Stralende Ariadne auf Naxos bij Theater Trier

Opera: Richard Strauss – Ariadne auf Naxos. Orkest: Philharmonisches Orchester der Stadt Trier o.l.v. Jochem Hochstenbach. Solisten: Yuriy Hadzetskyy (Muziekleraar), Janja Vuletic (Componist), Gustavo Eda (Tenor/Bacchus), Yibao Chen (Ariadne), Annija Adamsone (Zerbinetta) e.a. Regie: Jean-Claude Berutti. Gezien: 12 april 2025 (première), Theater Trier, Duitsland. Nog te zien:  19 april, 4, 13 en 24 mei 2025 aldaar.

Door Peter Schlamilch

 

Wat is het Duitse operalandschap toch bijzonder: elke provinciestad lijkt wel zijn eigen theater te hebben en is daar apetrots op, en terecht: er wordt naast opera meestal ook ballet en toneel opgevoerd, net als in het schitterende Trier, samen met Worms de oudste stad van Duitsland en het oudste bisdom ten noorden van de Alpen. Trier kent een bewogen geschiedenis, die volgens de lokale bevolking zo’n vijfduizend jaar teruggaat, en de Romeinen, die de stad rond het begin van de jaartelling stichtten, gaven het de bijnaam Roma Secunda, het tweede Rome. Heropgebouwd na de verwoestingen in de Tweede Wereldoorlog telt het talloze historische en culturele monumenten en een bezoek aan deze machtige stad is dan ook zeer aan te bevelen, zeker voor de operaliefhebber, die er dus een volwaardig operatheater vindt.

 

 

Kunstminnende Oberbürgermeister

Dat zeg ik zeker niet denigrerend, want het is een prachtig wonder dat een stad met slechts 112.000 inwoners een theater onderhoudt, want de problemen zijn gigantisch: sinds de val van de muur is zeer veel geld naar de nieuwe Bundesländer gevloeid en is de cultuursector onder enorme druk komen te staan, hetgeen versterkt werd door de immense immigratiestromen vanaf 2015. Theaters hebben grote achterstand in onderhoud en dat zorgt aan de ene kant voor scepsis onder de bevolking, terwijl men tegelijk duidelijk merkt hoe diep de orkest- en operacultuur geworteld zijn, en hoezeer men trots is op ‘hun theater’, net zoals voetballiefhebbers op ‘hun club’. Jongere generaties veranderen, en de interesse neemt langzaam af. In Trier probeert de kunstminnende Oberbürgermeister Wolfram Leibe de hoognodige renovatie met hart en ziel voor elkaar te krijgen, en het enthousiasme van zowel de medewerkers als het publiek is er niet minder om.

 

 

Kunst verdedigen

Ik schets deze omstandigheden om aan te geven tegen welke achtergronden het Theater Trier het heeft ‘aangedurfd’ om Richard Strauss’ lang niet zo eenvoudige Ariadne auf Naxos op de planken te brengen, een operavoorstelling in een operavoorstelling, waarin de ‘hoge kunst’ door cultuurbarbaren wordt vermengd met wat eenvoudige volksmuziek teneinde het geheel ‘wat meer vaart’ te geven, zoals ze dat noemen. Het is eigenlijk dezelfde strijd die de cultuur ook in de echte wereld doormaakt, en de Nederlandse Generalmusikdirektor Jochem Hochstenbach, die de voorstelling dirigeerde, reageerde op de vraag waarom hij juist deze, voor veel mensen best lastige opera, toch programmeerde: ‘Het hoort bij onze culturele opdracht, als gesubsidieerde instelling en een meesterwerk als Ariadne past daar goed in. Het verhaal laat zien dat kunstenaars, onder alle omstandigheden wíllen optreden en hun kunst willen verdedigen, ook al stellen opdrachtgevers soms absurde of onmogelijke eisen. Het is daarmee een heel actueel stuk.’

 

 

Lyrische interpretatie

En daarmee zijn we tot de essentie gekomen, want alle wereldse, politieke en economische problemen werden stralend weggespeeld en -gezongen door de tomeloze passie en inzet van zangers, orkest en dirigent. Het begon al met de uitstekende en vlotte tempi (zonder gehaast te worden) van Hochstenbach in de eerste akte (het Vorspiel), waardoor de samenhang van de vele dialogen sterk tot zijn recht kwam – in te langzame tempi worden het soms losse flodders. Hochstenbach kent de partituur zó goed dat hij zijn musici vaak met geloken ogen leidt, zonder ook maar ooit het contact te verliezen: in de spaarzame momenten dat er iets fout dreigt te gaan is hij er als de kippen bij om met kleine maar effectieve gebaren de zaak te herstellen, en waar mogelijk brengt hij lange lijnen aan in een bijzonder goede dramatische opbouw, die in dit werk voorwaar niet makkelijk te creëren is. Maar het lukt hem en zijn orkest voortreffelijk, een orkest dat Strauss’ lastige noten overigens bijzonder goed speelt – hier zijn duidelijk zeer ervaren en betrokken musici aan het werk, die de kamermuzikale partituur met zijn vele intensieve solo’s niet alleen technisch uitstekend beheersen, maar ook de lyrische interpretatie van hun chef vloeiend volgen en bij vlagen zelfs versterken: mooi om te horen.

 

 

Kunstbarbaren

Een lyrische interpretatie inderdaad, want Hochstenbachs gebaren zijn niet alleen uiterst helder, maar altijd zangerig-ondersteunend, hij is voortdurend betrokken bij de muziek en reageert er ook op: hier wordt veel meer dan ‘de maat geslagen’, zoals je helaas zo vaak ziet, nee, hier laten de musici de muziek echt ontstaan, opbloeien en stralen. Er ontwikkelen zich prachtige klanken, puntige ritmen en veel voluptueuze lijnen in de orkestbak: een waar genot om zoveel nuancen uit een orkest van maar 31 man te horen opstijgen – ze doen je de zeker niet ideale acoustiek al heel snel vergeten.

Deze muziekvreugde slaat direct over naar het toneel, waar de zangers niet alleen expressief en inlevend zingen, maar ook technisch vaak behoorlijk volmaakt, een knappe prestatie als men beseft dat de hondsmoeilijke rollen allemaal ‘uit eigen huis’ zijn bezet: meestal huurt een klein operahuis een aantal gastzangers in. Zo niet in Trier, hetgeen bewijst dat GMD Hochstenbach zijn ensemble zorgvuldig en efficiënt heeft samengesteld de laatste jaren – hij is daar sinds 2018 chef-dirigent.

 

 

Rasacteurs

De – gelukkig – klassieke regie van Jean-Claude Berutti is traditioneel en effectief, en past uitermate goed bij de handeling en bij het theaterpubliek: een moderne regie zou het Trierer publiek maar onnodig wegjagen. De kleine faux pas om de kunstbarbaren als nazi’s te portretteren vergeven we al snel, hoewel zoveel regie-opdringerigheid eigenlijk niet gewenst is. Fijn is wel dat Berutti het doek pas na het voorspel, dat toch al zo kort is, laat opgaan, zodat het publiek even kan genieten van de heerlijke orkestklanken en zich kan instellen op dat wat komen gaat – de meeste regisseurs kunnen met hun vingers zelfs niet van de inleiding afblijven, en plamuren ze vol met allerlei diepzinnig bedoelde maar meestal compleet overbodige theatrale handelingen, wat meestal tot teleurstelling bij het publiek leidt. Ook de personenregie is uitstekend, geholpen door het feit dat de zangers bijna allemaal ook rasacteurs zijn. Kostuums en belichting zijn allemaal mooi en effectief, en dat de handeling naar de jaren ’40 is verplaatst valt gelukkig eigenlijk niemand op.

 

 

Schijnbaar moeiteloos

De Oekraïense bariton Yuriy Hadzetskyy zingt, met prachtig stemgeluid, sonoor en zaalvullend, en de Kroatische mezzo Janja Vuletic zette een werkelijk heerlijke ‘Komponist’ neer: krachtig en volumineus, mooi van klank en prachtig acterend in deze enorme rol.

De Letse coloratuursopraan Annija Adamsone begon wat aarzelend, wat heel begrijpelijk is in deze loodzware rol – maar ze draaide al snel warm en ontpopte zich tot een welhaast ideale en zeldzame Zerbinetta. Ze acteerde pittig en karaktervol, en leek, net als haar collega’s, echt te begrijpen waar haar rol over ging – ook de verdrietige schaduwkanten van haar personage maakte ze voelbaar, terwijl haar vele, vele coloraturen (tot de hoge E, dus nog boven de hoge C) schijnbaar moeiteloos door de zaal sprankelden.

 

 

Iets moois meegeven

De eerste akte vloog voorbij (ik heb in andere voorstellingen wel eens op mijn horloge zitten kijken) en het publiek was in de pauze uitermate enthousiast, misschien ook geholpen door de heerlijk zonnige theatertuin waar de sfeer gemoedelijk en vreedzaam-vriendelijk was: weinig snobisme en veel kameraadschap in deze kleine, oeroude stad, waarvan het theater overigens ook al meer dan tweehonderd jaar bestaat.

De tweede akte, eigenlijk de ‘Opera’ geheten, werd ingeleid door een beeldschoon gespeelde Ouverture, waarin het orkest weer op de toppen van zijn kunnen speelde, alweer heel vloeiend, expressief en lyrisch gedirigeerd: men wíl in Trier het publiek kennelijk echt iets moois meegeven – van routine is nergens sprake.

 

 

Betrokken operasfeer

Het trio der Nimfen klonk meer dan uitstekend (en dan te bedenken dat ze uit het koor bezet zijn), en Ariadne’s eerste serieuze aria’s, gezongen door de Chinese sopraan Yibao Chen, waren vrijwel perfect en gaaf, prachtig van intensiteit en gloedvol van toon. Genieten geblazen, deze Ariadne te horen zingen, en de leuke regie, met steeds onderbrekende komedianten, droeg weer bij aan de ongedwongen maar zeer betrokken operasfeer, die ook bleek toen Zerbinetta, vlak daarna, al tijdens haar grote scène – overigens volledig verstaanbaar gezongen – werd onderbroken door bewonderend applaus, dat na haar aria groots losbarstte.

Hochstenbach bouwde de Elektra-achtige slotpassages weer grandioos op en liet het orkest voluit spelen, waarbij een Strauss-klank ontstond om je vingers bij af te likken. Trier is niet te onderschatten, en zijn theater ook niet, en nog minder diens musici: klein maar fijn, deze parel in het Duitse operalandschap, en een ‘omweg meer dan waard’!

Peter Schlamilch

 

 

Info:

https://theater-trier.de/auffuhrung/ariadne-auf-naxos/

 

 

You May Also Like

Dierlijke dans- Into the Hairy met NDT en Sharon Eyal Dance

Pianist David Fray verlicht de Jurriaanse Zaal van De Doelen met stralende Mozart

Marina Mahler reikt Mahler Award uit aan Britse dirigent John Warner

Pure spanning: pakkende Beethoven en Schubert met Janine Jansen, Järvi en de Kammerphilharmonie Bremen