KCOV Amsterdam in schitterend programma in Concertgebouw
Gehoord: 16 november 2024, Grote Zaal Concertgebouw, Amsterdam
Door Peter Schlamilch
Wat is het toch heerlijk dat die prachtige koortraditie van amateurkoren in Nederland nog bestaat en floreert, hoewel veel koren het zwaar hebben in een cultuur die steeds meer de nadruk lijkt te leggen op digitale belevenissen in plaats van fysieke. Zelf ben ik, als 16-jarige, begonnen in het Toonkunstkoor Amsterdam (onder Jan Eelkema), en herinner me de heerlijke opwinding die het zingen van grote koorwerken veroorzaakte nog goed. Hele generaties groeien momenteel op zonder livemuziek en instrumentbespeling: een enorme achterstand in het leven.
Onderschat meesterwerkje
En wát een mooi programma had Koninklijke Christelijke Oratorium Vereniging (KCOV) Amsterdam samengesteld: een eerbetoon aan Gabriel Fauré en Giacomo Puccini, die allebei deze novembermaand, maar dan in 1924, zijn overleden en beiden prachtige koormuziek hebben geschreven die bovendien zeer zingbaar is voor een amateurkoor. Fauré’s Cantique de Jean Racine, waarmee het concert werd geopend, is dan ook overbekend, maar volledig terecht: het is mijns inziens een wat onderschat meesterwerkje waarin de stemvoering, de tekstbehandeling en de melodische en harmonische schoonheid volledig samenvallen, zeker in het uitstekende tempo van koordirigent Frank Hameleers.
Vertwijfeld volk in nood
De Cantique wordt namelijk heel vaak tergend langzaam uitgevoerd, waarschijnlijk omdat veel dirigenten zo diep onder de indruk raken van Racine’s verpletterende tekst dat ze dat met een traagheid willen uitdrukken die in dit geval misplaatst is: hier roept een vertwijfeld volk in nood om hulp en genade van de allerhoogste, en dat gaat niet met traag gemompel, maar met vurige smeekbeden (eenzelfde lot treft overigens vaak Mendelssohns Hör mein Bitten).
Hameleers houdt de vaart er prima in, en hoewel de zachte passages uitstekend in orde waren, miste ik soms de grote, wanhopige crescendi, zoals bij de schildering van de hel die vlucht bij het horen van de goddelijke stem. Ook aan de volstrekt magische tussendominant, één maat na ‘et de tes dons’ werd naar mijn smaak iets te makkelijk voorbijgegaan.
Jongenssopraan
Ook in Faure’s Requiem koos Hameleers voor de milde, troostrijke aanpak, daarbij soms vergetend dat juist ook door hun contrasten, grimmigheid en wanhoop, de zaak pas écht reliëf krijgt. Het koor volgde de dirigent voorbeeldig, het zong, ook in de hoogte, meestal heel zuiver en gelijk, hoewel met een wat bredere inademing en ademsteun de koorklank wat rijker en voller zou kunnen zijn.
Hoogtepunt was zonder twijfel de 13-jarige jongenssopraan Roek Burgerhout, lid van Nieuw Vocaal Amsterdam, het prachtige kinderkoor dat steevast, waar nodig, in de operavoorstellingen van DNO optreedt. Roeks stem is helder, engelachtig en prachtig fragiel voor de rol, maar hij vult toch elke hoek van de Grote Zaal. Hij was wel wat zenuwachtig, zei hij me na afloop, maar daar was tijdens de uitvoering niets van te merken: hij zong de lastige partij stabiel en overtuigend, en kreeg een ovationeel applaus van het publiek. Zijn jongenssopraan zal hij ongetwijfeld een keer verliezen, maar zijn muzikaliteit niet: hij volgde de dirigent niet alleen op de voet, maar ademde ook dusdanig ‘muzikaal’ in, dat hij het publiek een echt verhaal vertelde. Chapeau!
Enorme spanning
Na de pauze werden we verrast met het mooie Requiem van Puccini, geschreven in 1905 bij het 4-jarig overlijden van Giuseppe Verdi, door Puccini zeer bewonderd, hoewel zijn stijl natuurlijk geheel anders was. De stijgende, unisono diatonische toonladder van tonica naar kwint wordt afgemaakt door een chromatische, terug naar de tonica erboven: een eerbetoon aan Verdi. Dat is voor een amateurkoor nog niet zo makkelijk, maar het lukte uitstekend: een enorme spanning werd opgebouwd, ondanks het feit dat Puccini bewust geen crescendo voorschreef, wat veel andere componisten waarschijnlijk wél hadden gedaan. KCOV hield zich er voorbeeldig aan, en kwam spatgelijk op de slotnoot aan, terwijl organist Jeroen Koopman (het orkest speelde even niet mee, deze vier minuten) de lastige harmonieën er sonoor, ronkend en toch niet overheersend onder zette. Zijn slotaccoord, helemaal solo de grondtoon bereikend nadat het koor, vlak daarvoor op een zgn. ‘halfslot’ was geëindigd (erg vernieuwend van Puccini, overigens) was voorbeeldig, net als zijn rol gedurende de hele avond, trouwens.
Expressie en tekstbegrip
Afgesloten werd met Puccini’s jeugdwerk Messa di Gloria, waarin tenor Eric Reddet en bariton Martijn Sanders beiden de hoofdrol namen, ook omdat het koor, hoewel het nog steeds prachtig zuiver zong, soms wat tekortkwam aan expressie en tekstbegrip. De koorklank is mooi maar heeft weinig verschillende kleuren, en echte knallende hoogtepunten, die Puccini toch zeker soms vraagt (Gloria; Et resurrexit), bleven uit: de ‘milde’ aanpak van Hameleers bleef ongewijzigd. Het verstilde einde, waarin de hartslag tot stilstand komt, maakte echter wél enorme indruk: Ist dies etwa der Tod?
Eric Reddit
Glans
Het Promenadeorkest, waarschijnlijk vanwege de kosten wat onderbezet, begeleidde doorgaans uitstekend en loyaal aan de dirigent, en de spaarzame piepkleine foutjes vielen weinigen op. Eric Reddet straalde met zijn heldere en krachtige tenor van Italianità, net als Martijn Sanders, die na een uitstekend Fauré-requiem met zijn warme bariton een andere, heerlijk-Italiaanse toon aansloeg, waarmee Puccini toch de glans kreeg die hij verdiende. Ontroerend was het eerbetoon aan Verdi, Va pensiero, door de hele zaal staande meegezongen: een prachtige geste van dirigent Hameleers, die zo het indrukwekkende eerbetoon van KCOV aan deze oervader van de Italiaanse romantische opera waardig afsloot. Hulde!
Peter Schlamilch
Info: