale prestaties, de mooie sfeer in de stadscentra, het makkelijke parkeren en de zeer lage toegangsprijzen. Maar soms gaat het mis.

 

 

Ruwe en onverzettelijke kanten

Wagners Parsifal te horen op Goede Vrijdag is een droom voor de ware liefhebber (waartoe ik mezelf reken): hij hoort in Wagners meesterwerk veel meer dan de noten en ziet in de handeling een grote eredienst voor het Christendom, en zelfs een voor de gehele mensheid. Wat Bachs Matthaüs-passie voor sommige Nederlanders is, betekent Parsifalvoor sommige Duitsers: Pasen is niet gevierd zonder de hoopgevende boodschap die Wagner het mensdom wilde meegeven en die in Essen met koeienletters op het doek was geprojecteerd, komende uit een brief van Wagner aan zijn geliefde Mathilde: ‘Dit medelijden herken ik in mezelf als sterkste karaktertrek van mijn wezen, en vermoedelijk is het ook de bron van mijn kunst.’ Opmerkelijke woorden van een componist van wie meestal de harde, ruwe en onverzettelijke kanten van zijn karakter worden belicht, maar Wagners medemenselijke levensfilosofie is minstens zo belangrijk om zijn wezen te doorgronden: redding, verlossing en vooral medelijden staan centraal in Parsifal, die door velen als de grootste muzikale schepping uit de westerse beschaving wordt gezien, of misschien nét na de Matthaüs.

 

Moederziel alleen

Medelijden was echter ver te zoeken in de regie van de Frans-Duitse regisseur Roland Schwab, noch met de zangers, noch met het publiek, althans niet in de eerste en derde akte: een (letterlijk) oogverblindende TL-belichting boven een lelijk, rioolbuisachtig geraamte vulde het podium, waarop ook nog eens een laag water stond waar de zangers en koorleden constant moedeloos doorheen moesten klotsen. Dat gebeurde ook op momenten waar Wagner een veelzeggende pauze laat vallen of een serene stilte gebruikt om het gewicht van zijn boodschap te onderstrepen: bepaald geen momenten waarop je gespetter wilt zien of horen. In dergelijk mysterie lijkt regisseur Schwab dan ook helemaal geen interesse te hebben: in plaats van de hoop op een geredde en geheelde wereld bleef Parsifal, vijf uur later, moederziel alleen achter op het podium, verlaten en waarschijnlijk verraden door juist díegenen die hij had willen redden.

.

 

Doorweekte zangers

Zeker een originele invalshoek, maar niet een die ook maar enig recht doet aan Wagners diepste filosofische en muzikale overtuigingen, en zeker geen waar ikzelf op Goede Vrijdag op zat te wachten. Ook kostuums en belichting beurden door hun eindeloze grauwtinten niet op, en de scène met het ziekenhuisbed waarin de gewonde graalshoeder Amfortas werd opgereden was ronduit afzichtelijk, slechts in wansmaak overtroffen doordat hij, even later, met bed en al werd opgetakeld om ‘gekruisigd’ te worden als de God Wiens heilige bloed hij via allerlei nogal amateuristische tuinslangen en infusen aan zijn volgelingen verdeelde – het moment dat ik mijn programmaboekje even voor de ogen hield om me af te schermen bij zoveel plaatsvervangende schaamte.

Ook de mannen van het koor, met 28 zangers veel te klein bezet, kwamen strompelend op, ieder ondersteund door een onesthetisch looprek, en natuurlijk immer klotsend door het laag water die ongetwijfeld iets diepzinnigs moest voorstellen, maar vooral storend en later irriterend werkte: een leuk idee, maar je moet zoiets je zangers eigenlijk niet willen aandoen. In de tweede akte moesten ze zich zelfs geheel in het water wentelen, wat een uiterst oncomfortabele indruk maakte, al die doorweekte zangers. Natuurlijk deden ze braaf mee, want veel ruimte voor protest is er in het huidige operabedrijf niet weggelegd voor de solisten, maar allemaal van harte zag het er niet uit.

 

 

Magische Wagner-wereld

Muzikaal dobberde de eerste akte ook nogal: het Vorspiel was niet helemaal zuiver (later werd dat beter en hoorden we veel mooie blazerssoli) en werd vooral zó langzaam gedirigeerd door Generalmusikdirektor Andrea Sanguineti, dat de enorme spanning die Wagner zijn vele dissonante harmonieën en voorhoudingen meegeeft bijna helemaal wegvloeide: Sanguineti koos voor een milde, bijna kamermuzikale aanpak die op zich best boeiend is, maar totaal niet past bij dit monumentale kunstwerk, dat volgens Wagner de Dom van Siena moet weerspiegelen.

Bovendien moet uit die enorme, haast elektrische lading het hele, vijf uur durende vervolg ontstaan, en dat gebeurde niet: door Sanguineti’s bijna slome aanpak hapten de zangers in de dialogen die erop volgden geregeld naar extra adem om hun gigantische lappen tekst aan elkaar te breien, en voelden hun vele schitterende maar ellenlange monologen soms zó onsamenhangend aan dat elke logica eruit wegvloeide.

 

Klanktovenaar uit Leipzig

Ook in de uiterst ondramatisch klinkende Verwandlungsmusik, waarschijnlijk de beste minuten ooit gecomponeerd, bleef Sanguineti schijnbaar stoïcijns en onbewogen en volhardde in zijn koele Wagnerinterpretatie – waarschijnlijk precies zijn bedoeling, maar teleurstellend voor diegenen die de unieke kleuren van de klanktovenaar uit Leipzig tot in hun poriën wilden voelen.

Dat de regisseur het bovendien ook nog nodig vond het publiek dat kleine kwartiertje Vorspiel ook nog te ‘verlevendigen’ met wat belegen natuurbeelden hielp ook niet echt mee: wat is het toch, dat sommige regisseurs niet begrijpen dat een voorspel een noodzakelijke overgang is van de alledaagse werkelijkheid naar de magische operawereld? Goedbedoelde tip: Laat ons toch even genieten van de pure klanken die de componist ons geschonken heeft, en bedek niet alles met beelden – die zien we de hele dag al om ons heen.

 

 

Naïef-jeugdige klank

Vooral bas Sebastian Pilgrim (Gurnemanz) had zoveel last van de algehele traagheid, dat zijn enorme hoeveelheid noten maar matig uit de verf kwam, en hoezeer hij zich ook inspande: hij had geen schijn van kans tegen het compleet stilvallende tempo, waardoor eigenlijk de gehele eerste akte elke vorm van dramatiek ontbeerde. Zelfs Parsifals opkomst, die in zijn jacht op de onschuldige zwaan toch spectaculair zou kunnen zijn, was bedaagd en voorspelbaar: niet alleen was deze onzichtbaar voor toeschouwers aan de zijkant van de zaal (een basisfout in het regisseursvak), ook werd ze gehinderd door het constante gesop door het water, maar vooral door de totale onzichtbaarheid van het koor, dat door Wagner toch is voorzien van enkele hoogdramatische uitroepen van afschuw bij het zien van de zojuist gedode zwaan. Regisseur Schwab had, ongetwijfeld geïnspireerd door diepe dramaturgische inzichten, de koorzangers achter het toneel geplaatst, met als gevolg dat ze ook nog slecht hoorbaar waren, niet zo handig in het operabedrijf. De Amerikaanse tenor Robert Watson deed wat hij kon, maar is – vanwege zijn wat heftig-baritonale Cavalleria- of zelfs Otello-achtige stemgeluid – niet erg geschikt voor de rol van Parsifal, die toch eerder een stralend, wat naïef-jeugdige klank behoeft. Hij kwam ook zeker niet altijd boven het orkest uit, dat bij vlagen ook best wat subtieler had mogen begeleiden. De Tweede Graalsridder, de Kasachstaanse bas-bariton Baurzhan Anderzhanov, zong zó overtuigend dat ik hem al meteen in de rol van Gurnemanz wenste.

 

Ontroerende autoriteit

Bariton Ralf Lukas (Amfortas) zong mooi – je kunt horen dat hij ooit bij de legendarische liedzanger Dietrich Fischer-Dieskau studeerde. Gelegen in zijn ziekenhuisbed had hij natuurlijk weinig mogelijkheden om de gewonde, autoritatieve koning zo sfeervol neer te zetten als hij waarschijnlijk wilde, en ook bij de graalsonthulling, aan het eind van de eerste en derde akte, was zijn stem nét te slank om Amfortas de gravitas te geven die hij nodig had om ons van zijn grote leed en schuld te overtuigen.

Titurel, gezongen door de Roemeense bas Andrei Nicoara, zong fenomenaal: hij zong de piepkleine, maar oh zo belangrijke a capellarol zuiver, verstaanbaar en vooral prachtig zwaar, zaalvullend en vol ontroerende autoriteit, wat nog niet zo makkelijk was op een toneel zonder acoustische achterwand. Ik zou hem graag in grotere rollen horen.

 

 

Etherisch-geurende verleidingssfeer

Ook Kundry (Bettina Ranch) maakte veel indruk, en deed ons, met haar prachtige, voluptueus-sensuele maar krachtige en expressieve geluid, en door haar enorme podiumprésence en acteerprestaties, sterk naar de tweede akte verlangen, die gelukkig een compleet andere wereld opriep. Niet alleen verschenen er vele schitterende kleuren op het toneel, ook dirigent Sanguineti leek opeens een compleet andere Wagneropvatting te hebben. Natuurlijk nodigt de partituur ertoe uit, maar zonder enig spoor van de traagheid uit de eerste akte dirigeerde hij nu robuust de zieke, sadistisch-masochistische verhouding van Kundry met Klingsor, die satanisch, sterk en zeer goed gezongen en geacteerd werd door de Canadese bas-bariton Karel Martin Ludvik, die daarmee een vrijwel perfecte rol neerzette. De bloemenmeisjes waren, alweer een kolossale regiefout, op een enkeling na vrijwel onzichtbaar achter het toneel opgesteld, waardoor ze uiteraard ook slecht hoorbaar waren, ook omdat Sanguineti ze op orkaankracht begeleidde. De zes bloemensolisten deden het prima, maar moesten door het orkestgeweld hun zachte, genuanceerde cantilenen veel te sterk aanzetten om hoorbaar te blijven, waardoor de etherisch-geurende verleidingssfeer grotendeels afwezig was. Het uitlachende gejoel van de meisjes had de regisseur geschrapt – te ‘ouderwets’ waarschijnlijk, hoewel Wagner het toch zelf had voorgeschreven.

 

Goed noch kwaad

De vele televisieschermen, waarop allerlei ogen en andere lichaamsdelen te zien waren (zelfs embryo’s!), hielpen de romantisch bedoelde sfeer ook niet veel verder, maar gelukkig was daar dus de Duitse mezzo Bettina Ranch, die als een door de hemel gezonden godin de avond van de ondergang redde: met haar heerlijke, voluptueuze stemgeluid wist ze Parsifal, nog altijd rondspokend als een verdwaalde padvinder, te verleiden en in te pakken, en met hem het complete Essener publiek. De slotbijval na de akte was voor Ranch kolossaal, en volkomen terecht: ze zingt weelderig waar het kan, messcherp waar het moet, heeft een fabelachtige techniek en is een meeslepende actrice, zowel in verleidingsscènes als in haar woedeaanvallen. Hoe ze ‘Da traf mich sein Blick’ zong, was weergaloos: je voelde de blik van de gekruisigde niet alleen op haar, maar op de gehele mensheid vallen… een huivering ging door de zaal. Alleen Parsifal klotste rustig verder door het water – de regisseur was de diepe betekenis van het moment ontgaan.

 

 

Reine dwaas

De personenregie van Parsifal was sowieso onnavolgbaar: hij blijft, ondanks Kundry’s kus die hem tot diep wereldinzicht zou moeten leiden, de onbeholpen padvinder die hij was toen hij opkwam en ook toen al merkwaardig reageerde: in plaats van onbevreesd en vooral onbevangen te zijn, reageerde hij boos tot woedend op de Graalsridders, die hem toch weinig kwaad doen en uiteindelijk liefdevol vergeven. Ook tijdens het eind van de eerste akte ligt hij te kronkelen van pijn en leed bij het aanschouwen van het lijden van Amfortas – vreemd, want Wagner beschrijft toch duidelijk een reine dwaas, die, in de eerste akte, goed noch kwaad kan onderscheiden, en het medelijden nog niet kent. De regisseur wilde duidelijk een ander verhaal vertellen, maar daar laat Parsifal zich nooit overtuigend voor misbruiken.

 

Ontheiligde Parsifal

De derde akte was een muzikale en scènische herhaling van de eerste: grauw en grijs, kleding als hobbezakken, en ook de trage tempi kwamen weer terug, waardoor het geheel een anticlimactische indruk maakte, zeker toen de Graalsridders het lijk van hun geliefde Titurel lieten vallen, dat, toen ze het opraapten, toch maar een pop van een paar kilo bleek te zijn – kleine details die alles ongeloofwaardig maken. Gurnemanz was hier beter op dreef, hoewel hij, tot ons afgrijzen, bijna zijn complete, aartsmoeilijke slotaria achter alweer een scherm moest zingen, waarop, alweer, allerlei afleidende en onbegrijpelijke beelden waren geprojecteerd, waardoor ons, aan de zijkant, het zicht op de zanger compleet werd ontnomen.

 

 

De majestueuze klokken, die volgens Wagner dieper dan de laagste tonen van de ‘Pummerin’ van de Stephansdom moesten klinken, werden gespeeld op een Gralsglockenklavier, een kopie van het instrument uit Wagners Bayreuth die speciaal voor Essen werd gebouwd. Een prachtig idee natuurlijk, maar het klonk zó ielig dat de magie van het enorme klokgelui dat de componist voor ogen had, volledig verloren ging (er zijn tegenwoordig prachtige gesynthetiseerde klokgeluiden beschikbaar die Wagners ideaal perfect benaderen).

Het slotkoor klonk helaas weer van achter het toneel (en niet vanuit de zaal) en de allesbevrijdende Graalsonthulling… vond niet plaats, waarop de oudjes (inclusief hun rollators) verontwaardigd het toneel verlaten, Parsifal vertwijfeld achterlatend en het publiek evenzo. Wat hadden we de afgelopen uren nu gezien? Een ontheiligde Parsifal, niet verlossend maar beklemmend. Verward liepen we de Paasnacht in.

Peter Schlamilch

Foto’s: Matthias Jung

 

Info:

https://www.theater-essen.de/programm/a-z/parsifal/

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

credits:

Parsifal
Bühnenweihfestspiel in drei Aufzügen von Richard Wagner
Dichtung vom Komponisten
Musikalische Leitung: Andrea Sanguineti
Inszenierung: Roland Schwab
Bühne: Piero Vinciguerra
Kostüme: Gabriele Rupprecht
Video: Ruth Stofer
Choreinstudierung: Klaas-Jan de Groot
Kinderchoreinstudierung: Patrick Jaskolka
Leitung der Bühnenmusik: Christopher Bruckman
Leitung der Bühnenmusik: Juriko Akimoto
Dramaturgie: Patricia Knebel
Auf dem Bild
Vorne: Robert Watson (Parsifal), hinten: Bettina Ranch (Kundry), Sebastian Pilgrim (Gurnemanz)
Foto: Matthias Jung
Die Veröffentlichung ist nur dann honorarfrei, wenn die Bilder im Zusammenhang mit einer Berichterstattung über das Schauspiel Essen bzw. die Theater und Philharmonie Essen GmbH verwendet werden.

 

 

You May Also Like

Dierlijke dans- Into the Hairy met NDT en Sharon Eyal Dance

Pianist David Fray verlicht de Jurriaanse Zaal van De Doelen met stralende Mozart

Marina Mahler reikt Mahler Award uit aan Britse dirigent John Warner

Pure spanning: pakkende Beethoven en Schubert met Janine Jansen, Järvi en de Kammerphilharmonie Bremen